Een jaar geleden was ik een paar dagen in India. In Delhi en Agra, om precies te zijn. Het was erg mistig en 12 graden, de koudste januaridagen sinds mensenheugenis aldaar. De Indiërs droegen vele lagen kleding, mutsen, sjalen en leden verschrikkelijk onder de kou. In de straten van Delhi, waar arme sloebers langs de kant van de weg onder tentzijl sliepen bij zelfgestookte vuurtjes, waren zelfs mensen overleden door de koude, meldde The Times of India. Let wel: we hebben het hier over +12 graden Celsius. Ook kou is relatief; het is maar wat je gewend bent.
Ik moest vandaag weer aan India denken, toen ik door de mist schaatste op de Beulakerwijde, die ik in eerste instantie niet eens als meer herkende. Het was erg mistig, net als toen, in India. Het beeld van dat land dat ik sinds vorig jaar in mijn hoofd meedraag, klopt van geen kant, zo ervoer ik weer eens. Niet alleen veel te beperkt, maar ook domweg veel te mistig en veel te koud. Maar daarnaast dacht ik, zoals wel vaker deze weken op het ijs: wat zouden de mensen in Agra en Delhi denken van al die Nederlanders die massaal het ijs op gaan om uren lang te schaatsen in de kou en de mist?
Vanuit hun perspectief bezien, zijn wij waarschijnlijk volslagen idioten. Gezegende, buitengewoon verwende dwazen, die de tijd, de middelen en de energie hebben om de kou te trotseren en die niet dag in dag uit hoeven te ploeteren om te overleven. De uitdagingen die normale mensen, zoals zij, dagelijks moeten aangaan om hun kinderen en zichzelf van voedsel en een leefbaar leven te voorzien, zoeken wij in verspillende schaats- of fietstochtjes zonder enige urgentie. En dat blazen we dan ook nog bij voorkeur op tot mythische prestaties, terwijl het niks meer is dan aangenaam vermaak dat hooguit leidt tot stramme spieren en een algeheel gevoel van rozigheid.
Maar afgezien daarvan: het was weer prachtig vandaag!
(Naast tweeëneenhalf rondje Dwarsgracht Natuur Tocht, ben ik ook de weg nog even overgestoken naar de Belterwijde voor de Belterwiedetocht. Ruim tachtig kilometer geschaatst vandaag, waarvan de laatste vijftien kilometer met enorme last van mijn rug. Het betere lijden, zeg maar. Gelukkig is de Noorder Rondritten nog ver weg...)
30 december 2010
29 december 2010
24 december 2010
21 december 2010
Blokzijler Merentocht
"Mooi ijs?"
"Prachtig! Strak zwart. En bijna geen wind."
"Maar je moet wel oppassen voor de scheuren."
"Nou! D'r zitten beste scheuren in!"
"Ik heb steeds vlak voor me gekeken, want er gingen er flink onderuit, vooral bij de stempelposten."
"Oh?"
"Komen ze daar aanzeilen, zien ze de scheuren niet. Een oude man voor me moest naar de ehbo."
"Ernstig?"
"Neuh. Hij kon weer verder."
"Hoeveel kilometer is het rondje nou?"
"Twintig, zeggen ze."
"Maar het is precies hetzelfde rondje als in februari! En toen was het vijftien."
"Ik weet het niet. Ik heb niet op tijd gereden."
"Ik doe driekwartier over een rondje. En ik schaats meestal 23, 24 per uur."
"Dan is het dus 18 kilometer, ongeveer."
"Ik ben al oud en rij mijn eigen tempo. Als je aanhaakt bij een te snel groepje, rij je je over de kop."
"Sprinten kan niet, maar voor honderd kilometer draai ik mijn hand niet om."
"Ja, ik ben ook een diesel."
"Wat een plaatje, niet?"
"Prachtig mooi! Maar het is wel koud."
"Ja, als het niet koud is dan heb je geen ijs."
"En er staat bijna geen wind."
"Nu maar wachten op de Tocht, hè?"
"Het mag wel weer een keer."
"Ik heb hem tien keer gereden, van mij hoeft het niet."
"Eerst maar eens de Noorderrondritten. Ik heb een startbewijs voor de 150."
"Dat is me te ver, vanuit Noord-Holland."
"Is dit niet ver dan?"
"Uurtje, over de dijk."
"Ben je niet eens komen schaatsen dan?"
"Morgen zijn er vier toertochten!"
"Waar dan?"
"Weet ik niet. Ik kreeg net een sms'je."
"Ik hoop bij Belt-Schutsloot."
"Nou, misschien zie ik je daar weer."
20 december 2010
De stilte van de winter
Ik zat langs de kant van een bospad op de sneeuwhopen die in de dagen ervoor waren opgeworpen. Op de oude sporen was alweer 20 centimeter verse sneeuw gevallen. Mijn voetstappen waren de eerste in dit bos aan de andere kant van het skigebied van Altastenberg, in het Sauerland. Om me heen stonden overal dennenstammen met sneeuw aan hun bast gehecht aan de kant van waar de wind kwam. Het was windstil. En het was geluidstil. De vogels hadden het bos verlaten. Een keer hoorde ik in de verte was het gekras van een kraai, maar verder niks. Het was zo stil dat ik het bloed in mijn oren hoorde stromen. Door de witte lucht boven de bomen was ook lichtstil: behalve de dennenbast was alles wit. De stilte, de witte wereld en de stammen - het was een wonderlijke, bijna bovennatuurlijke ervaring. Alsof deze wereld niet echt was en tegelijk echter dan echt. De stilte van de winter is een trip.
15 december 2010
Verblind door het licht
Drontermeer, vanmiddag rond een uur of twee, tussen Noordeinde en Elburg. Ja, het kon nog, al waren er maar vijf mensen op het ijs. Twee van hen hadden gisteren ook geschaatst. "Twee nachten -5 en je kunt hier het ijs op", zei de een. "Gisteren zag ik hier een zeearend", zei de ander. En voort ging het weer, richting Elburg. Het was de vierde schaatsdag, en ik werd verblind door het licht.
08 december 2010
De lokroep van het ijs
Eigenlijk moest ik vandaag Erasmus' Lof der Zotheid uitlezen. Waarom doet hier even niet terzake, maar het kwam er niet van: de lokroep van het ijs was te groot. Wat wel weer toepasselijk was, want ook die valt natuurlijk onder de dwaasheden waar Erasmus begin zestiende eeuw de loftrompet over stak. Ik vermoedde dat er nog wel geschaatst kon worden op het Drontermeer, maar eenmaal in Noordeinde aangekomen was er niemand te zien. Als een volleerde zot ging ik toch het ijs op en het was fantastisch! De sneeuw was weg en het ijs was veel beter dan vorige week. Stroken spiegelglad, hard zwart ijs, afgewisseld met richels sneeuwijs, ribbelijs en opgevroren, kristallijne bovenlaagjes (zie foto). Onderweg kwam ik drie mensen tegen: een man, die later een natte enkel haalde door tussen het riet door het ijs te zakken, en twee vrouwen van een jaar of viijftig die doodgemoedereerd helemaal richting Kampen waren geweest. 'Daar moet je over ijsschotsen, dus het is niet helemaal vertrouwd', vertelden ze, alvorens keuvelend terug naar Elburg te schaatsen. Daar, op een ijsbaantje, waren meer mensen aan het schaatsen op een schitterende, zwarte vlakte. Toen ik terug ging naar Noordeinde kwam ik de man weer tegen die door het ijs was gezakt. Rustig draaide hij zijn rondjes, alsof hij geen natte voet en natte jas had. Bij mijn opstapplaats was ik nog steeds de enige. Dankbaar prees ik de Zotheid die me naar het ijs had gedreven.
(PS De zwaan was verdwenen. Die is dus bij iemand in de pan beland.)
(PS De zwaan was verdwenen. Die is dus bij iemand in de pan beland.)
03 december 2010
Gefrituurd wellicht?
Gefrituurde zwanenpoot, zou dat lekker zijn? Of gebakken zwanenvleugels uit de oven? Zwanenleverpaté? Zwanensoep met veren? Zwanenfilet? Gevulde zwanennek? Lauwwarme zwanenborst met een gefruit uitje en vers geplukt eekhoorntjesbrood? Uitgebakken zwanentong? Een zacht gegaard zwanenhart met reepjes zwanenlever?
Zwanenleed
Even verderop is een wak waar veren uitsteken. Daar vroor ze vast. Een sleepspoor slingert zich een paar meter over het ijs van het Drontermeer, ergens tussen Noordeinde en Elburg. Aan het eind ervan ligt de moegestreden zwaan. Haar nek heeft ze sierlijk neergevlijd op de zachte sneeuw. De vleugels geknakt, het leven gebroken. Hoe smaakt zwaan eigenlijk?
Ja, er kan weer geschaatst worden!
Ja, er kan weer geschaatst worden!
01 december 2010
Op zoek naar ijs
Waar is het misgegaan? Want ergens klopt er iets natuurlijk heel erg niet: bij een gevoelstemperatuur van -23,4 graden Celsius op zoek gaan naar een stukje ijs om te schaatsen. Die is krankzinnig geworden, hoorde ik de vlieg denken, die de schuur in vluchtte toen ik mijn mountainbike van de haak tilde. Over mijn schaatspak had ik mijn winterwielerbroek aangetrokken en over mijn winterwielerjack mijn ski-jas; over mijn fietshandschoenen droeg ik leren handschoenen en met twee mutsen op mijn hoofd was ik er klaar voor (alleen had ik natuurlijk ook nog extra zomerschoenhoezen onder mijn winterhoezen moeten doen). Maar goed, koud kreeg ik het toch met windkracht zes tegen. Op naar natuurgebied Tichelgaten, tussen Herxen en Windesheim, want daar, zo tipte mede-schaatsgek X., zou wel eens geschaatst kunnen worden. Het Drontermeer, waar maandag - voor de sneeuw - al iemand schaatsend was gesignaleerd, was de moeite niet waard, sms'te hij.
Onderweg kwamen de vragen. Waar komt dat belachelijke verlangen om met dit weer te gaan schaatsen vandaan? Waarom dertig kilometer kou lijden om heel misschien een paar honderd meter op twee ijzers je leven te kunnen wagen op volstrekt onbetrouwbaar ijs? Welke oerdrift doet zich hier gelden, diep verborgen onder en ernstig geperverteerd door onze culturele beschavingslaagjes? Wat is de 'biologische waarde' van dit geploeter over beijsde wegen? (Ik lees momenteel de nieuwe Damasio, vandaar). Ik vermoed dat het met het jachtinstinct te maken heeft. En een terugverlangen naar de echte natuurbeleving, die sinds de opkomst van de landbouw langzaam maar zeker verloren is gegaan. Hoe dan ook, eenmaal aangekomen bij Tichelgaten bleek het water natuurlijk nog maar deels dicht te liggen en begon het met sneeuw bedekte ijs na enkele voorzichtige stappen dermate fragiel te kraken, dat ik snel weer de kant op vluchtte. "Ik hol je d'r niet uut", zei een lokale passant, die me vanuit een auto hoofschuddend gadesloeg. "Veels te kold."
Eenmaal tot bezinning gekomen, fietste ik door de kou terug naar huis. Ik hield me warm met het vooruitzicht lekker op de bank verder te kunnen lezen in Het zelf wordt zich bewust van Antonio Damasio, over de evolutie van het bewustzijn. Misschien dat hij kan verklaren waarom ik dit soort belachelijke tochtjes onderneem.
Onderweg kwamen de vragen. Waar komt dat belachelijke verlangen om met dit weer te gaan schaatsen vandaan? Waarom dertig kilometer kou lijden om heel misschien een paar honderd meter op twee ijzers je leven te kunnen wagen op volstrekt onbetrouwbaar ijs? Welke oerdrift doet zich hier gelden, diep verborgen onder en ernstig geperverteerd door onze culturele beschavingslaagjes? Wat is de 'biologische waarde' van dit geploeter over beijsde wegen? (Ik lees momenteel de nieuwe Damasio, vandaar). Ik vermoed dat het met het jachtinstinct te maken heeft. En een terugverlangen naar de echte natuurbeleving, die sinds de opkomst van de landbouw langzaam maar zeker verloren is gegaan. Hoe dan ook, eenmaal aangekomen bij Tichelgaten bleek het water natuurlijk nog maar deels dicht te liggen en begon het met sneeuw bedekte ijs na enkele voorzichtige stappen dermate fragiel te kraken, dat ik snel weer de kant op vluchtte. "Ik hol je d'r niet uut", zei een lokale passant, die me vanuit een auto hoofschuddend gadesloeg. "Veels te kold."
Eenmaal tot bezinning gekomen, fietste ik door de kou terug naar huis. Ik hield me warm met het vooruitzicht lekker op de bank verder te kunnen lezen in Het zelf wordt zich bewust van Antonio Damasio, over de evolutie van het bewustzijn. Misschien dat hij kan verklaren waarom ik dit soort belachelijke tochtjes onderneem.
28 november 2010
Vrieskou
Ja, het was koud vandaag. Maar het was ook een van de mooiste dagen van het jaar. Het scherpe licht, de berijpte velden, de zondagse rust, de kale bomen, de hard bevroren landwegen, de witgemutste paddestoelen, het krakende herfstblad in het Beerzer bos, de ijskristallen op de dennenaalden aan de schaduwkant van de Lemelerberg, het verlaten bos van Vilsteren waar net als in al die andere bossen onbegrijpelijkerwijs geen fietser te bekennen was. En niet te vergeten de biologische kippensoep in de onvolprezen herberg De Klomp waar de voeten weer konden ontdooien, de boerin die op een van de dwaalwegen van Hessum haar eigen adem bewonderde, het late eekhoorntjesbrood van Mataram, ruw in de groei gestuit door de novembervorst en grof geplukt door de passerende fietser, de vriendelijke, praatgrage boswachter in De Horte, waar ik altijd weer verdwaal en altijd weer op dezelfde doodlopende weg, voor hetzelfde hek tot stilstand kom. En de koperen ploert die slechts zelden echt zo'n koperen ploert is als hij vandaag koperen ploertig aan de hemel stond, zonder noemenswaardige warmte af te geven, daarboven in het heiige blauw, de ploert. Maar die dit alles dus wel mogelijk maakt. Dank.
24 november 2010
Het God Instinct
Gisteravond woonde ik in Groningen een lezing bij van evolutionair psycholoog Jesse Bering. Het zou gaan over 'The Belief Instinct', maar dat bleek al snel 'The God Instinct' te zijn, zoals de titel van Berings eerste, net verschenen boek luidt. Beetje slordig van Studium Generale, een overigens niet genoeg te prijzen instituut. Of lag het aan Bering? God, geloof, religie - voor de Amerikaan is het een pot nat, zo bleek al snel. Allemaal nonsens en uitvindingen van de menselijke geest, die nu eenmaal erg vatbaar is voor illusies.
Zijn lezing kwam ongeveer hier op neer: doordat wij over 'theory of mind' beschikken (oftewel: bewust cognitief kunnen handelen) kennen wij niet alleen andere mensen een 'theory of mind' toe, maar ook dieren, paddestoelen en niet-levende objecten. En zien we in allerlei natuurverschijnselen symbolen en vormen. Als we niet oppassen kennen we ze nog 'psychological states' toe ook. Daarom denken u en ik dat de wolk op de foto hierboven net een vogel is en die paddestoel hieronder iets anders.
Het 'teleo-functional reasoning' (doel-functioneel denken) dat hier een voortvloeisel van is, is in de loop van de evolutie een zeer succesvolle aanpassing geweest. Iets te succesvol zelfs want het heeft ons met zinloze, grote vragen opgezadeld waar geen antwoord op bestaat, zoals 'Waartoe zijn wij op aarde?' en 'Wat gebeurt er met me na de dood?' (merkwaardig genoeg vond Bering ook de vraag 'Wat moet ik nu doen?' een grote). Enfin, Berings betoog kwam erop neer dat we doelen zoeken die er niet zijn en achteraf (volgens de doel-logica) zin toekennen aan willekeurige gebeurtenissen. En gelukkig, "atheïstst too suffer the illusion of a purposeful life", zei Bering. Het doelgerichte denken zit nu eenmaal evolutionair diep in ons ingebakken.
Het 'teleo-functional reasoning' (doel-functioneel denken) dat hier een voortvloeisel van is, is in de loop van de evolutie een zeer succesvolle aanpassing geweest. Iets te succesvol zelfs want het heeft ons met zinloze, grote vragen opgezadeld waar geen antwoord op bestaat, zoals 'Waartoe zijn wij op aarde?' en 'Wat gebeurt er met me na de dood?' (merkwaardig genoeg vond Bering ook de vraag 'Wat moet ik nu doen?' een grote). Enfin, Berings betoog kwam erop neer dat we doelen zoeken die er niet zijn en achteraf (volgens de doel-logica) zin toekennen aan willekeurige gebeurtenissen. En gelukkig, "atheïstst too suffer the illusion of a purposeful life", zei Bering. Het doelgerichte denken zit nu eenmaal evolutionair diep in ons ingebakken.
Bering lardeerde zijn betoog met veel onderzoeksresultaten en aardige voorbeelden. Autisten en andere sociaal-cognitief ongezonde mensen, zo is bijvoorbeeld gebleken, hebben veel minder last van het illusoire doeldenken. Het is een functie die het groepsverband dient en daaruit is voortgekomen. Wat heeft dit alles met God en/of religie te maken? Welnu, Bering heeft een nogal beperkt godsbeeld dat neerkomt op de persoonlijke God met grijze baard, die vanuit de hemel alles bestiert. Die God (of Allah) bepaalt onze levensloop en onze levensdoelen, geeft zin aan ons bestaan en stuurt af en toe een tsunami op ons af om ons een lesje te leren (teleo-functional reasoning in action). Toegegeven, dat is een nogal overheersend godsbeeld, vandaag de dag, maar het is natuurlijk niet het hele verhaal.
Toen een meisje na afloop Bering bedankte voor zijn lezing en zei dat ze nu gelukkig niet meer bang was dat er later bij de hemelpoort een God over haar daden zou oordelen, meende ik toch een kleine tegenwerping te moeten maken. Helaas ben ik verbaal niet zo sterk in het Engels, dus mijn vraag - 'denkt u niet dat godsbesef en de behoefte aan religie ook te maken zou kunnen hebben met de beperktheid van de cognitieve vermogens van de mens?' - kwam niet geheel binnen bij Bering.
Ik denk dat Bering op het goede spoor zit met zijn evolutionaire verklaring van het teleo-functionele denken, maar volgens mij gooit hij iets te veel weg door God en religieuze gevoelens alleen als uitvloeisels daarvan te zien. Misschien komt de religieuze gevoeligheid van mensen daarnaast ook wel voort uit het (al dan niet onbewuste) besef dat we iets kwijt zijn geraakt, toen we op een gegeven moment symbolen gingen gebruiken. Of uit het (al dan niet onbewuste) besef dat we als mensen maar heel beperkt zijn in ons waarnemingsvermogen en talloos veel zaken ons ontgaan en altijd zullen blijven ontgaan omdat onze zintuigen nu eenmaal op de behoeften van onze soort zijn toegesneden.
Daarnaast trapt Bering, net als heel veel andere wetenschappers, in de val van het superrationalisme: 'als iets niet rationeel te verklaren is', denken de superrationelen, 'is het een illusie'. Dat is een merkwaardige geestesgesteldheid die ook nog eens anti-evolutionair is. Rationeel denken is een heel recente cognitieve strategie, zoals bijvoorbeeld Merlin Donald (een andere cognitieve psycholoog) in zijn prachtboek A Mind So Rare betoogt. Voor ons menszijn zijn oudere cognitieve strategieën, vooral de pre-talige, veel belangrijker. Rationeel denken is een heel recent neveneffect van de 'enculturation' (wie geeft me een goed Nederlands woord?), die twee miljoen jaar geleden begon bij Homo erectus. Een neveneffect dat voor de mens waanzinnig succesvol is gebleken, maar toch: een neveneffect.
Oftewel: dat iets rationeel onzinnig of illusoir is, wil nog niet zeggen dat het ook echt onzinnig of illusoir is.
16 november 2010
Mexicaanse griep
Zoals bekend ben ik geen columnist meer bij het Dagblad van het Noorden. 't Is niet anders. En natuurlijk is het uitermate kinderachtig om je gelijk te halen, zeker voor iemand die altijd beweert dat alle uitspraken over de toekomst onzin zijn. Maar toch: vorig jaar, op 18 augustus, schreef ik deze column, getiteld 'Mexicaanse griep':
Het is zo langzamerhand wel te hopen dat die Mexicaanse griep ook daadwerkelijk flink gaat toeslaan. Zo niet, dan krijgen we volgend jaar ongetwijfeld ook nog een parlementair onderzoek naar de honderden miljoenen die in de farmaceutische industrie zijn gepompt onder het mom van voorzorgsmaatregelen. Ik word zo langzamerhand een beetje moe van die griep (nee, geen zorgen: nog geen koorts of spierpijn). Vooralsnog is het niet meer dan een zomerhype. Maar wat niet is kan nog komen, natuurlijk. Dat is doorgaans het probleem met de toekomst; die laat zich nu eenmaal niet voorspellen. Dat blijkt niet alleen uit de steeds veranderende inschattingen rond de risico’s van de Mexicaanse griep. De wekelijks wisselende voorspellingen over wat de economische crisis ons brengen moge, vormen momenteel de meest lichtende voorbeelden van de onzinnigheid van het koffiedik kijken.
Verbazingwekkend genoeg blijven we al die profetieën steeds maar weer uiterst serieus nemen, ook al blijken een week later de feiten toch weer net even anders te liggen. Volgens mij komt dat omdat we tegenwoordig, in onze hoogontwikkelde westerse wereld, niet meer willen accepteren dat we niet overal grip op hebben. Terwijl we in vroeger tijden ons lot in handen legden van de voorzienigheid – al dan niet met een hoofdletter – is nu de maakbaarheidsgedachte de dominante levenshouding. We denken alles te kunnen rationaliseren, oplossen en voorspellen, of het nu om de griep, de economie of het klimaat gaat. Ook al blijkt dat keer op keer een illusie en stuiten we steeds weer op onze beperktheid.
Misschien was het idee van de V/voorzienigheid toch zo gek nog niet. Het is in elk geval een stuk goedkoper en bespaart ons een hoop onzin.
Kijk naar Nieuwsuur van vanavond en trek uw conclusies. Wijze woorden, al zeg ik het zelf (wie zegt het anders).
Als troost een foto van een apparaat waarvan ik wel met zekerheid (nou ja, kernrampen e.d. voorbehouden) kan voorspellen dat hij er volgend jaar ook weer is. En die dan samen met vele soortgenoten in mijn koekenpan zal belanden: het onvolprezen eekhoorntjesbrood, de lekkerste paddestoel op aarde!
Het is zo langzamerhand wel te hopen dat die Mexicaanse griep ook daadwerkelijk flink gaat toeslaan. Zo niet, dan krijgen we volgend jaar ongetwijfeld ook nog een parlementair onderzoek naar de honderden miljoenen die in de farmaceutische industrie zijn gepompt onder het mom van voorzorgsmaatregelen. Ik word zo langzamerhand een beetje moe van die griep (nee, geen zorgen: nog geen koorts of spierpijn). Vooralsnog is het niet meer dan een zomerhype. Maar wat niet is kan nog komen, natuurlijk. Dat is doorgaans het probleem met de toekomst; die laat zich nu eenmaal niet voorspellen. Dat blijkt niet alleen uit de steeds veranderende inschattingen rond de risico’s van de Mexicaanse griep. De wekelijks wisselende voorspellingen over wat de economische crisis ons brengen moge, vormen momenteel de meest lichtende voorbeelden van de onzinnigheid van het koffiedik kijken.
Verbazingwekkend genoeg blijven we al die profetieën steeds maar weer uiterst serieus nemen, ook al blijken een week later de feiten toch weer net even anders te liggen. Volgens mij komt dat omdat we tegenwoordig, in onze hoogontwikkelde westerse wereld, niet meer willen accepteren dat we niet overal grip op hebben. Terwijl we in vroeger tijden ons lot in handen legden van de voorzienigheid – al dan niet met een hoofdletter – is nu de maakbaarheidsgedachte de dominante levenshouding. We denken alles te kunnen rationaliseren, oplossen en voorspellen, of het nu om de griep, de economie of het klimaat gaat. Ook al blijkt dat keer op keer een illusie en stuiten we steeds weer op onze beperktheid.
Misschien was het idee van de V/voorzienigheid toch zo gek nog niet. Het is in elk geval een stuk goedkoper en bespaart ons een hoop onzin.
Kijk naar Nieuwsuur van vanavond en trek uw conclusies. Wijze woorden, al zeg ik het zelf (wie zegt het anders).
Als troost een foto van een apparaat waarvan ik wel met zekerheid (nou ja, kernrampen e.d. voorbehouden) kan voorspellen dat hij er volgend jaar ook weer is. En die dan samen met vele soortgenoten in mijn koekenpan zal belanden: het onvolprezen eekhoorntjesbrood, de lekkerste paddestoel op aarde!
10 november 2010
03 november 2010
Tot de hemel in je hoofd zit
Opeens waren ze daar. Ik was de woorden al een tijdje stil aan het zingen, voordat ik het me bewust werd. "Wachten tot de hemel in je hoofd zit." Ik fietste tussen Emmen en Herfte en zocht tevergeefs de berm af naar eekhoorntjesbrood. Het is weer voorbij, die mooie paddestoelentijd. En weer hoorde ik mezelf stil zingen: "Wachten tot de hemel in je hoofd zit." Was ik gepasseerd door een auto die de radio aan had staan? Wanneer waren ze gekomen? 'Mooie tekst', dacht ik nog en ik keek naar boven waar de zon amechtige pogingen deed door cirrus-altostratuscombinatie heen te stralen. 'Die zit er alvast in mijn kop.' Het geheugen doet rare dingen. "De hemel in je hoofd", is een zinsnede uit een liedje van Stef Bos. Maar dat liedje ken ik dus niet. Ik hou ook helemaal niet van Stef Bos. Bovendien is "wachten tot de hemel in je hoofd zit" nog wel iets anders. 'Wachten op genade', dat betekent het, dacht ik toen ik herkauwend op die vreemde zin Zwolle naderde. Niet actief streven naar genade, maar rustig wachten tot het er is. Of zoiets. Maar waar komen die woorden vandaan?
27 oktober 2010
Bittere pied-de-mouton
Ruim twee ons schapenvoetjes had ik gevonden. Mountainbiken is tegenwoordig verworden tot paddestoelen zoeken. Nog geen veertig kilometer gefietst in vier uur. 't Is niet anders. Ook een half pond grote sponszwam gescoord, die helemaal niet zo zeldzaam is als in de gidsen staat. Plus nog wat boleten. Dat zou smullen worden. Was het idee. Maar helaas. De pied-de-mouton was te oud en dus scherpbitter. En twee boleten waren wormstekig. Bleef de sponszwam over. In principe de lekkerste. Schiet bij de bereiding de peperbus uit. Zit je dan met brandende lippen. Gelukkig is er bokbier.
23 oktober 2010
Veluwe Classic
09 oktober 2010
Biefstuk met Grote sponszwam
Toen ik vanmiddag twee brokken Grote sponszwam in de achterzak van mijn fietsjasje had gedaan dacht ik: Wat zijn we eigenlijk ver afgedwaald van onze evolutionaire wortels. Waar is de jager/verzamelaar in ons gebleven? Het is nog maar 10.000 jaar geleden dat we overstapten op de landbouw en in die relatief korte periode is ongelooflijk veel kennis verloren gegaan. Wie weet nu nog welke paddestoelen eetbaar zijn en welke niet? Heel weinig mensen, werd me vanmiddag duidelijk. Want de Grote sponszwam, waar ik een paar stukken vanaf scheurde, stond gewoon langs de weg in Hattem. We betalen zonder problemen twintig euro voor bijzondere paddestoelen bij de delicatessenzaak, terwijl er momenteel in de Veluwse bossen voor tienduizenden euro's aan eetbare paddestoelen dreigen weg te rotten. Wat een waanzin! En voor bramen en andere vruchten des lands geldt hetzelfde: slechts een enkeling plukt ze, alle anderen betalen er geld voor in de supermarkt.
Ik ben zelf net zo'n idioot trouwens: wel een beetje die paddestoelen fotograferen, maar ze plukken ho maar. We zijn doodsbang dat we exemplaren oogsten van die paar giftige soorten. Nou kun je je met de Grote sponszwam moeilijk vergissen, dus die gok durfde ik wel aan. En toch dacht ik in de bioscoop bij Io sono l'amore (gaat die vooral zien als u een dutje wilt doen: de slechtste Italiaanse speelfilm ooit gemaakt; ondraaglijk saai vanaf de eerste beelden van een besneeuwd Milaan, de meest melodramatische seksscène ooit (filmisch 'gehijg' à la Lodewijk van Deyssel); pathetische filmmuziek van John Adams en een verhaal van niks): 'Wat voel ik daar in mijn maag? Was ie toch giftig?' Nee dus, hij was geweldig lekker! Ik had ongeveer 50 gram geplukt en bakte dat vanavond in roomboter samen met een enkel uitje en een biologische biefstuk. Pasta erbij, Parmezaanse kaas erover en smullen maar.
(De paddestoel op de onderste foto is een Porseleinzwam. Die is ook eetbaar. Dat kleine paddestoeltje rechtsboven, daar ben ik nog niet uit.)
Ik ben zelf net zo'n idioot trouwens: wel een beetje die paddestoelen fotograferen, maar ze plukken ho maar. We zijn doodsbang dat we exemplaren oogsten van die paar giftige soorten. Nou kun je je met de Grote sponszwam moeilijk vergissen, dus die gok durfde ik wel aan. En toch dacht ik in de bioscoop bij Io sono l'amore (gaat die vooral zien als u een dutje wilt doen: de slechtste Italiaanse speelfilm ooit gemaakt; ondraaglijk saai vanaf de eerste beelden van een besneeuwd Milaan, de meest melodramatische seksscène ooit (filmisch 'gehijg' à la Lodewijk van Deyssel); pathetische filmmuziek van John Adams en een verhaal van niks): 'Wat voel ik daar in mijn maag? Was ie toch giftig?' Nee dus, hij was geweldig lekker! Ik had ongeveer 50 gram geplukt en bakte dat vanavond in roomboter samen met een enkel uitje en een biologische biefstuk. Pasta erbij, Parmezaanse kaas erover en smullen maar.
(De paddestoel op de onderste foto is een Porseleinzwam. Die is ook eetbaar. Dat kleine paddestoeltje rechtsboven, daar ben ik nog niet uit.)
08 oktober 2010
De mooiste van alle
Waarom zoeken we altijd naar nieuwe wegen? Wat is er mis met de bekende? Dat vroeg ik me af toen ik vanmorgen tussen Kalle en Tinholt fietste, in die Heimat. Ik denk niet dat ik er ooit nog eens zal komen. Niet omdat het zo lelijk was, maar omdat de lucht grijswit was en ik me had verheugd op zon, zoals de weermannen hadden beloofd. De zon kwam niet, mijn stemming daalde en ik dacht: Wat doe ik hier, zo ver van huis? Alsof je als fietser, hoe fanatiek ook, ooit meer dan een minieme fractie van alle wegen op aarde kunt befietsen. Alsof er niet miljarden mensen zijn die nooit ook maar een paadje dat ik ooit befietst heb of nog zal befietsen, zullen begaan. Kun je dan nog van 'ontdekken' spreken? Wat stelt het allemaal voor? Heeft het wel wat te betekenen, dat zoeken naar niets? Waar doe je het voor? Waarom niet gewoon de bekende weg begaan?
Nou was Tinholt wel een speciaal doel vandaag. De arme vrouw van mijn hardloper heette Tinholt en haar familie moet dus uit deze streek zijn gekomen. Mits er niet nog een Tinholt is, wat zeker niet is uit te sluiten. Ik kwam vandaag namelijk ook door een ander Wilsum en zag op mijn kaart zelfs een Overijssels Oldambt. Tinholt bestond uit drie huizen, naast een bloeiend koolzaadveld (tenminste, ik denk dat het koolzaad was; het kan ook mosterd zijn geweest). Niet echt iets om voor naar Duitsland te fietsen dus. En in de witgrijze mist kon de rest van het landschap ook niet bijzonder bekoren, uitgezonderd de prachtige Wilsumer Berge en de glooiende omgeving van Itterbeck.
Maar goed, ik had me verheugd op Duitse bossen vol paddestoelen die zich koesterden in de zon met om het uur een aanlokkelijk terrasje waar ik Kaffee mit Kuchen kon drinken. Nou, ook geen terras gezien vandaag in Duitsland. Twee verlepte cafetaria kwam ik tegen op de verlaten wegen tussen Laar, Echteler, Schotheck, Haftenkamp, Egge en Striepe. Er woonden wel degelijk mensen, te zien aan de huizen die er stonden, maar ze lieten zich niet zien. En koffie maken voor zwerver doen ze dus ook niet.
Nog iets dat tegenviel: bijna geen paddestoelen gezien in Duitsland. Die vertoonden zich pas weer toen ik op bekende wegen was aangekomen. In het Rechterense veld fleurde mijn humeur weer op en kwam het toch nog allemaal goed. Op acht kilometer van huis, vlak naast het fietspad dat ik al honderden keren heb befietst, zag ik opeens de mooiste van alle: Grote oranje bekerzwammen. Ik had ze nog nooit gezien, maar ze schijnen algemeen voor te komen. Intens oranje, dat kon ik wel gebruiken op een dag als vandaag. Later, bij Mataram, zag ik ook die paarse knopjes weer (zie paar postjes hieronder). Ze hadden zich open geplooid en inderdaad: het zijn Amathistzwammen. Mooi.
Nou was Tinholt wel een speciaal doel vandaag. De arme vrouw van mijn hardloper heette Tinholt en haar familie moet dus uit deze streek zijn gekomen. Mits er niet nog een Tinholt is, wat zeker niet is uit te sluiten. Ik kwam vandaag namelijk ook door een ander Wilsum en zag op mijn kaart zelfs een Overijssels Oldambt. Tinholt bestond uit drie huizen, naast een bloeiend koolzaadveld (tenminste, ik denk dat het koolzaad was; het kan ook mosterd zijn geweest). Niet echt iets om voor naar Duitsland te fietsen dus. En in de witgrijze mist kon de rest van het landschap ook niet bijzonder bekoren, uitgezonderd de prachtige Wilsumer Berge en de glooiende omgeving van Itterbeck.
Maar goed, ik had me verheugd op Duitse bossen vol paddestoelen die zich koesterden in de zon met om het uur een aanlokkelijk terrasje waar ik Kaffee mit Kuchen kon drinken. Nou, ook geen terras gezien vandaag in Duitsland. Twee verlepte cafetaria kwam ik tegen op de verlaten wegen tussen Laar, Echteler, Schotheck, Haftenkamp, Egge en Striepe. Er woonden wel degelijk mensen, te zien aan de huizen die er stonden, maar ze lieten zich niet zien. En koffie maken voor zwerver doen ze dus ook niet.
Nog iets dat tegenviel: bijna geen paddestoelen gezien in Duitsland. Die vertoonden zich pas weer toen ik op bekende wegen was aangekomen. In het Rechterense veld fleurde mijn humeur weer op en kwam het toch nog allemaal goed. Op acht kilometer van huis, vlak naast het fietspad dat ik al honderden keren heb befietst, zag ik opeens de mooiste van alle: Grote oranje bekerzwammen. Ik had ze nog nooit gezien, maar ze schijnen algemeen voor te komen. Intens oranje, dat kon ik wel gebruiken op een dag als vandaag. Later, bij Mataram, zag ik ook die paarse knopjes weer (zie paar postjes hieronder). Ze hadden zich open geplooid en inderdaad: het zijn Amathistzwammen. Mooi.
05 oktober 2010
'Zeer smakelijk'
Helaas, dat wist ik dus niet. "Eetbaar en zeer smakelijk", zegt mijn paddestoelengids over deze Grote Sponszwam. En hij is ook nog eens zeldzaam! En een zo'n beest weegt maar liefst 1 tot 9 kilo en levert dus voor enkele dagen eiwitrijk voer op. Ik kwam hem vanmiddag tegen tijdens het mountainbiken op de Veluwe, maar ik weet helaas niet meer precies waar. Flip Hul, Petrea of het Zwolsche Bos - Joost mag het weten...
01 oktober 2010
Solitaire paddestoelen
Ik heb het hier al eens eerder geconstateerd: mountainbiken is eigenlijk veel leuker dan wielrennen. Vanmiddag ontdekte ik weer allerlei onbetreden paden vlakbij Zwolle. Even voorbij Wythmen verliet ik de geasfalteerde wegen en sloeg linksaf een graspad op, dat volgens mijn kaart een officiële weg moest zijn. Daar zijn nog niet veel fietsers achtergekomen, merkte ik al snel want het gras werd steeds hoger, de plassen steeds dieper en de koeien steeds minder mensenschuw.
Maar het was wel degelijk de weg die op mijn kaart stond want via een boerenerf belandde ik uiteindelijk in De Horte. Daarna volgde een dwaaltocht door Mataram waarna prachtige landwegen me naar landgoed Den Berg leidden. Ik geloof dat je als fietser niet 'Den Berg' zelf (een rivierduin, dat ongeveer 12.000 jaar geleden is ontstaan) dient te beklimmen. Maar opeens zag ik links in de diepte - ik schat zo'n 15 meter beneden me - de asfaltweg lopen die ik normaal op de racefiets berijd. Ik had een heuvel beklommen! 't Is wat.
Het enige nadeel van mountainbiken in het bos in dit jaargetijde is dat je vaker stilstaat om een paddestoelen te bekijken dan dat je fietst. Zeker deze herfst: wat een ongelofelijke hoeveelheid! Ik ben er inmiddels achtergekomen dat ik meer houd van solitaire paddestoelen dan van de gebundelde exemplaren of woekerende gezwellen zoals elfenbankjes. Een paar van die apparaten die bij elkaar staan (zoals de drie op de foto) dat gaat nog, maar ze moeten niet aan elkaar vast zitten. Vraag me niet waarom, maar ik hou er niet van.
P.S. Wie weet tot welke soort de drie kleine paarse knopjes behoren, moet dat even melden (ze zijn maar een paar centimeter hoog en veel donkerder paars dan op de foto; ik zag ze pas toen ik al gestopt was voor een andere paddestoel; later zag ik dat er heel veel van in het bos staan). Het probleem met paddestoelen determineren is dat ze er in elke levensfase anders uitzien en mijn gids voorziet slechts in foto's uit de glorietijd. Dat vertekent nogal: een groot deel van die apparaten ligt inmiddels alweer hard weg te rotten; de vliegenzwammen bijvoorbeeld zijn inmiddels flink gebleekt, vergeeld en ingedroogd.
Maar het was wel degelijk de weg die op mijn kaart stond want via een boerenerf belandde ik uiteindelijk in De Horte. Daarna volgde een dwaaltocht door Mataram waarna prachtige landwegen me naar landgoed Den Berg leidden. Ik geloof dat je als fietser niet 'Den Berg' zelf (een rivierduin, dat ongeveer 12.000 jaar geleden is ontstaan) dient te beklimmen. Maar opeens zag ik links in de diepte - ik schat zo'n 15 meter beneden me - de asfaltweg lopen die ik normaal op de racefiets berijd. Ik had een heuvel beklommen! 't Is wat.
Het enige nadeel van mountainbiken in het bos in dit jaargetijde is dat je vaker stilstaat om een paddestoelen te bekijken dan dat je fietst. Zeker deze herfst: wat een ongelofelijke hoeveelheid! Ik ben er inmiddels achtergekomen dat ik meer houd van solitaire paddestoelen dan van de gebundelde exemplaren of woekerende gezwellen zoals elfenbankjes. Een paar van die apparaten die bij elkaar staan (zoals de drie op de foto) dat gaat nog, maar ze moeten niet aan elkaar vast zitten. Vraag me niet waarom, maar ik hou er niet van.
P.S. Wie weet tot welke soort de drie kleine paarse knopjes behoren, moet dat even melden (ze zijn maar een paar centimeter hoog en veel donkerder paars dan op de foto; ik zag ze pas toen ik al gestopt was voor een andere paddestoel; later zag ik dat er heel veel van in het bos staan). Het probleem met paddestoelen determineren is dat ze er in elke levensfase anders uitzien en mijn gids voorziet slechts in foto's uit de glorietijd. Dat vertekent nogal: een groot deel van die apparaten ligt inmiddels alweer hard weg te rotten; de vliegenzwammen bijvoorbeeld zijn inmiddels flink gebleekt, vergeeld en ingedroogd.
29 september 2010
Zwart asfalt
Vers zwart asfalt is een beetje zoals zwart ijs. Het is maagdelijk, onontgonnen terrein. Je hebt het idee dat je als eerste de nieuwe wegen betreedt, als een pionier op weg naar ongeziene horizonten. Nou ja, 't is wel gewoon aangelegd door mensenhanden natuurlijk, met een duidelijke eindbestemming. En een stuk stroever dan spiegelend zwart ijs. Eigenlijk niks dan surrogaat dus, vanmiddag, op de dijk tussen Wilsum en Zwolle. Maar mooi was het wel.
24 september 2010
Berg en vlakte
Bergop of tegenwind.
Zwartneusschaap of Overijssels dijkschaap.
Naar beneden of voordewind.
Koe met bel of koe zonder bel.
In de wolken of in de mist.
Herfsttijlozen of paddestoelen.
Gele bussen of groene bussen.
Milchkaffee of cappuccino.
20 km per uur of 26 km per uur.
Beinhaus of Thomas a Kempis.
De blik omhoog of de wijde blik.
Bergen of de vlakte.
Lucht en leegte.
De zon komt op, de zon gaat onder.
Alles is vermoeiend.
22 september 2010
Gif in het bos
31 augustus 2010
De blik omhoog
Zaterdag in Groningen, slingerende wegen.
De zon scheen maar buien dreigden.
Plaatsen met namen als Leegkerk en Enumatil.
(Ik moest naar Aduard waar vriendin M. een wedstrijd fietste; 't is niet anders.)
Met de blik omhoog zocht ik mijn weg.
Den Horn, Zuidhorn, Noordhorn, en nergens regen.
De wolken volgden een voorspelbare weg.
Den Ham, Briltil.
Ja, Briltil.
Het bleef droog tot Aduard.
19 augustus 2010
Een levende slang
Ha, een dode slang! Dat dacht ik tenminste toen ik vanmiddag vlak voor Wezep uitweek voor een gekruld schepsel dat roerloos aan de kant van de weg lag. Aangezien ik dode dieren verzamel, keerde ik onmiddellijk om teneinde ook deze vangst voor de eeuwigheid vast te leggen. Om vervolgens te bemerken dat dit beest niet dood was, maar lekker van de warmte aan het genieten was op het asfalt. Hij keek me aan en stak zijn tong een paar keer uit. Of beter: zij. Want de oplettende lezer heeft natuurlijk allang gezien dat het hier om een hazelworm gaat van, gezien de strepen, de vrouwelijke kunne (strikt genomen is het geen slang maar een pootloze hagedis, want dat is zo'n beest nu eenmaal, maar hij ziet eruit en beweegt als een slang).
Omdat mevrouw de hazelworm op een nogal gevaarlijk plaats lag - auto's en fietsers bedreigden voortdurend haar leven - probeerde ik de zonaanbidster van de weg af te leiden, maar Hazeltje was tamelijk hardleers. Pas toen ik echt dichtbij kwam met mijn camera trok ze zich tergend langzaam terug van het asfalt en kronkelde ze richting een beschermend dek van afval en rotte bladeren.
Omdat mevrouw de hazelworm op een nogal gevaarlijk plaats lag - auto's en fietsers bedreigden voortdurend haar leven - probeerde ik de zonaanbidster van de weg af te leiden, maar Hazeltje was tamelijk hardleers. Pas toen ik echt dichtbij kwam met mijn camera trok ze zich tergend langzaam terug van het asfalt en kronkelde ze richting een beschermend dek van afval en rotte bladeren.
11 augustus 2010
De bramen zijn rijp
Nou ja, niet allemaal. Maar aan de struiken die ik vanmiddag in de Noordoostpolder passeerde, vlakbij Kraggenburg, hingen heel grote, diepdonkerrode. Dus ging het water uit de bidon en de bramen erin. Inmiddels staan er vier potjes bramen-frambozenjam op het aanrecht (die frambozen lagen nog in de vriezer, vandaar). Heeft het toch nog enig nut, al dat gefiets.
08 augustus 2010
Stoplichtscène
"'Weg!', zei ik. Weg! En je hoeft nooit meer terug te komen.' Nou, ik heb haar ook nooit meer terug gezien." De vrouw stond te wachten bij een stoplicht in Zwolle, fiets tussen de benen. Ze had het tegen een zwijgende man, die naast haar een beetje voor zich uit zat te staren. Hij was zo groot dat hij niet af hoefde te stappen. We wachtten tot het licht weer op groen sprong. "Woest was ik. Ja, mijn hele huis naar de kloten! 'Weg!', zei ik. 'Weg!' Goh, wat was ik kwaad. Na tweeëneenhalf jaar... Betweterd." Ze had zwart geverfd haar, een ring door de neus en een ring door de lippen, waardoor haar accent niet makkelijk te duiden was. Tot ze 'betweterd' zei dan. Waar ze het over had werd me niet duidelijk, maar ze was nog steeds kwaad. Ontzettend kwaad.
Nee, doe mij toch maar het Overijsselsch Kanaal met zijn bloeiende Sint Jacobskruid (of wat dat gele spul ook mag wezen).
Nee, doe mij toch maar het Overijsselsch Kanaal met zijn bloeiende Sint Jacobskruid (of wat dat gele spul ook mag wezen).
02 augustus 2010
Terug naar het Hogeland
In 1994 kocht ik mijn eerste racefiets, een Peugeot Champagne. Dat was toen al een oud model, maar hij was goedkoop en veel geld had ik niet. Ik woonde in de stad Groningen en ontdekte die zomer het Hogeland. Oneindige vlaktes met ergens aan de horizon altijd wel een kerktoren. Rogge, tarwe, aardappels en vlas op het land. Verlaten boerderijen en prachtige wierdedorpjes zonder nieuwbouwwijken. En het Reitdiep dat daar majestueus doorheen kronkelde. Vier of vijf zomers lang duurde mijn eerste fietsperiode. Toen hing ik mijn Peugeot op in de schuur om hem er in de jaren daarna nog maar een enkele keer uit te halen. Waarom? Ik weet het niet meer. Maar wat voor altijd in mijn geheugen gegrift stond, was de kale, verlaten schoonheid van Noord-Groningen.
Oostum, met de klim naar het kerkje, een van de weinige bulten in dit vlakke land. Warfhuizen, waar ik elke keer als ik er doorheen fietste dacht: Hier wil ik ooit wonen. Zoutkamp, waar ik altijd een haring at bij de viskar in het haventje. Kloosterburen, Kruisweg en Kleine Huisjes, waar de katholieken woonden. Ach, Kleine Huisjes... Ooit sprak ik daar Luurt Huizenga, een oomzegger en naamgenoot van mijn hardloper. Hij was al ver in de tachtig en haalde aan het begin van de avond in de tuin van zijn boerderij herinneringen op aan zijn legendarische oom. De rimpels in zijn gezicht kregen extra tekening in het scherpe licht van de ondergaande zon. 'Het waren andere tijden', zei hij, steeds maar weer. Ja, het waren andere tijden.
Zaterdag was ik even terug in Noord Groningen. Ik logeerde in Wehe-Den Hoorn en maakte een rondje op de racefiets. De motregen ging langzaam over in echte regen en bedekte alles met een grijze waas. En toch dacht ik weer: Hier wil ik ooit wonen. Misschien is het de roep van de uitgestrektheid, die alles in perspectief zet. Of de kaarsrechte bomenrijen, die je alleen hier ziet. Hier word je genadeloos geconfronteerd met je eigen nietigheid. En hier is rust. Stilte. Het eerste dat me opviel waren de verschillende gewassen op het land. Bij ons is bijna alles snijmaïs, maar in Groningen wisselen rogge, tarwe, vlas, aardappelen en spelt elkaar af en is maïs in de minderheid. Helaas zijn er ook van die lelijke witte windmolens gekomen, achter de dijk bij Hornhuizen, waar de echte vlakte begint, richting de Wadden. Dit vlakke land was ooit water. Misschien was dat nog wel wat me het meest verbaasde: naast heel veel kraaien vlogen hier ook meeuwen. Afgedwaald, of gelokt door de roep van de in de klei verzonken zee.
Oostum, met de klim naar het kerkje, een van de weinige bulten in dit vlakke land. Warfhuizen, waar ik elke keer als ik er doorheen fietste dacht: Hier wil ik ooit wonen. Zoutkamp, waar ik altijd een haring at bij de viskar in het haventje. Kloosterburen, Kruisweg en Kleine Huisjes, waar de katholieken woonden. Ach, Kleine Huisjes... Ooit sprak ik daar Luurt Huizenga, een oomzegger en naamgenoot van mijn hardloper. Hij was al ver in de tachtig en haalde aan het begin van de avond in de tuin van zijn boerderij herinneringen op aan zijn legendarische oom. De rimpels in zijn gezicht kregen extra tekening in het scherpe licht van de ondergaande zon. 'Het waren andere tijden', zei hij, steeds maar weer. Ja, het waren andere tijden.
Zaterdag was ik even terug in Noord Groningen. Ik logeerde in Wehe-Den Hoorn en maakte een rondje op de racefiets. De motregen ging langzaam over in echte regen en bedekte alles met een grijze waas. En toch dacht ik weer: Hier wil ik ooit wonen. Misschien is het de roep van de uitgestrektheid, die alles in perspectief zet. Of de kaarsrechte bomenrijen, die je alleen hier ziet. Hier word je genadeloos geconfronteerd met je eigen nietigheid. En hier is rust. Stilte. Het eerste dat me opviel waren de verschillende gewassen op het land. Bij ons is bijna alles snijmaïs, maar in Groningen wisselen rogge, tarwe, vlas, aardappelen en spelt elkaar af en is maïs in de minderheid. Helaas zijn er ook van die lelijke witte windmolens gekomen, achter de dijk bij Hornhuizen, waar de echte vlakte begint, richting de Wadden. Dit vlakke land was ooit water. Misschien was dat nog wel wat me het meest verbaasde: naast heel veel kraaien vlogen hier ook meeuwen. Afgedwaald, of gelokt door de roep van de in de klei verzonken zee.
20 juli 2010
Moe
Dat was dus iets te veel allemaal. Gisteren, tijdens mijn eerste vlakke ritje over de Veluwe en langs de IJssel, kreeg ik de trappers niet rond. Hondsmoe. Geen kracht. Geen zin. Warm. 't Was niks. En dan was daar nog die bij, die meende me in mijn nek te moeten prikken, bij Wapenveld. Tot overmaat van ramp bleek mijn tellertje ook nog kapot, dus gemiddelde snelheden en andere gegevens van deze vlakke lijdensweg kan ik niet geven. Gelukkig hebben we de vakantiefoto's nog.
18 juli 2010
Klimmen (2)
Sattelegg (top op 1192 meter): 11,7 km, 6,4 % gemiddeld
Naters-Blatten (top op 1326 meter) en hoger naar Taätsche (1800 meter) en Egga (1647 meter): 7,5 km, 8,5 % gemiddeld en dus nog langer en zwaarder
De Klim der Klimmen (top op 1327 meter): 7,5 km, 8,5 % gemiddeld
Il Mottarone (top op 1490 meter): 16,6 km, 6,6 % gemiddeld
Madonna del Sasso (top op 638 meter) en hoger naar Monte di Prerro (951 meter): 5 km, 7,1 % gemiddeld en later gruwelijke pieken tot ruim 20 %
Campello Monti (top op 1305 meter): 19,1 km, 5,2 % gemiddeld
Luzzogno (top op 690 meter): 2,5 km, 7,8 % gemiddeld
Alpe d'Huez (top op 1815 meter): 13,2 km, 8,1 % gemiddeld
Col de la Machine (top op 1011): 17,5 km, 4 % gemiddeld
Col de Tourniol (top op 1145 meter): 12 km, 6,1 % gemiddeld
Col de l'Echarasson (top op 1146 meter): 12 km, 7,4 % gemiddeld
Ruim 13.000 hoogtemeters in ruim 220 klimkilometers (met een gemiddeld stijgingspercentage van 6 procent derhalve) bij temperaturen van boven de dertig graden. Dat was een fijne vakantie.
Naters-Blatten (top op 1326 meter) en hoger naar Taätsche (1800 meter) en Egga (1647 meter): 7,5 km, 8,5 % gemiddeld en dus nog langer en zwaarder
De Klim der Klimmen (top op 1327 meter): 7,5 km, 8,5 % gemiddeld
Il Mottarone (top op 1490 meter): 16,6 km, 6,6 % gemiddeld
Madonna del Sasso (top op 638 meter) en hoger naar Monte di Prerro (951 meter): 5 km, 7,1 % gemiddeld en later gruwelijke pieken tot ruim 20 %
Campello Monti (top op 1305 meter): 19,1 km, 5,2 % gemiddeld
Luzzogno (top op 690 meter): 2,5 km, 7,8 % gemiddeld
Alpe d'Huez (top op 1815 meter): 13,2 km, 8,1 % gemiddeld
Col de la Machine (top op 1011): 17,5 km, 4 % gemiddeld
Col de Tourniol (top op 1145 meter): 12 km, 6,1 % gemiddeld
Col de l'Echarasson (top op 1146 meter): 12 km, 7,4 % gemiddeld
Ruim 13.000 hoogtemeters in ruim 220 klimkilometers (met een gemiddeld stijgingspercentage van 6 procent derhalve) bij temperaturen van boven de dertig graden. Dat was een fijne vakantie.
27 juni 2010
Dans dans dans
In Limburg is dus wel graan. Ik zag gisteren meerdere varianten. En aardappelen dus. Prachtig land, Limburg. Ik fietste er wat in het rond vanwege het NK, waar vriendin M. het heel goed deed. En ik ontdekte een halve Doodeman in het dal van de Geleenbeek: tussen Spaubeek en Puth gaat links een weggetje omhoog naar Sweikhuizen (ja, we zijn echt nog steeds in Nederland). Het is zelfs een officiële route van het ANWB-fietsnetwerk. Dat moet het werk zijn geweest van een sadist met een hekel aan oude mensen. Want de argeloze zeventigjarige die hier omhoog probeert te fietsen valt gegarandeerd binnen tien meter om. Het gaat meteen met elf procent omhoog en komt driehonderd meter lang niet meer onder dat percentage. Heerlijk dansen als voorbereiding op de Furkapas, derhalve. Dans dans dans dus (Dansu dansu dansu). Maar dat is meer voor in de tuin.
25 juni 2010
Wuivend graan en stramme kuiten
Wonderlijk. In de wijde omgeving van Zwolle is bijna geen graan meer te vinden. Overal staat maïs dat in deze tijd nog maar een decimeter hoog is maar de wereld alweer danig vergroent. Ik wil meer goudgeel, wuivend graan! Zoals dit verborgen veldje tussen Raalte en Elshof (ja, die foto is bewerkt, iets dat ik normaal nooit doe, maar 't was niks; niet dat het nu wel iets is, maar goed). Ik wil overigens ook minder stramme kuiten.
14 juni 2010
Heino, lang geleden
Het moet 1978 geweest zijn. Of het toen ook al De Schaarshoek heette, weet ik niet. En die nep-straaljager? Hing die er al? Ik twijfel en zie vage beelden van vroeger opduiken in mijn hoofd. Er lopen nog steeds kinderen rond, net als in 1978. 'Summercamp' staat op de borden in Heino die naar het kamp leiden. Dat was in de jaren zeventig nog niet zo. Toen heette een summercamp nog gewoon een zomerkamp. Ik was er met de eerste klas van mijn middelbare school, het Pascal College uit Zaandam. Een schoolreisje van vijf lange dagen. Hans L. en Rina D. waren de populairste kinderen van de klas. Ik was zo'n jongetje dat er bij hing. Verlegen, stil, op zichzelf. Alleen op het voetbalveld liet ik me soms gelden.
Ik fiets door Heino en probeer het dorp te bekijken vanuit mijn herinneringen van 32 jaar geleden. De straten, de huizen, het spoor. Soms vang ik een glimp op van mezelf en zie ik dat jongetje van 12 jaar weer lopen. Bij de kerk in het dorp, langs de winkels, op het landweggetje waar we een avondwandeling maakten met de klas, over de weg naar Het Nijenhuis. En even voel ik de verlatenheid van de heimwee weer. Verschrikkelijk vond ik dat schoolreisje. Wie ooit kinderheimwee heeft gevoeld, weet waar ik het over heb. Bittere ellende en wanhoop over de tijd die restte tot de terugkeer. Diepe, onbegrepen eenzaamheid, dat vooral. Een dag heb ik me ziek gehouden en bleef ik alleen achter in die donkere barakken, waar onze slaapvertrekken waren. Die deprimerende onderkomens staan er nog steeds, zie ik, net als die gruwelijke kantine.
Ik fiets verder en hoor de kinderstemmen achter me vervagen. Als ik de afslag naar Raalte neem, bevind ik me opeens in het landschap van 32 jaar geleden. Een verlaten klinkerweggetje, dezelfde sfeer, dezelfde kleuren, hetzelfde gevoel van triestheid en verlatenheid. Maar nu vermengd met een gevoel van treurnis over het onstuitbare verglijden van de tijd. Een half leven is voorbijgegaan sinds die dagen op De Schaarshoek. En dat geldt voor iedereen van toen, in Heino, lang geleden.
Ik fiets door Heino en probeer het dorp te bekijken vanuit mijn herinneringen van 32 jaar geleden. De straten, de huizen, het spoor. Soms vang ik een glimp op van mezelf en zie ik dat jongetje van 12 jaar weer lopen. Bij de kerk in het dorp, langs de winkels, op het landweggetje waar we een avondwandeling maakten met de klas, over de weg naar Het Nijenhuis. En even voel ik de verlatenheid van de heimwee weer. Verschrikkelijk vond ik dat schoolreisje. Wie ooit kinderheimwee heeft gevoeld, weet waar ik het over heb. Bittere ellende en wanhoop over de tijd die restte tot de terugkeer. Diepe, onbegrepen eenzaamheid, dat vooral. Een dag heb ik me ziek gehouden en bleef ik alleen achter in die donkere barakken, waar onze slaapvertrekken waren. Die deprimerende onderkomens staan er nog steeds, zie ik, net als die gruwelijke kantine.
Ik fiets verder en hoor de kinderstemmen achter me vervagen. Als ik de afslag naar Raalte neem, bevind ik me opeens in het landschap van 32 jaar geleden. Een verlaten klinkerweggetje, dezelfde sfeer, dezelfde kleuren, hetzelfde gevoel van triestheid en verlatenheid. Maar nu vermengd met een gevoel van treurnis over het onstuitbare verglijden van de tijd. Een half leven is voorbijgegaan sinds die dagen op De Schaarshoek. En dat geldt voor iedereen van toen, in Heino, lang geleden.
04 juni 2010
Een streep zonder einde
Soms is fietsen in Nederland net zo mooi als in de bergen. En soms zelfs nog mooier, als je weet dat de stilte komt. Zoals langs het Overijsselsch Kanaal. Je hebt er een paar van die schaarse plekken zonder mensengeluid. En als je daar dan stopt, hoor je veel: kwakende kikkers, ruziënde rietzangers, het gekras van een kraai, plonzende vissen, gezoem. In de verte zie je een blauwe truck geluidloos langs de horizon bewegen, terwijl er een libelle op je been landt. Achter je en aan de overkant strekken de landerijen zich uit. Een landschap dat is gevormd door mensen, maar dat de mens tegelijk rigoureus overstijgt, in het kleine en in het grote. Vliegende kevers, minuscule vliegjes om je heen, zwaluwen die op jacht zijn boven het wateroppervlak, en overal bloeiende bloemen. Paars, geel, wit, rood, groen. Daarboven de blauwe lucht met zijn belofte van oneindigheid en de brandende, machtige zon. De optrekkende warmte die zich als een deken om je heen krult. Het zijn momenten dat je je opgenomen voelt in een geheel dat zich aan de logica onttrekt en alles overstijgt. Helemaal alleen en verbonden met alles om je heen, in totale nietigheid. Alsof je liefdevol wordt opgenomen door een eeuwige, alomvattende hand die alles vasthoudt en één maakt, maar tegelijk alles door de vingers laat glippen in oneindige verscheidenheid en complete vrijheid. En als je verder fietst, hoop je dat het kanaal voor altijd doorloopt, als een streep zonder einde.
02 juni 2010
De Burgemeester Honcooplaan is geen Croix de Fer
De Veluwe is natuurlijk maar een rimpeltje in het landschap. Ontstaan door de stuwende kracht van een gletsjer tijdens een van de laatste ijstijden. Nog geen half miljoen jaar oud. Nee, dan zijn de Alpen andere koek. Honderd keer ouder en ontstaan door de immense krachten binnen in de aarde. Het verschil is te zien en je voelt het ook in de benen. Toch heb ik vandaag nog zo'n 430 hoogtemeters overbrugd tijdens mijn tochtje van ruim 130 kilometer over de Veluwe. Met de Burgemeester Honcooplaan als belangrijkste col: 30 meter hoogteverschil in een paar honderd meter. Merkwaardig genoeg ging ik minder hard omhoog dan vorige week tijdens de laatste kilometers van de prachtige Col de la Croix de Fer, toen ik een fijn ritme te pakken had. En eenmaal boven zag ik geen skiërs. Ook geen sneeuw trouwens.
Ik crosste vandaag kriskras over de Veluwe om mijn lieve vriendin M. te zien koersen. De Parel van de Veluwe stond op het programma en ik zag M. maar liefst vier keer langskomen: op de Knobbel, bij Hulshorst en twee keer in Harderwijk. En wat doe je dan, als het peloton langsraast? Het tafereel vastleggen voor de eeuwigheid op een schitterende actiefoto. Helaas. Je klikt te vroeg. Je klikt tegen de zon in. Je klikt te laat. Het apparaat stelt scherp op een boom in plaats van op renners. Het hele plaatje blijkt bewogen. Of je blijkt zomaar twee toeschouwers met tegengestelde belangen voor de lens te hebben gehad, terwijl er nog net een vage kont uit beeld rijdt.
Ik crosste vandaag kriskras over de Veluwe om mijn lieve vriendin M. te zien koersen. De Parel van de Veluwe stond op het programma en ik zag M. maar liefst vier keer langskomen: op de Knobbel, bij Hulshorst en twee keer in Harderwijk. En wat doe je dan, als het peloton langsraast? Het tafereel vastleggen voor de eeuwigheid op een schitterende actiefoto. Helaas. Je klikt te vroeg. Je klikt tegen de zon in. Je klikt te laat. Het apparaat stelt scherp op een boom in plaats van op renners. Het hele plaatje blijkt bewogen. Of je blijkt zomaar twee toeschouwers met tegengestelde belangen voor de lens te hebben gehad, terwijl er nog net een vage kont uit beeld rijdt.
01 juni 2010
Col de la Morte
Bovenop de Col de la Morte staat een bord, zoals op alle cols. Maar op de Morte hangt er een rond blauw bordje bij met de tekst: 'Stationnement en long obligatoire'. Het is een combinatie waar je vanzelf over na gaat denken.
Het is geen fijne berg, de Col de la Morte. De top is maar 1368 meter hoog, maar de klim begint al op 370 meter hoogte. Vijftien kilometer lang is de Berg des Doods. Nergens wordt hij echt steil, maar er zijn ook geen vlakke stroken om op adem te komen. De dood is alleen te bedwingen via de weg der geleidelijkheid en dat betekent in dit geval stijgingspercentages die voortdurend tussen de zeven en acht procent schommelen. Alleen helemaal onderaan en bovenop de top vlakt hij af, waardoor het gemiddelde op 6,5 procent blijft steken.
De klim gaat grotendeels door bos, waar het in de zon toch verraderlijk warm kan worden. Wij beklommen de Morte 's ochtends, maar waanden ons af en toe in het vagevuur. Medeklimmer H. dook halverwege zelfs in een bergbeekje om af te koelen. Boven waaide echter een koele wind. En gelukkig was er een koffietentje dat crêpes serveerde. Alle tijd om dat ronde blauwe bordje te bestuderen. Volgens mij betekent de tekst: 'Lang verblijf verplicht', wat natuurlijk heel toepasselijk is op de Berg des Doods, al is het wel wat frustrerend. Heb je net de dood overwonnen, mag je niet verder.
Het bord ziet er niet uit als een flauwe grap. Maar een regulier verkeersbord is het ook niet. Misschien is het er wel opgehangen om passanten tot nadenken te dwingen. In Frankrijk doen ze immers nog aan filosofie en besteden ze wél aandacht aan de geestelijke en culturele ontwikkeling van het volk.
(Wij zijn na de koffie en de crêpes overigens natuurlijk gewoon verder gefietst. Zoals het hoort, volgde na het overwinnen van de Berg des Doods een hemels mooie tocht door de vallei van de Roizonne. Via het pittoreske bergdorpje Oris-en-Rattier daalden we over verlaten wegen door bloeiende alpenweiden af naar Valbonnais. Vanaf daar fietsten we terug door de zo mogelijk nog mooiere vallei van de Malsanne, waar woeste berghellingen en Heidi-land tot een fraaie, bijna onwerkelijke synthese zijn gekomen. Via de prachtige Col d'Ornon, waar de bomen in mei in duizend kleuren groen blad dragen, keerden we huiswaarts naar Les Sables. Een route van bijna 100 kilometer en een van de mooiste fietstochten die ik ooit gemaakt heb.)
Het is geen fijne berg, de Col de la Morte. De top is maar 1368 meter hoog, maar de klim begint al op 370 meter hoogte. Vijftien kilometer lang is de Berg des Doods. Nergens wordt hij echt steil, maar er zijn ook geen vlakke stroken om op adem te komen. De dood is alleen te bedwingen via de weg der geleidelijkheid en dat betekent in dit geval stijgingspercentages die voortdurend tussen de zeven en acht procent schommelen. Alleen helemaal onderaan en bovenop de top vlakt hij af, waardoor het gemiddelde op 6,5 procent blijft steken.
De klim gaat grotendeels door bos, waar het in de zon toch verraderlijk warm kan worden. Wij beklommen de Morte 's ochtends, maar waanden ons af en toe in het vagevuur. Medeklimmer H. dook halverwege zelfs in een bergbeekje om af te koelen. Boven waaide echter een koele wind. En gelukkig was er een koffietentje dat crêpes serveerde. Alle tijd om dat ronde blauwe bordje te bestuderen. Volgens mij betekent de tekst: 'Lang verblijf verplicht', wat natuurlijk heel toepasselijk is op de Berg des Doods, al is het wel wat frustrerend. Heb je net de dood overwonnen, mag je niet verder.
Het bord ziet er niet uit als een flauwe grap. Maar een regulier verkeersbord is het ook niet. Misschien is het er wel opgehangen om passanten tot nadenken te dwingen. In Frankrijk doen ze immers nog aan filosofie en besteden ze wél aandacht aan de geestelijke en culturele ontwikkeling van het volk.
(Wij zijn na de koffie en de crêpes overigens natuurlijk gewoon verder gefietst. Zoals het hoort, volgde na het overwinnen van de Berg des Doods een hemels mooie tocht door de vallei van de Roizonne. Via het pittoreske bergdorpje Oris-en-Rattier daalden we over verlaten wegen door bloeiende alpenweiden af naar Valbonnais. Vanaf daar fietsten we terug door de zo mogelijk nog mooiere vallei van de Malsanne, waar woeste berghellingen en Heidi-land tot een fraaie, bijna onwerkelijke synthese zijn gekomen. Via de prachtige Col d'Ornon, waar de bomen in mei in duizend kleuren groen blad dragen, keerden we huiswaarts naar Les Sables. Een route van bijna 100 kilometer en een van de mooiste fietstochten die ik ooit gemaakt heb.)
Abonneren op:
Posts (Atom)