31 maart 2010

Duurtraining in de storm

Wat te doen als er op je fietsdag een rustige duurtraining gepland staat (zoals op alle fietsdagen trouwens) en de wind waait en alles vermoeiend is? Die hartslag gaat bij tegenstorm natuurlijk meteen in het rood en dat mag dus niet bij een duurtraining. Ik besloot om voor de wind omhoog te rijden, Friesland in, en de trein terug naar Zwolle te nemen. Want ik was moe. Twee avonden achtereen de Matthaus Passion bijwonen is een feest voor oor en geest. Maar als je daarna ook nog stukjes over Bach moet schrijven en tot diep in de nacht achter de computer zit, dan stroomt er lood door de aderen.
Vandaar dat beschamende gemiddelde van 30,8 per uur op mijn tellertje, toen ik in Heerenveen op de trein stapte. Weliswaar een bijna-record voor mij, maar na 65 kilometer lang storm in de rug had dat toch minstens 34 moeten zijn. Het landschap tussen Steenwijk en Heerenveen nodigde ook niet uit tot langzamer fietsen, want zo lelijk als daar is het bijna nergens (wel leuk dat er een dorp is dat Witte Paarden heet, vlak onder Wolvega, natuurlijk). Geen excuses dus.
De energie kwam pas weer terug toen ik bij thuiskomst ontdekte dat mijn boek Hardloper Huizenga genomineerd is voor de juryprijs van de Nico Scheepmaker Beker. Ik feliciteer mijzelve van harte! O ja, er is ook een publieksprijs en daarvoor kunt u stemmen.

(Bijgaande foto van een boom in knop (ja, ze zijn er eindelijk) maakte ik even voorbij Giethoorn.)

30 maart 2010

Johnny Cash

'Don't look so sad, I know it's over', zingt Johnny Cash, en weer zie je de wereld door een waas van traanvocht. Je hebt het liedje nu al minstens honderd keer gehoord, maar het is zo verschrikkelijk mooi. Dat eenvoudige, metalige getokkel op die akoestische gitaar, als echo van die simpele, maar zo onzegbaar prachtige melodie. Die doorleefde, half gebroken stem van de oude Cash. Dat orgeltje. Die tekst over afscheid nemen. En je wrijft nog maar eens in je ogen.
'But life goes on, and this old world, will keep on turning', zingt Johnny, en je weet dat hij gelijk heeft. Het liedje heet For the good times, Kris Kristofferson schreef het lang geleden; maar zo mooi als Johnny heeft Kris het nooit gezongen. Johnny is al ruim zes jaar dood, zeggen ze. ‘Johnny's Final Studio Album' staat op de hoes van zijn nieuwe cd, maar je weet dat het niet waar is. Johnny heeft geen graf, hij zingt het zelf, en je denkt: zijn producer heeft een lijntje met gene zijde.
'I'll get along, you'll find another', zingt Johnny, en je bedenkt dat Johnny zelf God vond. Aangetast door het leven, richtte hij de blik omhoog en mensen die God vinden, maken nu eenmaal de mooiste muziek. En je denkt aan Bach, je andere held in deze dagen, en zijn muziek over Jezus, de held der helden. 'And I'll be here, if you should find, you ever need me', zingt Johnny. Weer dat metalige getokkel, weer die fragiele, oude stem, weer dat orgeltje. En weer die tekst, weer die ontroering.
'Don't look so sad, I know it's over', zingt Johnny nog een keer, en je denkt: ja, het is voorbij. For the good times.

(Deze post staat vandaag als column in Dagblad van het Noorden. Het is mijn laatste. De lezers van dit blog herkennen wellicht wat dingen uit een eerder postje over Cash, maar je kunt beter jatten van jezelf dan van een ander, vind ik. DvhN verschijnt vanaf donderdag op tabloid en daarin is geen plek meer voor mijn column. Ik zal hier op dit blog af en toe een oude column posten (zolang de voorraad strekt), te beginnen bij die in de je-vorm. Dat is een vorm die ik tijdens mijn columns voor het Dagblad heb ontwikkeld voor mijn meer persoonlijke stukjes. Ik vind het zelf een mooie, subtiele abstractie van het strikt particuliere van de ik-vorm. Het geeft de tekst bovendien een wat gedragen, poëtisch karakter, al is het gevaar groot dat het verwordt tot platte pathetiek. Soms lukt het, soms niet; nou ja, ik doe ook maar mijn best.)

25 maart 2010

De dood op de weg

In onze binnentuin zijn de eerste knoppen verschenen in de hortensia, maar in de buitenwereld houdt het nieuwe leven zich angstvallig schuil. Ondanks de lentewarmte heb ik nog geen vers groen gezien tijdens mijn fietstochtjes. Het wintergroen van de dennen wordt wat lichter van kleur, het gras lijkt net als mijn gezicht ook over pigment te beschikken, en het mos kleurt wat donkerder. Maar waar blijven de knoppen? Waar is het frisse lentegroen?
Dinsdag was ik op de Veluwe. Gisteren fietste ik op de Posbank en langs de IJssel terug naar huis. Ik zag ganzen op zoek naar voedsel (die zijn dus nog niet weg, zoals ik eerder dacht), ik zag ooievaars op hun nest zitten, ik zag een zilverreiger opvliegen, ik zag lammetjes, veulens en paardjes (heel veel van die lelijke, langharige mormels; het lijkt wel alsof er een paardenplaag heerst in het Nederlandse weideland), Maar van het lentegroen geen spoor. Ja, krokussen en aanverwant spul, dat wat mij betreft meer bij de winter hoort dan bij de lente.
Ik zag ook een platgereden merel, bij Mulligen. Een jonge vader zo te zien, al hoop ik dat hij nog niet aan het nestelen was geslagen. Anders vliegt er langs de Veluwerand nu misschien wel een zwangere merelvrouw rond, met ongeboren merelweesjes in haar buik. Maar hij was wel mooi platgereden, de merelman. Een heuse aanwinst voor mijn serie 'dood op de weg' (en op het ijs). Het was net een schilderij in een lijst van asfalt, die oplichtte in de lentezon. Rare lente is dat, als de dood het wint van het leven.

19 maart 2010

Het is lente

Het is lente. Vijftien graden, weinig wind, soms zon, af en toe motregen. 't Was bijna benauwd. Blote benen, schaapjes in de wei, omgeploegde akkers. Het leven kan weer ontbotten.


17 maart 2010

Zwanen

Eén zwaan maakt nog geen lente, maar een stuk of honderd wel. Daar leek het vandaag tenminste op. De ganzen zijn gevlogen, maar de zwanen niet. Ik zag zwanen bij Hattem, zwanen bij Nunspeet, zwanen bij Elburg, zwanen bij Wezep. Overal waar ik weilanden zag, zag ik zwanen grazen. Grazen ja, dat doen zwanen in de lente. Het was me nog nooit eerder opgevallen. Alleen waar de schapen al in de wei stonden (ik zag ook al aardig wat sappige lammetjes dartelen; dartel voort want daar wordt jullie vlees lekker soepel van, lieve lammetjes), zag ik geen zwanen.

16 maart 2010

Collectieve gekte

Soms heb ik het idee dat we collectief gek zijn geworden. Voorbeeld: ik hoorde laatst een topman van Unilever in het Journaal serieus beweren dat we Chinezen ijsjes moeten leren eten. En om de afzetmarkt van onze producten verder te vergroten moeten we ze ook aanleren om gel in hun haar te smeren. De verslaggever van het Journaal vond het een goed verhaal, want hij vroeg niet wat de Chinezen nu eigenlijk opschieten met die ijsjes en die haargel. Er kon geld mee verdiend worden en dat was blijkbaar zaligmakend. Nu die Chinezen nog even leren dat ze hun neusgaten en oren moeten volstoppen met Becel-margarine en Unilever is er weer helemaal bovenop.
We zijn er zelf ook ingetuind. Vorige week vond ik op één dag drie tijdschriften in plastic verpakking in de brievenbus. Eentje was van composteerbaar plastic gemaakt. Driewerf hoera voor de milieubewuste en duurzame bank waarvan dat blad afkomstig was. Zelfs daar zijn ze dus vergeten dat je zo’n blaadje ook zonder plastic omhulsel kunt versturen. Zo lang geleden is het toch niet dat tijdschriften nog ongeplastificeerd door de brievenbus gleden? En ze gleden prima hoor, vroeger, zonder dat plastic. Maar tegenwoordig moet alles in een hoesje.
Ik weet niet wie een jaar of tien geleden op het idee is gekomen van die plastic omslagen. En hoe het gelukt is om ons collectief aan die onzin te helpen, weet ik ook niet. De topman van Unilever zal wel jaloers zijn. En wij ondertussen maar plastic inzamelen, in speciaal daarvoor aangeschafte plastic verzamelzakken, idioten die we zijn.

(Deze post staat vandaag als column (nog een te gaan) in 'Dagblad van het Noorden'.)

14 maart 2010

Geen echte wielrenner

Ik ben geen echte wielrenner. Daar kwam ik gisteren weer eens achter tijdens een rondje Kampen. Eigenlijk zegt dat alles al: 'een rondje Kampen'. Een echte wielrenner rijdt ook op een winddag als gisteren 150 kilometer. Zoals de zes mannen bij wie ik aanpikte op de dijk tussen Zalk en Kampen. Die doen niet aan miezerige ritjes van amper 40 kilometer, zoals ik.
Ik was het zestal even daarvoor gepasseerd toen ze stonden te pissen. Ik reed 35 km per uur in het zog van een trekker met hooibalen. Ik voelde me even een echte wielrenner, terwijl ik vlak daarvoor - toen de trekker me nog niet gepasseerd was - nog amper 20 reed, tegen de storm in. De trekker sloeg bij Zalk linksaf en mijn tempo zakte weer naar 22 km per uur. Maar vlak daarna werd ik ingehaald door de zes, die met 30 km per uur tegen de wind in stoempten. Ik pikte aan en weer voelde ik me een kilometer of tien een echte wielrenner.
Ik raakte aan de praat met een van de zes, een mede-echte-wielrenner. 'Rondje van 150 km vandaag', zei hij. 'Vorige week ook rondje van 150 kilometer', 'woensdag nog op de baan in Kampen gereden', 'word je sterk van, zo hard tegen de wind in' en toen zat ik plotseling met mijn kop in de wind. Ik moest meewerken en reed dus ook 30 km per uur, tegen de storm in. 'Ik ga ook de 150 km doen tijdens de Amstel Gold', vertelde ik mijn fietsmaat. 'Voorbereiding voor de Alpen in mei'. En ik deed net alsof het me helemaal geen kracht kostte.
Na anderhalve kilometer haakte ik, bijna kotsend, af. Terug via Wilsum, aan de andere kant van de IJssel, voor de wind uit, ging het makkelijk, maar niet zo hard als ik gehoopt had. Pas vlak voor Zwolle was ik een beetje hersteld en kon ik nog een paar kilometer 47 per uur rijden met storm in de rug. Ik ben geen echte wielrenner.
Van de winter, toen ik op zaterdagen vaak de enige fietser was, was ik gaan denken van wel. Echte wielrenners fietsen altijd, dacht ik. Mietjes, die mountainbikers en thuisblijvers, dacht ik. Echte wielrenners doen gewoon een extra truitje aan, dacht ik. Maar wat dat winterse fietsen ook van me maakt - een kouliefhebber, een wintersporter, een dwaler, een toerfietser, een vriend-van-de-verlaten-wegen- of een volslagen idioot - met echte wielrenners heeft het niets van doen.

10 maart 2010

Afgestraft

De toekomst laat zich niet voorspellen of naar de hand zetten. En zeker niet door zulke nietige wezentjes als wij. Al onze plannenmakerij, of het nu het stimuleren van de economische ontwikkeling betreft of het tegengaan van de opwarming van de aarde, is niks anders dan een goedbedoeld (althans, daar gaan we maar even van uit) pogen dat hopelijk tot het gewenste resultaat leidt. We geven het de schijn van wetenschap door onderzoek te doen en er allerlei fraaie theorieen bij te ontwikkelen, maar uitendelijk komt het allemaal neer op 'God zegene de greep'.
Dat is een lange en wellicht wat merkwaardige inleiding op mijn fietstochtje van vanmiddag. Volgens de voorspellingen zou het vandaag heerlijk lenteachtig weer worden. Zon, een beetje wind uit de richting oost/noordoost en een graad of 7. Vertrouwend op het weerbericht was ik van plan daar eens even optimaal gebruik van te maken door om half twee op de trein te stappen naar Hardenberg (oost/noordoost) om vanaf daar lekker voor de wind uit, vrolijk fluitend en zingend, met de handjes losjes op het stuur, naar Zwolle terug te fietsen. Onderweg even de Lemelerberg meepikken, de vogels groetend (die weer steeds luidruchtiger worden), en af en toe even uitrusten van het nietsdoen op een bankje in de lentezon.
Maar de wind waaide dus niet uit oost/noordoost maar uit het noordwesten. En hij waaide niet een beetje maar een boel, dus van het fijne freewheelen kwam niks terecht. En die zon die scheen dus ook al nauwelijks. En het was geen 7 graden maar 3,5. En op het bankje was het stervenskoud. En die vogels hoorde je niet door de steeds harder wordende, gierende kutwind.
Conclusies: 1. mijn luiheid afgestraft en 2. wij armzalige idioten kunnen niet eens een halve dag vooruit goed voorspellen.

07 maart 2010

Verdronken land (2)

Eigenlijk was het dit weekeinde geen weer voor fietsen maar voor foto's maken. Vooral gisteren. Door de storm reed ik tussen Kampen en Zwolle ternauwernood boven de 20, terwijl de watervloed in de IJssel schitterende plaatjes opleverde zoals rechtsboven (die kerktoren in de verte is Zalk). Vandaag stond er minder wind, maar was het nog steeds steenkoud, behalve als je een windstil plekje vond in de zon. En ook sluierbewolking levert mooie vergezichten.

03 maart 2010

Verdronken land

Daar sta je dan als tractor. De vorst is uit de grond en dan wil je natuurlijk het land op. Lekker gier spuiten over het bouwland van de baas. Maar niks daarvan dus. De Marler waarden, aan de IJssel bij Wijhe, staan onder water. Brasems en voorntjes knabbelen aan de geknakte, bruine maisresten van vorig jaar. En ganzen, niet te vergeten. Duizenden, tienduizenden kolganzen. Op de paar stroken die niet zijn ondergelopen staan er nog veel meer dan op het verdronken land. Ze maken lawaai, vliegen af en toe op en zonder een V-formatie te vinden landen ze weer. En maken ze lawaai. Raar volk, kolganzen.

02 maart 2010

Moord in vogelland

Dan sta je daar met je fiets te wachten tot het stoplicht op groen springt als er opeens een luid gekrijs losbarst in de grijze lucht boven je. Je kijkt omhoog en ziet een zwarte vlek, een meter of twintig voor je, recht boven het fietspad waarover je straks je weg vervolgt. Een luchtgevecht in vogelland. De invallende schemering legt een grauwsluier over je waarneming, maar je ziet meteen dat dit geen onschuldige achtervolging is. Hier wordt strijd geleverd op leven en dood. Kauwtjes, constateer je, als je je blik focust; een stuk of vier. De intense vogelkreten doen bijna menselijk aan en snijden door je trommelvliezen. Onwillekeurig huiver je.
Dan dwarrelt er opeens een zwart pakketje loodrecht naar beneden. Het komt terecht op het fietspad voor je. Niet hard genoeg om dood te vallen, maar te hard om meteen weer op te vliegen. De aanvallers storten zich op het slachtoffer en het luchtgevecht wordt een grondgevecht. Er wordt gepikt en gefladderd en getriptrapt en gekrijst. Wat is dit, vraag je je af. Een afrekening in de plaatselijke kauwenkolonie? Een machtsstrijd? Een groepsverkrachting van een zwakke vrouwtjeskauw? Dan springt het stoplicht op groen en fiets je voorzichtig in de richting van het strijdtoneel. En je denkt: met een ruime boog eromheen, want voor je het weet zit je middenin een vogeloorlog.
Als je het gevecht nadert, vliegen de aanvallers krijsend weg, op de vlucht voor de fietser. Even later strompelvliegt ook het slachtoffer op, rakelings langs je voorwiel. Volledig gedesoriënteerd verdwijnt het in dezelfde richting als de aanvallers. Fatale vergissing in kauwtjesland.

(Deze post staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden'. Het is mijn op twee na laatste voor de krant. Ook 'Dagblad' gaat over op tabloid en de algemene column op pagina 2, die ik eens in de veertien dagen mocht vullen, verdwijnt. Protestposts en -brieven s.v.p. niet aan mij richten maar aan de hoofdredactie.)