31 augustus 2010

De blik omhoog


Zaterdag in Groningen, slingerende wegen.
De zon scheen maar buien dreigden.
Plaatsen met namen als Leegkerk en Enumatil.
(Ik moest naar Aduard waar vriendin M. een wedstrijd fietste; 't is niet anders.)
Met de blik omhoog zocht ik mijn weg.
Den Horn, Zuidhorn, Noordhorn, en nergens regen.
De wolken volgden een voorspelbare weg.
Den Ham, Briltil.
Ja, Briltil.
Het bleef droog tot Aduard.

19 augustus 2010

Een levende slang

Ha, een dode slang! Dat dacht ik tenminste toen ik vanmiddag vlak voor Wezep uitweek voor een gekruld schepsel dat roerloos aan de kant van de weg lag. Aangezien ik dode dieren verzamel, keerde ik onmiddellijk om teneinde ook deze vangst voor de eeuwigheid vast te leggen. Om vervolgens te bemerken dat dit beest niet dood was, maar lekker van de warmte aan het genieten was op het asfalt. Hij keek me aan en stak zijn tong een paar keer uit. Of beter: zij. Want de oplettende lezer heeft natuurlijk allang gezien dat het hier om een hazelworm gaat van, gezien de strepen, de vrouwelijke kunne (strikt genomen is het geen slang maar een pootloze hagedis, want dat is zo'n beest nu eenmaal, maar hij ziet eruit en beweegt als een slang).
Omdat mevrouw de hazelworm op een nogal gevaarlijk plaats lag - auto's en fietsers bedreigden voortdurend haar leven - probeerde ik de zonaanbidster van de weg af te leiden, maar Hazeltje was tamelijk hardleers. Pas toen ik echt dichtbij kwam met mijn camera trok ze zich tergend langzaam terug van het asfalt en kronkelde ze richting een beschermend dek van afval en rotte bladeren.

11 augustus 2010

De bramen zijn rijp

Nou ja, niet allemaal. Maar aan de struiken die ik vanmiddag in de Noordoostpolder passeerde, vlakbij Kraggenburg, hingen heel grote, diepdonkerrode. Dus ging het water uit de bidon en de bramen erin. Inmiddels staan er vier potjes bramen-frambozenjam op het aanrecht (die frambozen lagen nog in de vriezer, vandaar). Heeft het toch nog enig nut, al dat gefiets.

08 augustus 2010

Stoplichtscène

"'Weg!', zei ik. Weg! En je hoeft nooit meer terug te komen.' Nou, ik heb haar ook nooit meer terug gezien." De vrouw stond te wachten bij een stoplicht in Zwolle, fiets tussen de benen. Ze had het tegen een zwijgende man, die naast haar een beetje voor zich uit zat te staren. Hij was zo groot dat hij niet af hoefde te stappen. We wachtten tot het licht weer op groen sprong. "Woest was ik. Ja, mijn hele huis naar de kloten! 'Weg!', zei ik. 'Weg!' Goh, wat was ik kwaad. Na tweeëneenhalf jaar... Betweterd." Ze had zwart geverfd haar, een ring door de neus en een ring door de lippen, waardoor haar accent niet makkelijk te duiden was. Tot ze 'betweterd' zei dan. Waar ze het over had werd me niet duidelijk, maar ze was nog steeds kwaad. Ontzettend kwaad.
Nee, doe mij toch maar het Overijsselsch Kanaal met zijn bloeiende Sint Jacobskruid (of wat dat gele spul ook mag wezen).

02 augustus 2010

Terug naar het Hogeland

In 1994 kocht ik mijn eerste racefiets, een Peugeot Champagne. Dat was toen al een oud model, maar hij was goedkoop en veel geld had ik niet. Ik woonde in de stad Groningen en ontdekte die zomer het Hogeland. Oneindige vlaktes met ergens aan de horizon altijd wel een kerktoren. Rogge, tarwe, aardappels en vlas op het land. Verlaten boerderijen en prachtige wierdedorpjes zonder nieuwbouwwijken. En het Reitdiep dat daar majestueus doorheen kronkelde. Vier of vijf zomers lang duurde mijn eerste fietsperiode. Toen hing ik mijn Peugeot op in de schuur om hem er in de jaren daarna nog maar een enkele keer uit te halen. Waarom? Ik weet het niet meer. Maar wat voor altijd in mijn geheugen gegrift stond, was de kale, verlaten schoonheid van Noord-Groningen.
Oostum, met de klim naar het kerkje, een van de weinige bulten in dit vlakke land. Warfhuizen, waar ik elke keer als ik er doorheen fietste dacht: Hier wil ik ooit wonen. Zoutkamp, waar ik altijd een haring at bij de viskar in het haventje. Kloosterburen, Kruisweg en Kleine Huisjes, waar de katholieken woonden. Ach, Kleine Huisjes... Ooit sprak ik daar Luurt Huizenga, een oomzegger en naamgenoot van mijn hardloper. Hij was al ver in de tachtig en haalde aan het begin van de avond in de tuin van zijn boerderij herinneringen op aan zijn legendarische oom. De rimpels in zijn gezicht kregen extra tekening in het scherpe licht van de ondergaande zon. 'Het waren andere tijden', zei hij, steeds maar weer. Ja, het waren andere tijden.
Zaterdag was ik even terug in Noord Groningen. Ik logeerde in Wehe-Den Hoorn en maakte een rondje op de racefiets. De motregen ging langzaam over in echte regen en bedekte alles met een grijze waas. En toch dacht ik weer: Hier wil ik ooit wonen. Misschien is het de roep van de uitgestrektheid, die alles in perspectief zet. Of de kaarsrechte bomenrijen, die je alleen hier ziet. Hier word je genadeloos geconfronteerd met je eigen nietigheid. En hier is rust. Stilte. Het eerste dat me opviel waren de verschillende gewassen op het land. Bij ons is bijna alles snijmaïs, maar in Groningen wisselen rogge, tarwe, vlas, aardappelen en spelt elkaar af en is maïs in de minderheid. Helaas zijn er ook van die lelijke witte windmolens gekomen, achter de dijk bij Hornhuizen, waar de echte vlakte begint, richting de Wadden. Dit vlakke land was ooit water. Misschien was dat nog wel wat me het meest verbaasde: naast heel veel kraaien vlogen hier ook meeuwen. Afgedwaald, of gelokt door de roep van de in de klei verzonken zee.