23 februari 2010

Een vlucht puttertjes

Een vlucht puttertjes, opvliegend uit een struikje even voorbij Hoonhorst. Een staartmees in het Rechterense veld, huppend van tak naar tak. Een statige grote zilverreiger aan de overkant van een zijarm van de Vecht tussen Hessum en Vilsteren. Een opstijgend squadron kolganzen bij Stuw (mijn schuld, vrees ik), tevergeefs zoekend naar een V-formatie. Even verderop grazende zwanen in de wei (de koeien staan nog op stal). Een overstekende kudde meerkoeten bij Welsum, niet naar links kijkend en ook niet naar rechts. Krassende kraaien op een vers geploegde akker even voorbij Dalfsen. Drie Vlaamse gaaien en twee houtduiven in een bosje bij Broekhuizen. Een buizerd, loerend op een paaltje in de buurt van Wythmen. En een vreemde vogel op een racefiets, doelloos dwalend over 's Heren wegen.

19 februari 2010

Johnny heeft geen graf

Hij is al ruim zes jaar dood maar heeft het eeuwige leven. Verbijsterd was ik vanmiddag, toen ik de Plato binnenwandelde (er ligt geen schaatsijs meer en voor fietsen was het geen weer) en American VI van Johnny Cash zag liggen. Dat kan toch niet? Wel dus. Een spin-off van Unearthed? Niks daarvan, tien nieuwe opnames. Ain't no grave heet deel zes van de American Recordings toepasselijk. 'Johnny's Final Studio Album' staat erop. Maar daar trappen we dus niet in. Stond bij American V niet ook al 'The Final Recordings'? Johnny gaat gewoon door daarboven en producer Rick Rubin heeft blijkbaar een lijntje met God.
De mooiste song op de cd is Cash's vertolking van For the good times van Kris Kristofferson. Een Frans Bauer-tekst op een André Hazes-melodie, maar om van te huilen zo mooi. Er staat één eigen compositie van Cash zelf op Ain't no grave: 1 Corinthians 15:55. 'Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uwe overwinning?', luidt die bijbeltekst. Johnny zingt trouwens: O death, where is thy sting? O grave, where is thy victory?' en in de NBV staat: 'Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?' Hel, graf of dood - wie het weet mag het zeggen. Maar de boodschap is duidelijk: over een jaar of vijf verschijnt American VII. Praise the Lord!

17 februari 2010

Job wordt oud

Opeens ging het niet meer. Ik was na het tweede rondje van de Belterwiedentocht even gaan zitten om wat te drinken toen opeens het besef doordrong dat het genoeg was geweest. Ik wilde nog twee rondjes doen om de 100 kilometer vol te maken, maar mijn rug bleef pijn doen. De laatste ronde schaatste ik bijna rechtop en dat is niet bevorderlijk voor de slag en de snelheid. Desondanks ging ik zitten met de overtuiging dat ik door zou gaan. Niet dus. Maar de beslissing om te stoppen was meer een fysieke openbaring dan een rationele beslissing. Een wonderlijke ervaring vond ik dat, maar ook begrijpelijk. Een overbelast lichaam corrigeert de geest als dat nodig is. De afgelopen acht dagen heb ik zeven dagen gesport, waarvan zes geschaatst. Met vijf officiële tochten (zie de medailleoogst op de foto) en in totaal 320 kilometer (terzijde: merkwaardig en zorgelijk dat die kilometerfixatie van het fietsen nu ook is overgeslagen naar het ijs; binnenkort meer hierover). En ik ben helaas geen 24 jaar meer. Job wordt oud en gaat nu een dutje doen op de bank.

16 februari 2010

Boerenkool

Naast het Nederlands moet ook boerenkool hoognodig in de Grondwet worden opgenomen. Boerenkool met worst wel te begrijpen. Niet de varianten met van die flauwe liflafjes of vegetarische boerenkool met kaassaus en cashewnoten. Gewoon de aloude stamppot, gemaakt met kruimige aardappelen, peper, zout, echte boter en een gesnipperd uitje. En dan geserveerd met ambachtelijk gemaakte rookworst van de groene slager. Niet die slappe fabrieksrommel van Unox of die zwaar overschatte Hema-worst die veel te veel naar Franse mosterd smaakt.
Het is de hoogste tijd om onze boerenkool met worst te vrijwaren van vreemde smetten. Want de buitenlandse invloeden bedreigen niet alleen onze taal maar ook ons eten. Ik zag laatst al een recept voor boerenkoolrisotto voorbijkomen. En pasta met boerenkool en zongedroogde tomaatjes. De Italiaanse pervertering van onze traditionele oud-Hollandse keuken is al zo ver doorgeslagen dat er godbetert zelfs boerenkoolpesto schijnt te worden gemaakt. Als boerenkool-met-worsteter waan je je tegenwoordig bijna een vreemdeling in eigen land. Nog even en we krijgen ook tajine met boerenkool of boerenkoolcouscous op ons bord. Waanzin.
Hoogste tijd dus voor een grondwettelijke verankering van ons dierbare stamppotrecept. Ik stel voor een kuiltje vette jus als toevoeging te tolereren, maar in de wettekst een voorkeur op te nemen voor Zaanse of Groningse mosterd. En een verbod op spekjes. De ranzige gewoonte om overal maar uitgebakken spekjes doorheen te jassen, is een al even grote bedreiging van de Nederlandse smaak als al die buitenlandse invloeden. Over de positie van de snert zou een aparte bepaling kunnen worden opgenomen.
Eet smakelijk.

(Deze post staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden'. Bijgaande foto is geen boerenkool, maar een fraaie compositie van schaats en ijs. Vandaag gemaakt op de Beulakkerwiede, alwaar ik weer een paar rondjes heb geschaatst.)

15 februari 2010

Het glijhupje

Eigenlijk is schaatsen veel mooier dan fietsen. Zeker als de omstandigheden zijn zoals vanmiddag op de Beulakkerwiede. Ik reed mijn rondjes bij de toertocht Rond de Wieden en het was vrij rustig op het ijs. Lage zon, eindeloze vergezichten, mooi ijs en daar was hij dan: het glijhupje. Eindelijk eens een ijsvloer waar je in je slag kon komen en de ruimte had om te glijden.
Ik hou van de trage, lange slag. Hoe langer hoe mooier, wat mij betreft. Links afzetten, glijden, langzaam het bovenlichaam kantelen, glijden, rechts afzetten, glijden, bovenlichaam kantelen, glijden. Zoals Piet Kleine schaatste, vroeger, met maximaal vier slagen op het rechte eind. En met het glijhupje tijdens de wisseling van de benen. Als dat hupje goed gaat, kom je in een trance en dan gaat alles vanzelf.
En dan vraag je je op een gegeven moment dus af waarom iedereen zo langzaam schaatst. Hoe kan dat? En hoe kan het nou dat die paar die sneller schaatsen sneller schaatsen? Als ik me inspan kan ik de meeste snellen wel bijhouden, maar dan ga je zweten en daar heb ik geen behoefte aan tijdens schaatsen. Ik heb al vijf dagen hetzelfde thermoshirt aan. Het ruikt nog steeds naar wasmiddel.
Eindeloos glijden is het geheim en het glijhupje is het tovermiddel. Dan schaats je moeiteloos 25 tot 30 km per uur. En op de fiets kost dat zweet. Daarom is schaatsen dus mooier dan fietsen.

(Inmiddels heb ik dit jaar meer schaatskilometers gemaakt dan fietskilometers: 280 om 250. Nog twee dagen om de buffer te vergroten, dan moet ik weer aan het werk).

13 februari 2010

Kadoelen (bij Barsbeek)

De Zwarte Meer Kadoelen Rondetocht dus. Raar woord, kadoelen. Ik kadoel, jij kadoelt, wij kadoelen. Maar het is dus geen werkwoord. Het is een plaatsnaam en er zijn maar liefst drie plekken in Nederland die zo heten. De naam is afgeleid van 'quaad dolen' (kwaad dolen) en duidt op 'een plek waar het moeilijk toeven is'. Wij waren vanmiddag bij de Overijsselse variant, vlakbij plaatsen met al even fraaie namen als Heetveld en Barsbeek. Ruig volk, denk je dan, maar dat viel erg mee. En het was helemaal niet moeilijk toeven in Kadoelen.
Druk was het er, dat wel. Duizenden schaatsers op een klein stukje van het Zwarte Meer, een van de randmeren. Daar was een rondje uitgezet rond het Vogeleiland. Dat was althans de bedoeling, maar blijkbaar was het ijs te slecht. Want de ronde van acht kilometer (volgens mij waren het er trouwens hooguit zes), bleef tussen wal en eiland. Het leverde fraaie, Hollandse ijstaferelen op. Hulpeloos vallende oude mannen, jankende kinderen, zwierende kerels met skibrillen (klompen langs de kant), kordaat voortprikkende tantetjes, koek en zopie en hamburgers, en gouden medailles voor iedereen. En dat allemaal op een bewolkte middag in Kadoelen.

12 februari 2010

Ganzenzonsverduistering

Opeens kwam er een enorm lawaai van rechts. Even later was de hemel donker. Duizenden gakkende kolganzen schoven tussen de zon en de aarde. Blinde paniek in de kop, leek het wel. Maar na een paar rondjes streken ze weer neer op de akker bij Blokzijl waarvan ze waren opgestegen. Loos alarm in ganzenland.
Ik en vele schaatsers met mij waren net te laat om de ganzenzonsverduistering op foto vast te leggen. Misschien was het ook onze schuld wel, dat gedoe in ganzenland. Wij reden even zinloze rondjes op het ijs. De mens en zijn aards gewemel als inspiratiebron voor andere dieren. Het moet niet gekker worden.
Voor mij was het vandaag de eerste officiële schaatstoertocht van het jaar, de Blokzijlermerentocht. Het gebruikelijke rondje van 35 kilometer was gehalveerd, maar het was prachtig. Vooral omdat de zon uitbundig scheen. Vijf rondjes was mijn doel, maar gisteren ben ik tijdens de voetbaltraining door mijn rug gegaan en na drie rondjes rechtopstaand schaatsen ging het niet meer. Het ijs werd bovendien steeds slechter. Het begrip 'uitgetrapte bocht' kreeg vooral in de buurt van Dwarsgracht een geheel nieuwe dimensie. Tijd om te stoppen dus. Geen risico's met het oog op de komende dagen.

10 februari 2010

Een maagdelijke ijspiste

Een van de mooiste ervaringen voor een skiër is een afdaling over een maagdelijke piste (voor de niet-skiërs onder u: een maagdelijke piste is een Hang, die vers besneeuwd is en waar nog niemand anders over naar beneden is gegaan). Als eerste je sporen in de sneeuw achterlaten geeft een soort oerervaring: hier wordt een nieuwe wereld ontdekt. Vanmiddag had ik bizar genoeg eenzelfde soort ervaring op het Drontermeer. Daar lag namelijk 9 centimeter verse sneeuw op (ik heb het nagemeten).
Nadat ik bij Noordeinde was opgestapt, hielden na een paar kilometer richting Elburg de schaatssporen opeens op, maar een medeschaatser uit Noordeinde, die hier gisteren ook al schaatste toen er nog geen vlok gevallen was, vertelde me dat we nog een stuk verder konden. Dus daar gingen we: als ware pioniers twee verse sporen trekkend door de diepe sneeuw, over ijs dat ondanks de sneeuwdeken van prima kwaliteit was (zo goed had ik het deze winter nog niet onder de ijzers gehad). Mijn onderbenen waren tot de knieën wit van de uiteengespleten, opgeschaatste sneeuw. Het was echt alsof we aan het skiën waren. Na anderhalve kilometer begon het meer om ons heen echter vervaarlijk te kraken, dus keerden we toch maar weer om.
Avontuur: prima, oerervaringen: nog beter. Maar een natte broek, daar was het toch echt te koud voor.

07 februari 2010

Een gat in de kosmos

Misschien zit er wel een gat in de kosmos bij Elshof. Of een of andere trap naar boven. Weet ik veel. Het is in ieder geval een omgeving die noodt tot nadenken. Al kan dat natuurlijk ook gewoon toeval zijn, want zo vaak fiets ik daar niet. Hoe dan ook, net als eerder kwamen ze weer bij Tempelberg (misschien is het die naam wel, in combinatie met mijn brein en verder niks), die gedachten. En zoals zo vaak gingen ze weer over de ontvankelijkheid voor het onvatbare. En over atheïsme (waarschijnlijk omdat mijn vriend Reinier daar onlangs een paar postjes aan heeft gewijd op zijn blog).
Atheïsme is studeerkamerwijsheid, dacht ik, terwijl ik de pedalen zinloos en vermoedelijk ook redeloos rond trapte. Volgens mij bestaan er geen niet-intellectuele, niet-Westerse atheïsten. En dat is veelzeggend. (Ik las laatst in National Geographic wel een verhaal over de laatste jager-verzamelaars in Tanzania, die volgens de auteur nauwelijks geïnteresseerd waren in religie of andere spirituele zaken. Maar ik vermoed dat de schrijver met een Westers godsbeeld in zijn hoofd zat en de volstrekte vanzelfsprekendheid van hun sacrale ervaring van het alledaagse leven over het hoofd heeft gezien. De Roemeense godsdienstwetenschapper Mircea Eliade heeft daar trouwens een prachtige studie over geschreven: De magie van het alledaagse).
Voort pedalerend kwam ook de gedachte in me op dat atheïsme vooral een stedelijk fenomeen is dat floreert in koude klimaten. Opgesloten in de stad, opgesloten in huis, opgesloten in de rede, en een stevig slot op de deur naar ervaringen die je even doen opgaan in het universum, de kosmos, of wat voor naam je er ook aan wil geven (ontologische heelheid, vrede met het bestaan, zen, God, et cetera). In warme landen, waar het leven zich veel meer buiten en op straat afspeelt, doet niemand moeilijk over God, zelfs veel wetenschappers niet. Kijk maar naar de Latijnse landen.
Dus, daarom en derhalve het volgende vermoeden: atheïsten leven in een te beperkte wereld en zijn afgesneden van een wezenlijk deel van de menselijke ervaring. Ze zijn daardoor ergens hun ontvankelijkheid voor het onvatbare kwijtgeraakt. En ze zijn zichzelf, door de vrijwillige opsluiting in hun eigen geest, te belangrijk gaan vinden. In combinatie met een schromelijke overschatting van de redelijke vermogens van de mens, kan dat tot een naar soort fundamentalisme van de rede leiden (zoals je dat ziet bij mensen als Richard Dawkins en de filosoof Floris van den Berg, die vreemd genoeg de laatste tijd nogal hot is; er is overigens weinig rationeels aan dit bozige atheïsme, want een logisch doordenken van de evolutietheorie zou een mens ook via de beslotenheid van de studeerkamer in een koude, grimmige wereld, kunnen voeren naar het inzicht in onze beperktheid en nietigheid, maar dat gebeurt merkwaardig genoeg dus nooit).
Natuurlijk, ik generaliseer enorm. Maar toch denk ik dat er een kern van waarheid in deze gedachten zit (die overigens in rap tempo verdwenen toen ik na Heeten tegen de wind in naar het Noorden fietste en het heel erg koud kreeg). Als je niet buiten komt en niet meer in verwondering om je heen kunt kijken, als je de wijde blik bent kwijtgeraakt, dan zou je kunnen gaan denken dat de rede volstaat. En dan word je nooit geconfronteerd met het gat in de kosmos bij Elshof. Of het er nu is of niet.

05 februari 2010

Het beste van de jaren nul

Zoals eerder beloofd, hierbij de mooiste cd's van de jaren nul (de afgelopen tien jaar dus). Ik zie de laatste tijd steeds meer van dit soort lijstjes verschijnen en helaas klopt daar doorgaans niks van. Om een voorbeeld te noemen: in de laatste Platomania staan wel honderd lijstjes van Plato-medewerkers en recensenten, maar niemand noemt de American Recordings van Johnny Cash. Ik bedoel maar. En mijn nummer 1 ben ik ook maar een keer tegengekomen. Nou ja, hier mijn top 10. Doe er uw voordeel mee.

1. Lambchop Is a woman
Objectiviteit is natuurlijk volstrekte flauwekul als het om muziek gaat. Maar dit is toch echt de mooiste van de afgelopen tien jaar. Een hommage aan het langzame leven. Natuurlijk spelen ook persoonlijke herinneringen mee bij dit soort lijstjes. Zo associeer ik deze cd altijd met een zwoele avond in maart 2002 in een hotelkamer in San Benedetto del Tronto. Ik was in Italië om verhalen te verzamelen voor een roze krantenbijlage. Want de Giro kwam dat jaar naar Groningen. En zoals heel veel avonden daarvoor en daarna luisterde ik in mijn eentje naar Is a woman. Het was een mooie avond, maar niet echt speciaal. En toch komt altijd deze weer naar boven drijven als ik de cd opzet. Dat is dus nostalgie. Met Caterpillar bevat deze cd trouwens ook het mooiste liedje van de afgelopen tien jaar.

2. Johan Pergola
Perfecte liedjes. Jammer dat Johan zo'n beroerde liveband is. Ik heb een stuk of vijf concerten bijgewoond de afgelopen tien jaar en elke keer was het veel te hard, overstuurd en slecht in balans. En dan blijft er dus niks van deze muziek over, want het is juist de perfectie die deze liedjes zo briljant maakt. Vandaar waarschijnlijk dat ik de laatste cd van Johan, die veel ruwer is opgenomen dan de drie voorgangers, zo'n tegenvaller vind. En Pergola is toch ook echt beter dan dan THX JHN. Associatie: de snelweg bij Lemmer, op weg naar oom Kees en tante Ria, en de hoge bergen van Zwitserland, jodelahiehodelahiehee.

3. Johnny Cash American recordings
Okee, dat zijn dus vijf cd's en een box met restjes en psalmen. Maar hier ga ik niet uit kiezen, want ze zijn allemaal even mooi. Om het maar eens pathetisch te formuleren: een groots muzikaal testament van een bewogen en doorleefd bestaan. En als u er dan toch eentje wilt, doe dan My mother's hymn book maar. Associatie: geen, of als toch dan schaatsen op de uiterwaarden van de IJssel, al heb ik geen flauw idee waarom.

4. Daryll-Ann Trailer tales
Geen Weeps (de beste van de jaren negentig), maar wel mijn op-een-na-favoriete van Jelle Paulusma (want Anne Soldaat deed hier al niet echt meer mee). En waarom Jelle Paulusma mijn grote held is kunt u hier lezen.

5. Sam Baker Mercy
Ik had hier ook de andere twee cd's van Sam Baker kunnen noemen (Pretty world en Cotton) want die zijn even goed. Ook over Sam Baker heb ik hier al eerder geschreven.

6. Ron Sexsmith Blue boy
Van Ron Sexsmith kun je alle cd's ongehoord kopen. Allemaal steengoed. Fallen, dat op deze cd staat, is misschien wel het mooiste liefdesliedje van de jaren negentig (al is Caterpillar uiteindelijk ook een liefdeslied). Waar bij Lambchop Is a woman op eenzame hoogte staat (ik hou niet zo van het veelgeprezen Nixon; alleen What another man spills komt wat mij betreft in de buurt van Is a woman, maar die is uit de jaren negentig), daar zijn al Rons albums uit de jaren nul geweldig (bijna elk jaar verscheen er wel eentje). Ambachtelijke liedjes worden het wel genoemd. Dat klopt, maar deze vakman is wel uitzonderlijk goed.

7. Great Lake Swimmers Bodies and minds
Net als Is a woman ook van die mooie, lome americana die het langzame, contemplatieve leven bezingt. Misschien nog wel wat dieper dan Lambchop. Ook over Great Lake Swimmers schreef ik hier al eerder. Heel jammer dat Tony Dekker op zijn laatste cd's voor een groter geluid heeft gekozen en meer is gaan rocken.

8. The Shins Wincing the night away
Wat steviger dan het voorgaande, want ik hou echt niet alleen van rustig. Bevat met Australia het vrolijkste liedje van de afgelopen tien jaar. Keihard draaien en weg zijn alle muizenissen. Met een volstrekte onzintekst, al kan het zijn dat me wat ontgaat. Ook de andere twee cd's van The Shins zijn trouwens geweldig. So says I op Chutes too narrow is bijna even euforisch vrolijk als Australia.

Ik hou het bij deze acht, want die steken er wat mij betreft echt boven uit. Er is natuurlijk nog veel meer moois verschenen, maar om de top 10 te completeren moet ik kiezen uit Greg Brown (Evening call), Tindersticks (bijna alle cd's), Thomas Dybdahl (One day you'll dance for me New York City), Coldplay (Parachutes), Daniël Lohues (Allenig 2), Ponoka (Built to fly), Spinvis, Boards of Canada (Geogaddi), At the close of everyday (Het liedboek voor de mensen), De Kift (Hoofdkaas), Stiller Has (Stelzen), Amy Winehouse (Frank), The Flaming Lips (Yoshimi battles the pink robots), The Church (After everything now this), Mark Olson & Gary Louris (Ready for the flood), Kris Kristoffersen (This old road) en Sufjan Stevens (Illinois). En dat wil ik niet.

03 februari 2010

De weg als vijand

De weg is mijn vriend, normaal gesproken. We hebben een goede band, de weg en ik. Hij leidt me naar waar ik wil zijn. Niet dat ik vaak naar een bepaalde plek wil. Het gaat me meer om het op de weg zijn zelf. De tocht is belangrijker dan het doel; dat is de zin van het fietsen. Zoals een probleem vruchtbaarder is dan een oplossing (twijfel is immers de motor van ons bestaan). Maar goed, de weg is dus essentieel.
Normaal gesproken kun je op de weg vertrouwen. Er zit wel eens een gat in. En er ligt wel eens een glasscherf of een scherp steentje op. Soms komt dat in je band en rij je lek. Big deal. Nieuw bandje steken en je vervolgt je weg (dat is eigenlijk een heel mooie uitdrukking van de band tussen de fietser en de weg: 'je weg vervolgen'). Waar het om gaat is dat de weg meestal een vanzelfsprekendheid is (net als die twijfel). Je kunt erop vertrouwen, afgezien dan van die enkele keer dat je lek rijdt.
Maar vandaag dus niet. Dat kwam door de sneeuw. Er was weer eens een paar centimeter gevallen. Ik dacht dat de zon en de dooi het probleem wel verholpen hadden toen ik vanmiddag begon aan mijn tweede rondje Knobbel van dit jaar (ik moet klimkilometers maken want Alpe d'Huez wacht; ik heb er alweer 10 klimkilometer opzitten volgens mijn tellertje; 360 hoogtemeters in totaal, een kwart Alpe). Maar die sneeuw lag er dus nog. Half gesmolten maakte het de weg op veel stukken spekglad. Zelfs op De Dellen moest ik voortdurend op de weg letten om niet onverhoeds onderuit te schuiven.
Dat fietst niet fijn, als je steeds met je aandacht bij het wegdek moet zijn. Het leidt af van de tocht. Ik was op een gegeven moment alleen nog maar bezig met de gedachte: 'Hoe kom ik zonder vallen thuis.' Dat is geen fietsen, dat is overleven (op een heel bescheiden niveau, ik geef het toe, al dacht ik daar anders over toen me vrachtwagens tegemoet kwamen bij 't Harde en ik op de grote weg reed in plaats van op het fietspad dat helemaal verijsd was; je zult maar onderuit gaan...).
Nu is overleven natuurlijk een belangrijk onderdeel van ons zijn. Maar met fietsen zoek ik toch naar iets anders dan naar het naakte fysieke bestaan (alhoewel?). De weg is mijn vriend in een reis naar iets anders (harmonie? God? mezelf? leegte?). De weg is in zekere zin zelfs dat andere. Maar aan dat andere kwam ik vanmiddag niet toe. Vandaag was de weg was geen vriend maar een vijand.
(Wat overigens niet betekent dat ik niet lekker gefietst heb. De zon verschool zich op De Dellen op een gegeven moment magistraal achter de rand van een enorme stapelwolk, die opeens dreigend opdoemde. Dat ik heb ik toch ook nog gezien, naast het loeren naar de vijand... Kortom: Het ontaardt al snel in onzin als je wat zinnigs probeert te schrijven over al dat gefietst.)

02 februari 2010

Moslims en honden

Meer honden en minder moslims dus. Alsmede de invoering van stadscommando's en preventief fouilleren voor extra veiligheid. Toch fijn dat de PVV eindelijk eens een beetje concreet wordt nu de partij in Den Haag en Almere meedoet aan de gemeenteraadsverkiezingen. Nog een paar PVV-standpunten: geen islamitisch onderwijs en geen halalvoedsel meer op scholen en in ziekenhuizen. Schone en gezellige winkelstraten. Afschaffen van subsidies voor kunst en andere 'linkse hobby's', behalve voor instellingen die vaderlands erfgoed beheren. Keiharde aanpak van dierenbeulen. En, nog zo'n fijne: bestaande moskeeën onder toezicht stellen. Maar het mooiste vond ik toch wel deze: 'Hardleerse overlastgevers en asociale gezinnen verplicht huisvesten in containerwoningen buiten de woonwijken'.
Vrij vertaald, met inachtneming van de bekende Wildersiaanse nuance: concentratiekampen voor afwijkende elementen, alle moslims zo snel mogelijk het land uit, elke stad zijn eigen Ordnungspolizei, en een herdershond met snor voor alle rechtgeaarde Nederlanders (ik ga er gemakshalve maar even vanuit dat dát achter het idee zit om de hondenbelasting af te schaffen). En voor zover het nog niet duidelijk was: de moslims en de linkse intelligentsia zijn de schuld van alles en confrontatie is de enige remedie. Toegegeven, die 'keiharde aanpak van dierenbeulen' is een mooi streven. Ware het niet dat aan de perfide kiloknallers van de bioindustrie minder belang wordt gehecht dan aan ritueel slachten.
Bekijk die websites van de PVV over Almere en Den Haag eens. Ik zeg: knettergek.

(Deze post staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden'. Ik had me voorgenomen om nooit een letter vuil te maken aan Geert W. want de enige die daar garen bij spint in dit debiliserende land is Geert zelf. Maar nu ben ik er dus toch ingetrapt. Nou ja, u kunt nu later in ieder geval niet meer zeggen: 'Ik wist van niks.')