02 augustus 2010

Terug naar het Hogeland

In 1994 kocht ik mijn eerste racefiets, een Peugeot Champagne. Dat was toen al een oud model, maar hij was goedkoop en veel geld had ik niet. Ik woonde in de stad Groningen en ontdekte die zomer het Hogeland. Oneindige vlaktes met ergens aan de horizon altijd wel een kerktoren. Rogge, tarwe, aardappels en vlas op het land. Verlaten boerderijen en prachtige wierdedorpjes zonder nieuwbouwwijken. En het Reitdiep dat daar majestueus doorheen kronkelde. Vier of vijf zomers lang duurde mijn eerste fietsperiode. Toen hing ik mijn Peugeot op in de schuur om hem er in de jaren daarna nog maar een enkele keer uit te halen. Waarom? Ik weet het niet meer. Maar wat voor altijd in mijn geheugen gegrift stond, was de kale, verlaten schoonheid van Noord-Groningen.
Oostum, met de klim naar het kerkje, een van de weinige bulten in dit vlakke land. Warfhuizen, waar ik elke keer als ik er doorheen fietste dacht: Hier wil ik ooit wonen. Zoutkamp, waar ik altijd een haring at bij de viskar in het haventje. Kloosterburen, Kruisweg en Kleine Huisjes, waar de katholieken woonden. Ach, Kleine Huisjes... Ooit sprak ik daar Luurt Huizenga, een oomzegger en naamgenoot van mijn hardloper. Hij was al ver in de tachtig en haalde aan het begin van de avond in de tuin van zijn boerderij herinneringen op aan zijn legendarische oom. De rimpels in zijn gezicht kregen extra tekening in het scherpe licht van de ondergaande zon. 'Het waren andere tijden', zei hij, steeds maar weer. Ja, het waren andere tijden.
Zaterdag was ik even terug in Noord Groningen. Ik logeerde in Wehe-Den Hoorn en maakte een rondje op de racefiets. De motregen ging langzaam over in echte regen en bedekte alles met een grijze waas. En toch dacht ik weer: Hier wil ik ooit wonen. Misschien is het de roep van de uitgestrektheid, die alles in perspectief zet. Of de kaarsrechte bomenrijen, die je alleen hier ziet. Hier word je genadeloos geconfronteerd met je eigen nietigheid. En hier is rust. Stilte. Het eerste dat me opviel waren de verschillende gewassen op het land. Bij ons is bijna alles snijmaïs, maar in Groningen wisselen rogge, tarwe, vlas, aardappelen en spelt elkaar af en is maïs in de minderheid. Helaas zijn er ook van die lelijke witte windmolens gekomen, achter de dijk bij Hornhuizen, waar de echte vlakte begint, richting de Wadden. Dit vlakke land was ooit water. Misschien was dat nog wel wat me het meest verbaasde: naast heel veel kraaien vlogen hier ook meeuwen. Afgedwaald, of gelokt door de roep van de in de klei verzonken zee.

Geen opmerkingen: