Onderweg kwamen de vragen. Waar komt dat belachelijke verlangen om met dit weer te gaan schaatsen vandaan? Waarom dertig kilometer kou lijden om heel misschien een paar honderd meter op twee ijzers je leven te kunnen wagen op volstrekt onbetrouwbaar ijs? Welke oerdrift doet zich hier gelden, diep verborgen onder en ernstig geperverteerd door onze culturele beschavingslaagjes? Wat is de 'biologische waarde' van dit geploeter over beijsde wegen? (Ik lees momenteel de nieuwe Damasio, vandaar). Ik vermoed dat het met het jachtinstinct te maken heeft. En een terugverlangen naar de echte natuurbeleving, die sinds de opkomst van de landbouw langzaam maar zeker verloren is gegaan. Hoe dan ook, eenmaal aangekomen bij Tichelgaten bleek het water natuurlijk nog maar deels dicht te liggen en begon het met sneeuw bedekte ijs na enkele voorzichtige stappen dermate fragiel te kraken, dat ik snel weer de kant op vluchtte. "Ik hol je d'r niet uut", zei een lokale passant, die me vanuit een auto hoofschuddend gadesloeg. "Veels te kold."
Eenmaal tot bezinning gekomen, fietste ik door de kou terug naar huis. Ik hield me warm met het vooruitzicht lekker op de bank verder te kunnen lezen in Het zelf wordt zich bewust van Antonio Damasio, over de evolutie van het bewustzijn. Misschien dat hij kan verklaren waarom ik dit soort belachelijke tochtjes onderneem.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten