Waarom is fietsen op een aangelegd mountainbikeparkoers niet leuk? En waarom is mountainbiken over eeuwenoude land- en boswegen bijna nog leuker dan wielrennen? De antwoorden liggen, zoals zo vaak, in de vragen besloten: het komt door dat 'aangelegde' en dat 'eeuwenoude'.
Het parkoers dat ik gisteren befietste op de Lemelerberg bevat nep-heuveltjes en rare paadjes die, om het fietsen te bemoeilijken, tussen de boomwortels door waren gelegd. Het deed denken aan motorcross en ik kwam ook veel te veel mede-mountainbikers tegen. Nee, dan die overgroeide paden in het Rechterense en Vilstersche veld. Moederziel alleen was ik daar (dat kwam ook omdat ik bij het uitrijden van menige bosweg een fietsverbodbordje zag dat er bij het inrijden echt niet stond). De zon scheen door bomen en het licht- en schaduwspel gaf het bos een feeƫrieke sfeer.
Twee keer rende er opeens een ree voor me uit, vanaf drie meter afstand zag ik een enorme roofvogel op de vlucht slaan (een buizerd, geloof ik) en vele sappige houtduiven klapwiekten in het rond, hevig verlangend naar zachte garing in een koekenpan. Toen ik even op een boomstam ging zitten om een banaan te eten daalde er stilte en rust op me neer. Voor zulke momenten ben ik dus minder gaan werken.
Alleen, zo bedacht ik me, wat nu als ik lek rijd? Als je met de mountainbike gaat fietsen neem je geen reservebanden mee, had mijn lieve M. me verteld. (Het mountainbikeritje van gisteren was mijn eerste in Nederland, als u dat nog niet begrepen had.) En een pompje had ik ook niet bij me. Mijn mobiele telefoon had geen ontvangst en waar ik nu precies zat in dat bos was me ook niet altijd duidelijk. Nou ja, dan had ik dus moeten lopen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten