Het voordeel van een licht onwelbevinden (de opgezette klieren, de spierpijn en het snot zijn nog steeds niet weg) is dat je opeens zeeën van tijd hebt om te lezen. Fietsen is ook niet alles, zo blijkt maar weer. Vandaag vierde ik vakantie in eigen tuin met Juni van Gerbrand Bakker. De roman is massaal afgekraakt door de critici (op een enkele uitzondering na) maar mijn lieve vriendin M. was er erg over te spreken. Bovendien heb ik ooit Bakkers debuutroman Boven is het stil gerecenseerd voor Dagblad van het Noorden. Dat vond ik destijds een fantastisch boek en ik was dan ook erg benieuwd naar Juni. Welnu, ik ben inmiddels halverwege en kan niet anders dan concluderen dat Juni ook een roman is waarvoor het lastig superlatieven vinden is. Mijn gewaardeerde collega Joep had dat ook al geconstateerd in die ene positieve recensie die over Juni is geschreven.
Boven is het stil noemde ik in maart 2006 'een stilistisch wondertje', met onder meer als motivatie: "De beschrijvingen zijn onopgesmukt en de dialogen kort en kaal. Beschouwingen over het leven of poëtische stijlbloempjes vind je niet in Boven is het stil. Wel zinnen als: "Moeder was een ongehoord lelijke vrouw." Of: "Ik poep twee keer per dag. De eerste keer vlak na het melken, de tweede keer na de koffie." (...) Het knappe van deze roman is dat het onder de onbewogen, kale oppervlakte borrelt en kookt van emoties en onuitgesproken verlangens, die echter nergens hardop worden uitgesproken. Het komt ook nergens tot een uitbarsting, hetgeen de suggestieve kracht alleen maar vergroot. Daardoor is het ondanks alle soberheid toch een buitengewoon ontroerend boek geworden waarin, onuitgesproken, heel veel levenswijsheid en poëzie wordt opgeroepen."
Voor Juni geldt precies hetzelfde, maar dan nog net iets subtieler en weergalozer. Ik denk dat ik er inmiddels ook achter ben waarom de grachtengordelrecensenten daar anders over denken. In Juni wordt gesproken en gedacht zoals 60 procent van de Nederlanders praat en denkt, namelijk dat deel van de bevolking dat op het platteland of in een dorp woont of is opgegroeid. En ik vrees dat de hedendaagse grachtengordelmens (meer specifiek de ondersoort grachtengordelrecensent) zich daar geen voorstelling meer van kan maken. Die heeft zich verschanst in zijn stadse veste, waar - zo blijkt uit al die elkaar na kakelende een- of tweesterrenrecensies - het provincialisme al enger en enger wordt. Triest.