03 februari 2010

De weg als vijand

De weg is mijn vriend, normaal gesproken. We hebben een goede band, de weg en ik. Hij leidt me naar waar ik wil zijn. Niet dat ik vaak naar een bepaalde plek wil. Het gaat me meer om het op de weg zijn zelf. De tocht is belangrijker dan het doel; dat is de zin van het fietsen. Zoals een probleem vruchtbaarder is dan een oplossing (twijfel is immers de motor van ons bestaan). Maar goed, de weg is dus essentieel.
Normaal gesproken kun je op de weg vertrouwen. Er zit wel eens een gat in. En er ligt wel eens een glasscherf of een scherp steentje op. Soms komt dat in je band en rij je lek. Big deal. Nieuw bandje steken en je vervolgt je weg (dat is eigenlijk een heel mooie uitdrukking van de band tussen de fietser en de weg: 'je weg vervolgen'). Waar het om gaat is dat de weg meestal een vanzelfsprekendheid is (net als die twijfel). Je kunt erop vertrouwen, afgezien dan van die enkele keer dat je lek rijdt.
Maar vandaag dus niet. Dat kwam door de sneeuw. Er was weer eens een paar centimeter gevallen. Ik dacht dat de zon en de dooi het probleem wel verholpen hadden toen ik vanmiddag begon aan mijn tweede rondje Knobbel van dit jaar (ik moet klimkilometers maken want Alpe d'Huez wacht; ik heb er alweer 10 klimkilometer opzitten volgens mijn tellertje; 360 hoogtemeters in totaal, een kwart Alpe). Maar die sneeuw lag er dus nog. Half gesmolten maakte het de weg op veel stukken spekglad. Zelfs op De Dellen moest ik voortdurend op de weg letten om niet onverhoeds onderuit te schuiven.
Dat fietst niet fijn, als je steeds met je aandacht bij het wegdek moet zijn. Het leidt af van de tocht. Ik was op een gegeven moment alleen nog maar bezig met de gedachte: 'Hoe kom ik zonder vallen thuis.' Dat is geen fietsen, dat is overleven (op een heel bescheiden niveau, ik geef het toe, al dacht ik daar anders over toen me vrachtwagens tegemoet kwamen bij 't Harde en ik op de grote weg reed in plaats van op het fietspad dat helemaal verijsd was; je zult maar onderuit gaan...).
Nu is overleven natuurlijk een belangrijk onderdeel van ons zijn. Maar met fietsen zoek ik toch naar iets anders dan naar het naakte fysieke bestaan (alhoewel?). De weg is mijn vriend in een reis naar iets anders (harmonie? God? mezelf? leegte?). De weg is in zekere zin zelfs dat andere. Maar aan dat andere kwam ik vanmiddag niet toe. Vandaag was de weg was geen vriend maar een vijand.
(Wat overigens niet betekent dat ik niet lekker gefietst heb. De zon verschool zich op De Dellen op een gegeven moment magistraal achter de rand van een enorme stapelwolk, die opeens dreigend opdoemde. Dat ik heb ik toch ook nog gezien, naast het loeren naar de vijand... Kortom: Het ontaardt al snel in onzin als je wat zinnigs probeert te schrijven over al dat gefietst.)

Geen opmerkingen: