21 juni 2009

Italiaanseweg

Een Vlaamse klim is het, ook al heet hij de Italiaanseweg. Gisteren sloeg hij venijnig in de benen, na 137 kilometer koers. Het bordje van de Jan Janssen Classic wees opeens naar rechts, het bos in. Ik zat net een paar kilometer comfortabel aan de staart van een groepje dat 32, 33 km per uur reed. Lekker uit de wind. Maar in dat bos zag ik alleen maar modder. Na een paar meter kwamen de eerste steentjes te voorschijn en langzaam rees uit de modder een klinkerpad op dat zich omhoog slingerde. Het was aardedonker in het bos, al kwam dat waarschijnlijk ook omdat ik mijn zonnebril nog op had. Het groepje waarin ik fietste, spatte uiteen. En weer bleek ik best aardig omhoog te komen, al duurde het bij de Jan Janssen Classic wel een kilometer of negentig voordat het klimmen echt goed ging. Ik ben een diesel en moet het hebben van de steile stukken. Onder de vijf procent ben ik een pannenkoek. Maar goed, de Italiaanseweg dus. Aangelegd in 1848 door een baron, als verbinding tussen zijn kasteel en het station van Wolfheze. Hij schijnt zo te heten vanwege zijn Italiaanse uiterlijk met haarspeldbochten en dergelijke. Het was een van de 38 klimmetjes van de Jan Janssen Classic, die bij elkaar opgeteld 1500 hoogtemeters opleverden. Twee keer Alpe d'Huez en dat op nog geen uurtje rijden van huis.

14 juni 2009

Zondagmiddag in Wilsum


Hoe weidser het uitzicht, hoe meer je met jezelf geconfronteerd wordt. Dat viel me vanmiddag weer eens op, gezeten op een bankje bij Wilsum op de IJsseldijk. Ik at een Snelle Jelle en bedacht me hoezeer ik in mezelf zit opgesloten. Net als die rondzoemende bij die een korenbloem besnuffelde, de wandelaars in de verte, en de lammetjes onderaan het talud. Allemaal levend in hun eigen wereld. Allemaal ingeperkt door wat ze met hun ogen, oren, neus (heeft een bij een neus?) en tastzin kunnen ervaren en het zenuwstelsel waarmee ze die ervaringen verwerken en waaruit hun handelen voortvloeit. En ik moest denken aan mijn vriend Reinier, die onlangs een debat voerde met de Verlichtingsfundamentalist Floris van den Berg, die denkt dat voor ons mensen de rede leidend zou moeten zijn en die religie ziet als een ziekte.
Reinier is theoloog, filmmaker, boekenschrijver, nog veel meer, en ook christen. Wij praten wel eens over God, Jezus, geloof, evolutie en andere zaken (muziek, lekker eten). Ik ben geen christen, althans ik zou nooit de verklaring ondertekenen waar Reinier zijn handtekening onder heeft gezet. Ik geloof wel dat de kennis die wij als mensen kunnen opdoen, beperkt is door wie en hoe wij zijn. Wij zitten allemaal opgesloten in onze leefwereld en over wat daarbuiten nog is, weten we niks. De wetenschap heeft onze leefwereld de laatste eeuwen flink opgerekt, maar er is een noodzakelijke grens die voortkomt uit de natuurlijke beperkingen van het dier 'mens' dat we nu eenmaal zijn. Net zoals een lammetje zit opgesloten in zijn lammetje-zijn en de bij in zijn bij-zijn (de bioloog Jakob von Uexküll heeft daar een prachtig boek over geschreven).
Twijfel is daarom ons eeuwig lot. Ik kan dus niet zo goed tegen mensen die denken dingen zeker te weten, zoals Floris. En mensen die rotsvast geloven in de ratio als onfeilbare bron van ons handelen, vind ik dom en gevaarlijk. Laat Floris e.c. maar eens logisch verklaren waarom ik vanmiddag op de fiets stapte. Ik weet het niet. Misschien omdat fietsen verslavend is en omdat ik gisteren maar een kort ritje had gemaakt. Maar ik had net zo goed voor de tv kunnen blijven hangen om na de Dauphiné Liberé ook de tweede etappe van de Ronde van Zwitserland te bekijken (waarom doen mensen dát überhaupt?). Ik twijfelde, maar iets in me (de rede was het niet) deed me besluiten toch een rondje Kampen te doen over de IJsseldijk. Maar waarom ging ik zitten op dat bankje bij Wilsum? En waarom begon ik te piekeren over die weidsheid en mijn eigen nietigheid? Daar had ik gisteren tijdens een tochtje door het Vechtdal geen last van. Toen keek ik naar de bloempjes (zie foto) en was mijn enige gedachte: 'Ben ik op tijd thuis voor de slotklim in de Dauphiné?'
Tot zover.

13 juni 2009

Oranje


Denk nu niet: 'Aha, hij is dus blij met Oranje.' Dat hele Nederlands elftal interesseert me geen lor. Ik kijk zelfs niet meer naar de interlands. En dat terwijl ik vroeger al 's middags op de bank klaar zat, bibberend van de spanning. (Maar goed, als die lapzwansen op het WK gaan presteren, komt dat wel weer terug. Zo ben ik ook wel weer). En nee, ik ben ook geen Rabobank-fan. Het heeft ook niks te maken met mijn fietstochtje van afgelopen woensdag langs Paleis het Loo in Apeldoorn. Of met die vermaledijde Naald aldaar. Het is veel simpeler. Ik hou gewoon van de kleur oranje. Mijn bureaublad is oranje, Orange was mijn favoriete frisdrank, ik heb een oranje Brompton, aan de muur hangen oranje schilderijen en mijn moeder breide vroeger oranje truien voor me. Over mijn moeder gesproken: die heb ik dus woensdag op de fiets opgezocht in Apeldoorn, alwaar zij met haar drie zusters op stap was (zie foto). Op de terugweg kwam ik tussen Elspeet en Gortel zowaar op een stukje Veluwe waar het compleet stil was: er stond geen wind, er was geen mens (de weg werd opeens onverhard, vandaar) en alleen een enkel vogeltje zorgde af en toe voor wat achtergrondgeluid. Stilte kan oorverdovend zijn.

09 juni 2009

Zoute haring

Kijk, hier gaan de zaken dus door elkaar lopen. Nu kan ik natuurlijk vertellen dat ik vroeger - lang geleden, toen ik nog in Groningen woonde - op mijn fietstochtjes door het Hogeland altijd stopte in de haven van Zoutkamp om een broodje haring te eten, maar dat is toch een wat geforceerde link met mijn column die vandaag in Dagblad van het Noorden stond. Alhoewel, vorige week maandag heb ik in de haven van Blokzijl ook nog een broodje haring weggewerkt tijdens mijn fietstocht (zie Muggenbeet). Zout en vet, altijd goed wielervoer voor magere mannetjes. Nou ja, hier is ie:

Column DvhN: Zolte heern
Alleen met het mondgevoel heb ik nog wel eens moeite. Dat ligt aan de substantie, die is me eigenlijk wat te week en te glibberig. Alsof er plotseling een extra tong in je mond zit. Nou is dat niet per se vervelend, maar wel als je geacht wordt het troepje ook nog te vermalen en door te slikken. Vooral de wat oudere, stijvere exemplaren kunnen zó ronduit smerig zijn dat de kale consumptie ervan kokhalsneigingen oproept. Daarom eet ik hem bijna nooit zonder uitjes. In combinatie met de knapperige, frisse aanbeet van een gesnipperde siepel zijn de zachte, glijerige structuren veel beter te pruimen. Nog los van de smaakversterkende werking, natuurlijk. Mijn theorie is dat door de prikkeling van de ui de neus gaat openstaan en de geur belangrijker wordt in de smaaksensatie. En zout, scherp en sterk gaan natuurlijk heel goed samen. Maar het liefst heb ik hem op een broodje. Zo’n zacht, wit puntje, bij voorkeur kakelvers. Dat mengt goed, veel beter dan roggebrood (vieze gewoonte, die zwarte korrels met veel te veel smaak van zichzelf, onder dat zachte, zilveren huidje). De kleverige massa die overblijft na een paar happen met wittebrood en wat herkauwen mag dan wat plakkerig zijn, maar door de droogheid van het brood is de ergste tongglibberij geneutraliseerd en kan het grote genieten beginnen. Als het broodje ook nog warm is, waardoor de kou (een serieus probleem!) wordt verdreven, dan is het paradijs nabij. Desondanks schijnen er mensen te zijn die alleen al bij de gedachte aan deze hemelse heerlijkheid gruwen. Zij moeten maar eens luisteren naar Allenig III van Daniël Lohues: "Lust joe gien zolte heern? Nooit stoppen met probeern."
Eet smakelijk!

04 juni 2009

De Franse Alpen, slot: geen Galibier


Het is zaterdag en warm. Ze willen de Galibier op, maar je hebt geen zin in drukke wegen met motorrijders. Dus sla je in je eentje af, richting La Berarde, een doodlopend dal dat, denk je, geleidelijk stijgt naar 1750 meter. Niks geleidelijk. Na het dorpje Venosc gaat het 10 % omhoog. Kale rotswanden, links een ravijn dat steeds dieper wordt en dreigende luchten. Als het gaat regenen, keer je om. Geen zin in glijpartijen met zulke afgronden in de buurt. Dan dat andere balkon maar, richting Villard Reculas, en je gaat bij Bourg d'Oisans opnieuw omhoog naar Alpe d'Huez, 15 van de 21 bochten. Drukkend warm, loodzwaar en geen tempo. Maar eenmaal boven wacht een prachtig, smal weggetje van Huez naar Villard Reculas, een dorpje met 57 inwoners. En dan de lange afdaling door de zwijgende bossen naar Allemont. Je gaat van 1500 naar 700 meter hoogte en komt in die vijftien kilometer geen enkele tegenligger tegen. Zelfs geen hert. Alleen op de wereld in de Franse Alpen.

03 juni 2009

Doosje


Assen Witten Eemster Hijken
Laaghalen Diever Leggeloo

Wittelte Havelte Wapserveen
Veendijk Eursinge Dieverbrug

Nijeveen
Kolderveen
Wanneperveen

Zwartsluis Hasselt
Frankhuis Zwolle

Doosje
brug niet toegankelijk voor diepladers
(94 km; 27,6 gem.)

01 juni 2009

Muggenbeet


Het effect van de alpen: een rondje Giethoorn, Steenwijkerwold en de Weerribben (totaal 110 km) tegen een gemiddelde van 28,2 km per uur. Met fikse tegenwind kan ik nu opeens boven de 25 blijven en op de terugweg voor de wind ging het sneller en sneller en sneller tot ik Zwolle weer naderde met ruim 40 op de teller. Ik voelde me zowaar even wielrenner. En dan te bedenken dat mijn gemiddelde voor de alpen rond de 25 km per uur lag. Merkwaardig.
In Steenwijkerwold (glooiende velden, ik wist niet dat je dat in Nederland had) reed vriendin M. een wedstrijd. Mijn doel vandaag was Muggenbeet in de Weerribben. Maar dat viel een beetje tegen na de pracht van Steenwijkerwold. Mijn nek zit nu wel vol bulten.

31 mei 2009

De Franse Alpen, deel 4: het balkon


Simpel klimmetje, denk je, als je de weg naar 'het balkon' op de kaart ziet. Het balkon is de hoogteweg tussen Freney d'Oisans en La Garde (op de klim naar Alpe d'Huez) met schitterend uitzicht over het dal. Puy heet het plaatsje waar we naar toe moeten. Maar als we omhoog fietsten, blijkt het de hel in de kleren van de hemel. Prachtige omgeving dus, maar wel drie kilometer klimmen met een gemiddeld (!) stijgingspercentage van 11 procent. Naast me zit John mompelend verwensingen te uiten. 'Na deze bocht zijn we boven, toch?' Helaas, nog een bocht. Het is verschroeiend heet. En we hebben Les Deux Alpes al in de benen (vanuit het dal 17 kilometer klimmen, met een klein knikje, tegen gemiddeld iets meer dan 6 procent). John heeft me op die klim op een kwartier gereden, maar nu dansen we zij aan zij naar boven. En daar wacht de beloning: adembenemende vergezichten. Even later gaat de smalle weg naar beneden, met een heel laag stenen muurtje als enige afscheiding tussen ons en een afgrond van 500 meter diep. Ik ga niet harder dan 20 km per uur op de weg die bezaaid ligt met stenen die van de rotswand zijn afgebrokkeld. John is alweer uit het zicht verdwenen.

Wanneer wordt fietsen wielrennen?


Is er een verschil tussen wielrenners en fietsers? Natuurlijk, als je de sport in wedstrijdverband uitoefent, ben je een wielrenner ('Marijn fietst' is dus technisch gezien een onjuiste blognaam). Maar als je zelf, in je strakke pakje, recreatief op de racefiets zit, fiets je dan of wielren je? Bij toertochtjes in groepsverband lijkt het antwoord me ook duidelijk: kop over kop tegen de wind in stoempen doen alleen echte wielrenners. Maar wat als je, zoals ik gisteren, in het Vilsterse veld een landweggetje in fietst en, gezeten in het gras aan een slootkant, een kwartier tussen de boterbloemen en de libelle's naar de wolken aan de hemel staart? Ben je dan nog een wielrenner? Ik ben een eenzame fietser/wielrenner. Tegen de wind in mag ik graag aanpikken bij een groepje omdat dat nu eenmaal veel makkelijker fietst (nog liever rij ik in het zog van een tractor, zoals gistermiddag tussen Ommen en Hardenberg; moeiteloos rij je dan boven de 40 km per uur tegen de wind in, waardoor je je onmiddelllijk wielrenner voelt...). Maar over het algemeen fiets/wielren ik het liefst alleen. Je ziet veel meer van de omgeving (toch meer een fietser dus), het geeft je bij een zware tocht een heroischer gevoel (toch wielrenner), en je wordt helemaal teruggeworpen op jezelf. Het is een kwestie van karakter, denk ik: je hebt eenzame helden en helden die bij voorkeur in groepsverband opereren. Ik ben meer het type poor lonesome cowboy. Maar of ik daarmee nu meer fietser en minder wielrenner ben dan de keuvelaars die hun tochtjes bij voorkeur met medefietsers/-wielrenners maken...

27 mei 2009

De Burg. Honcooplaan is geen Alpe d'Huez


Nee, natuurlijk niet, Maar dankzij Alpe d'Huez ging ik vandaag wel makkelijk omhoog. Even voor Hattem gaat hij de Veluwe op, vlakbij een weide, de Burgemeester Honcooplaan. Als het echt omhoog gaat, rij je het bos in. Dankzij mijn nieuwe hoogtemetertje met percentages ontdekte ik dat de laatste vijfhonderd meter van de klim constant 5 % stijgt. Totale hoogteverschil: 31 meter. Nee, dan de Alpe d'Huez. Vorige week donderdag was het zover na een rustdag. Eerst koffie op een terrasje in Bourg d'Oisans en daarna meteen, de spieren nog koud, de berg op.

Alpe d'Huez, 13,3 km, 8,1 % gemiddeld.

Het is 12.43 uur als ik met William over de rotonde rij; voor me Symen en John, achter me Geert-Jan en Stefan. Harm is z'n handschoentjes vergeten en moet terug naar het terras. William stopt even voor de klim begint ('even iets rechtdoen', zegt hij). Ruud heeft Les Deux Alpes gedaan als voorbereiding en pikt aan bij Harm als die opnieuw naar de voet van de alp rijdt, nu met handschoentjes.
We zijn begonnen: John en Symen voor me, Geert-Jan haalt me in, ik schakel meteen terug naar mijn kleinste verzet (30-25). Dit is het moeilijkste stuk. Ik haal Geert-Jan weer in, maar zie John en Symen van me wegrijden. Zoals verwacht. Maar de benen zijn opmerkelijk goed, merk ik al snel. Ik rij moeiteloos 11 km per uur op het steilste stuk. Na een paar bochten heb ik Symen al te pakken. "Je kunt nog een tandje kleiner", zeg ik tegen hem als ik hem voorbij fiets. Een paar honderd meter voor me rijdt John. 'De Klepper' is de beste klimmer van ons groepje (na Ruud natuurlijk, maar die startte later). Een aangenaam rustpunt. Het gaat lekker, al vraag ik me wel af waar de anderen blijven. Symen reed hier, net als John, ooit binnen het uur omhoog, Harm had 1 uur 20 staan en Geert-Jan 1.10. Mijn doel vandaag: binnen anderhalf uur. Dus waar blijven ze?
Na een bocht of acht komt John steeds dichter bij. Wat gebeurt hier? Niemand die me inhaalt. Valt erg mee die klim, denk ik. Maar het is warm. Elke bocht drink ik wat. Volgens mij heb ik vandaag superbenen! Iets voor de helft haal ik John in. "Maak je niet ongerust", zeg ik tegen hem. "Ik stort nog wel in elkaar." Want dit kan niet goed blijven gaan, denk ik. Ik rij moeiteloos 12 km per uur, zie ik op mijn tellertje. En dat kan ik helemaal niet op zo'n klim.
Maar ik kan het vandaag wel. Niemand die me voorbijkomt, zelfs Ruud niet. Als ik de laatste bocht voor het dorp neem kan ik een paar bochten naar beneden kijken: niemand te zien. Geen John, geen Ruud, geen Harm, geen Geert-Jan. William was even daarvoor wel langszij gekomen. Bij Eric in de auto, opgegeven na twee bochten. Ik ga winnen! En ruim ook! Ik duik het tunneltje in maar heb geen flauw idee waar ik nu heen moet. Het is nog ongeveer een kilometer naar de finish weet ik, dus ik neem een weg omhoog. Na een paar helse bochten nadert het einde van het dorp. Ik herken het niet, maar hier zal het wel ongeveer zijn. Ik stop op een parkeerplaats. Het is 13.53 uur. In 1 uur en 10 minuten naar boven gereden met een gemiddelde van bijna 12 km per uur. Wonderen bestaan.

26 mei 2009

De Franse Alpen, deel 2: Col de la Croix de Fer


Col de la Croix de Fer vanaf Allemont; 27,5 km, 4,7 % gemiddeld (tussen km 12 en 14 gemiddeld ruim 11%)

Op de tweede dag (vorige week dinsdag) belandden we tussen de marmotten op de Croix de Fer. Fantastische klim! Loodzwaar in het begin door de hitte in de bossen, waarna een fijn terras wachtte bij de creperie van Rivier d'Allemont. Daarna de prachtige kronkel in de vallei, met een steile afdaling en een steile klim naar het stuwmeer en vervolgens vergezichten, sneeuw en marmotten in de 'eenvoudige', laatste kilometers naar 2057 meter.

25 mei 2009

De Franse Alpen, deel 1: Col de Sarenne


Col de Sarenne via Mizoen; 12,8 km, 7,8 % gemiddeld met een piek van 13,5 %

Op de eerste dag in de Alpen (vorige week maandag) dachten we te beginnen met een rustige beklimming door Alpe d'Huez 'van de makkelijke kant' te doen. Wie dat 'makkelijk' erbij bedacht had, weet ik niet meer, maar na de koffie in Freney d'Oisans (bereikt via een klim met 250 hoogtemeters die ook al aardig in de benen sloeg) begon een helse klim over vooroorlogse wegen. Ik schreef er de volgende column over voor Dagblad van het Noorden:

Col de Sarenne
Waarom doe je dit, denk je voor de tiende keer. Je hoort een donderslag in de verte en zet nog maar eens aan. Je fietst in de bergen, de handen losjes op het stuur, zweet druppelt van je gezicht op je tellertje. Het stijgingspercentage loopt weer op naar tien procent, zie je tot je verbazing. Dit zou toch een rustig ritje worden om te wennen aan de alpencols? Maar er zit nog tempo in: 10,8, 11,0, 10,8, 11,2 km per uur zegt het apparaat op je stuur, ook al barst je hart bijna uit elkaar.
Om je heen een desolaat landschap. Overal rotsen en kale hellingen, en geen mens te zien. Dit is een col uit de oertijd, schiet door je heen. Steenlawines hebben gaten in het wegdek geslagen en overal liggen rotsblokken en stenen waar je tussendoor slalomt. En je denkt: waar is die top in godsnaam? Toch niet bij die masten, die je vanuit je ooghoek een paar honderd meter hoger op een bergkam ziet staan? Opeens zie je honderd meter onder je een van je fietsmaatjes languit naast de weg liggen, uitgeput. Maar teruggaan is geen optie: nergens een plek om te schuilen als het noodweer losbarst.
Waarom doe je dit, denk je weer. Maar als je eenmaal boven staat tussen de sneeuw, bij die masten, en de koude wind om je oren suist op 1999 meter hoogte, weet je het weer. Bergop fietsen is een oerinstinct, een mythische reis naar het onbekende. Je wordt gedreven door dezelfde drang die je voorouders tienduizenden jaren geleden Afrika deed verlaten.
En je gaat weer verder in je eigen heldenverhaal. Over rampzalig slechte wegen naar beneden, door een riviertje heen, tot je bent afgedaald naar Alpe d'Huez en de weg weer glad wordt. En je denkt: weer een berg veroverd op de wereld.

Naschrift. Ik heb een theorietje: wielrennen is geen sport, maar een verhaal; het is geen spelletje, maar een afspiegeling van het leven zelf. Dat maakt het tot de mooiste sport (ook al is het dat dus niet) op aarde, zowel in wedstrijdverband als recreatief. Bij wedstrijden gaat het verhaal over winnaars en verliezers, helden en hun helpers, verslagenen, strijd, bedrog en complotten. De toerfietser schrijft zijn eigen oerverhaal. Elke tocht is een queeste, waarin de toerfietser de wijde wereld in trekt om zijn horizonten te verbreden. Zoals de held in een verhaal zijn vertrouwde wereld verlaat en op zoek gaat naar datgene wat de verstoring van de orde in zijn thuiswereld kan herstellen, zo verlaat de toerfietser keer op keer zijn huis om zijn verstoorde innerlijke orde te herstellen (of zichzelf terug te vinden) tijdens zijn tochten. En zoals je een goed verhaal steeds kunt herlezen (of een goed liedje wel honderd keer kunt beluisteren) kun je ook best steeds hetzelfde tochtje maken, want je vindt steeds iets nieuws (een veld boterbloemen of een verloren herinnering, bijvoorbeeld) of je hervindt je verloren rust. En denk nu niet meteen: 'Wat een gezwets!' Ik ben ervan overtuigd dat wielrennen aan een diep menselijk oerinstinct appelleert. Later meer hierover.

16 mei 2009

Boterbloemen langs de IJssel


M. en ik fietsen (heel zelden) ook wel eens samen. Zoals vanmiddag, een rondje Kampen via de dijkjes aan weerszijden van de IJssel. Dat is mijn zomeravondrondje van 40 kilometer, dat onder meer door Wilsum voert, met zijn kerkje uit 1050 (de op drie na oudste van Nederland). Vanmiddag overheerste het geel: de dijkjes waren bezaaid met boterbloemen, met tussendoor ook wat korenbloempaars, zuring en paardenbloempluisjes. Erg fraai allemaal natuurlijk maar ik moest vooral op M. letten. M. is aan het herstellen van een zware val, twee weken geleden. Ik kan u melden: het herstel verloopt voorspoedig. Op de heenweg moest ik haar heel even uit de wind zetten, maar op de terugweg werd ik bij Zalk alweer ouderwets gelost. Het was een laatste test voor mijn knie, alvorens ik morgen met collegae naar de Alpen vertrek. Voorlopig blijft het hier dus even stil. Over anderhalve week wachten u heldenverhalen over de beklimming van de Galibier, Alpe d'Huez, Les Deux Alpes en (o gruwel) de Collet de Vaujany (10 km, 9,5 % gem). Als de knie het houdt dus. Anders zult u het moeten doen met leesverslagen van Johan Fabers Alpe d'Huez en De brief aan de Romeinen van Karl Barth. Ook buitengewoon interessant natuurlijk.

13 mei 2009

De geur van vroeger

De geur is terug. Dat is een van de voordelen van de stijgende voorjaarstemperaturen. Als je 's winters fietst, ruik je veel minder. Vandaag, tussen Hardenberg en Beerze, bracht de geur van pas gemaaid gras op de velden tussen de bossen, me weer even terug naar een bergflank in Zweisimmen, waar ik als zesjarige 's zomers een keer een skistok vond. Daar rook het ook zo. Maar als ik langs het kanaal bij Vroomshoop weer heel sterk pas gemaaid gras ruik, komen andere beelden op. Raar fenomeen, geur. Dat werkt blijkbaar toch in combinatie met wat je ziet. Of misschien was die geur langs het kanaal door het nabije water toch net even anders. Bij de houtzagerij in het Rechterense Veld rook het naar zo'n klein stationnetje met een tandradtreintje. Ook een beeld uit het Zwitserland van mijn jeugd. Het zal wel een of ander impregneermiddel zijn.
Door al die geuren - de bossen ruiken ook weer zo lekker houtig! - ga je heel associatief denken. We denken wel dat we logisch handelende wezens zijn (en heel soms zijn we dat ook), maar voor ons welbevinden is associatief denken veel belangrijker. Ik voelde me intens gelukkig toen ik vanmiddag die bergflank rook en ik zou niet weten waarom.
En waarom besloot ik in Lemele opeens rechtsaf te slaan waar ik dat nog nooit eerder had gedaan? Niet omdat ik wist dat me aan het eind van het weggetje een prachtig uitzicht op de omgeploegde flanken van de Lemelerberg wachtte. Misschien rook ik het onbewust wel...
(Ik zat dus weer op de fiets vandaag. Mijn knie is nog een beetje dik, maar erg veel last had ik er niet van. En denk niet dat ik enorme afstanden heb afgelegd. Vroomshoop klinkt ver weg, maar dat is het niet als je vanuit Zwolle eerst met de trein oostwaarts rijdt naar Gramsbergen vanwege een straffe oostenwind. Mietje? Nou ja, 't is niet anders.)

11 mei 2009

Lichamelijke geschiktheid: ok

Denk nu niet: 'O jee, die kop heb ik eerder gezien; hij gaat toch niet ook...'. Nee, ik ga geen - ik herhaal: geen - topsportcarriere beginnen ook al stond dit inderdaad ook boven een van M.'s eerste bijdrages. Maar, toegegeven: ik heb vandaag ook een sportmedische keuring ondergaan. Dat heb ik echter gedaan met het oog op het komende weekje fietsen in de Alpen. Ik wilde gewoon even weten hoe groot de kans was dat ik dood neer zou vallen halverwege de beklimming van de Glandon of de Alpe d'Huez. Vorig jaar, tijdens de beklimming van de Grosse Scheidegg (16,4 km; 7,7 % gemiddeld; pieken tot 20 %) had ik namelijk - zoals wel vaker tijdens het fietsen - ook al het idee dat mijn hart het zou begeven.
En dus zat ik vanmiddag in het ziekenhuis met ontbloot bovenlichaam op de fiets, zuignapjes op mijn lijf, een mondkapje voor en trappen maar, steeds meer watt. Het begon bij 150 en bij 250 begon het zwaar te worden. Bij 275 watt had ik normaal gesproken opgegeven, maar door de aanmoedigingen van de arts, de assistent en de technische man bleef ik doorgaan en hield ik ook nog een minuut 300 watt trappen vol. Maar toen brak ik gelukkig mentaal (zoals gebruikelijk). Geen bloed geproefd, maar het zweet stroomde van mijn lijf.
De resultaten. Vetpercentage: 12,8 ('erg laag meneer!', zei de sportarts), maximale hartslag: 192 ('erg hoog voor uw leeftijd meneer!'), wattage: 4,2 per kilo lichaamsgewicht ('erg hoog voor een recreatieve sporter'). Conclusie: 'U bent prima in conditie!' Even daarvoor hadden maar liefst drie artsen naar het vocht in mijn rechterknie gekeken (de reden dat u een week heeft moeten wachten op deze bijdrage) met als uitkomst: de Alpen in en snel een beetje. En als de knie dikker wordt gewoon iboprufen slikken tegen de zwelling. Ik heb geen excuses meer.

03 mei 2009

NK wielrennen voor journalisten

Over een a-typische fietservaring, die tenminste nog een beetje aansluit bij Marijn fietst, maar waarin ook de verschillen meteen genadeloos duidelijk worden.

Om meteen maar inconsequent te beginnen (zie vorige blog) een wedstrijdverslag. Gemiddeld 1 keer per jaar fiets ik namelijk ook een wedstrijd. Vorig jaar was dat de Oog op Morgen Bokaal, afgelopen zaterdag maakte ik mijn debuut op het NK voor journalisten. In de B-categorie wel te verstaan. Vooraf was ons aardbeien met slagroom beloofd en dus togen we (Stentor-collega C. en ik) naar het Brabantse Zundert.
Eenmaal aangekomen bleken de aardbeien op de akker tegenover het mobiele erepodium nog in volle bloei te staan, dus in die aardbeien geloofde ik al niet meer. In een goede wedstrijd trouwens ook niet. Tijdens een prachtig soloritje door het Vechtdal op Koninginnedag (even buiten Zwolle, in Herfte, waande ik me al in het buitenland op de schitterende slingerweggetjes, en toen 50 kilometer later bij Hankate zowaar een heuvel naast de weg oprees, jubelde mijn hart: Engeland! ik wil naar Engeland! (maar dit alles natuurlijk geheel terzijde)) had ik al zoveel last van mijn rechterknie, dat ik niet zwaarder kon trappen dan 39-19 (voor wie dit niks zegt: met zo'n verzet win je nog niet bij de kleuters). Bij het inrijden op het rondje van 3,5 km even buiten Zundert (achter een kleine rimpel in het landschap zag je nog net de kerktoren liggen) speelde de knie meteen op.
Meteen na de start ging het tempo rap richting de 45 km/pu en wonder boven wonder werd ik niet meteen gelost. Dat voelde al als een overwinning. Maar in de tweede ronde sloeg de twijfel toe: Waarom doe ik dit? Voel ik die knie nou of niet? Ik ga over twee weken met collega's in de Alpen fietsen en zit ik me nu niet te forceren? Hee lul, kijk uit, je drukt me van de weg! Enfin (om ook maar eens in de geest van Martin Bril te schrijven, dat schijnt erg hip te zijn): na een kwartier vond ik het wel goed en liet ik me uitzakken naar een volgend groepje.
Conclusie: geen wedstrijdmentaliteit. 't Is niet anders. Even later sloot ik aan bij mijn collega W. en reed ik de wedstrijd uit met een lekker vaartje van ongeveer 32 km/pu (wat al zo'n 7 km boven mijn normale tempo ligt). Door even achter een vrachtwagen te stayeren, die ons vlak daarvoor de weg had versperd waardoor we ook nog gedubbeld werden, kon ik zowaar nog als beste loser finishen. Twintigste plek, nauwelijks gezweet, geen last van de knie. Ik ben tevreden.

Job fietst ook

Beste lezer! Mopperlog wordt (tijdelijk) uitgebreid en aangevuld met het blog 'Job fietst ook'. Dit naar aanleiding van het blog Marijn fietst van mijn lieve vriendin M. De nieuwe ondertitel van mijn blog ('Het andere wielrennen') geeft al aan dat u hier geen wedstrijdverslagen, hartslagfrequenties en andere topsportachtige zaken zult aantreffen. Hier zal het gaan om de schoonheid van het Vechtdal, mediteren op stapelwolken en steeds verder wegzakkende gemiddelde snelheden. En nu even niks, want het regent. En Job fietst dus niet als het regent...

28 april 2009

Column DvhN: Laguna

Eén van mijn collega’s op de redactie van deze onvolprezen krant (u mag zelf raden wie) verwisselt vaker van auto dan van onderbroek. Hij is pas 34 jaar, maar heeft al 128 auto’s versleten. Ik heb niks met auto’s. Zo lang het ding rijdt, een beetje comfortabel zit en niet te vaak problemen oplevert, ben ik tevreden. Zo komt het dat ik inmiddels al acht jaar in een Renault Laguna rij, mijn tweede auto ooit. Ik kocht hem toen hij al 110.000 kilometer had gereden.
Na een paar maanden ontdekte ik stukjes glas in de stoelzitting, littekens van een moeilijke jeugd. Inmiddels staan er bijna 280.000 kilometer op de teller. Dat schijnt vrij bijzonder te zijn voor een auto met een benzinemotor. Mijn Laguna en ik hebben samen heel Nederland gezien, we raasden over de Duitse Autobahn en overleefden smalle autosnelwegen in Italië; hij bracht mij over vele bergpassen, startte zonder aarzeling bij -22 graden Celsius en weigerde in al die jaren slechts één keer dienst door een klein ongemakje (terwijl de Laguna bij de Wegenwacht toch bekend staat als een notoir probleemgeval). De laatste jaren heeft mijn trouwe vierwieler zelfs spontaan enkele kwaaltjes zelf opgelost. Een lek in het koelsysteem was vorig jaar opeens weer dicht en een raar geluid bij de uitlaat verdween op even wonderbaarlijk wijze.
Ik heb helemaal niks met auto’s, maar de band met mijn Laguna wordt steeds sterker naarmate het afscheid dichterbij komt. Vanmorgen bracht ik hem naar de garage voor misschien wel zijn laatste bandenwissel. Bij het afscheid gaf ik hem een bemoedigend klopje op het dashbord. Sterkte jongen, zet hem op.

14 april 2009

Column DvhN: God als gat

"God is het gat in onze kennis", zei de Groningse filosoof Coen Simon zaterdag in deze krant. Ik vond het een mooie uitspraak om in het paasweekeinde wat op te herkauwen. Met Pasen herdenken we immers de opstanding van Jezus, de mensgeworden God (dit even voor degenen onder u die dat niet weten; u schijnt met velen te zijn; tenminste, dat beweerde deze krant vrijdag). Veel christenen beschouwen de opstanding als een vaststaande, historische waarheid. Als kennis dus. Zoals EO-coryfee Andries Knevel, die zaterdag in de Volkskrant bijna een pagina de ruimte kreeg om die visie met rationele argumenten kracht bij te zetten.
Voortbordurend op Simon zou je Jezus ook kunnen zien als het mensgeworden gat in onze kennis. Jezus’ leven, zijn lijden, zijn sterven en zijn opstanding, zoals beschreven in de evangeliën, worden dan (bijvoorbeeld) een metaforische openbaring van onbegrijpelijke, alomvattende liefde en onbaatzuchtigheid, die ons voorstellingsvermogen te boven gaat. En dat is weer een fijne inspiratiebron voor meditatie, gedachtenexperimenten, je eigen ethische handelen of desnoods een mystieke ervaring. Enfin, het houdt je van de straat.
Ik combineerde het herkauwen op Simons uitspraak met het lezen van De Bijbel van Karen Armstrong. Daarin laat de Britse godsdiensthistorica zien op welke uiteenlopende wijzen de bijbel in de loop der eeuwen geïnterpreteerd is. Het is een zeer verhelderend boek, waaruit onder meer blijkt dat Simons ’God als gat’-gedachte een veel langere traditie kent dan de rationalistische benadering van de bijbel die Knevel en de zijnen (onder wie de creationisten) voorstaan. Die is namelijk nog geen 150 jaar oud.

10 april 2009

Column DvhN (oud maar weer actueel): The Passion of the Christ

Hij is vijf jaar oud maar kan nog best mee, deze column van vijf jaar geleden (de film is op paaszaterdag te zien op tv):

Toeschouwers die ter plekke dood neervallen; neonazi's die na afloop huilend van berouw naar het politiebureau rennen; extatische bekeringsverhalen en heftige demonstraties buiten de bioscoopzalen. De wereldwijde ophef rond The Passion of the Christ, maakt nieuwsgierig. Dus ik hollend naar de bioscoop. Ik was zestien jaar toen het geloof mij definitief ontviel. God bestaat, concludeerde ik destijds, maar alleen in de gedachten van mensen. Het duurde even, maar uiteindelijk werd mijn leven er een stuk aangenamer op.
De interesse in geloofszaken ben ik echter nooit verloren. En ik ben een blijmoedig mens en sta open voor alles. Dat viel dus tegen. Twee uur lang heb ik verveeld toegekeken. Het eerste uur vanwege de saaiheid van de film (dat krijg je als je de scènes en teksten al letterlijk van buiten kent); het tweede uur vanwege de al snel afstompende orgie van bloed en geweld. En het vermeende antisemitisme van de film dan? Ja hallo, dan zijn de bijbel en Bachs Matthäus Passion ook antisemitisch.
Door de volledige concentratie op het fysieke lijden van Jezus in The Passion, dringt zich - als je een beetje door de bloedspetters heenkijkt - wel nadrukkelijk de vraag op wat één dag extreem lijden nu eigenlijk zo bijzonder maakt? Een beetje politiek gevangene in een schurkenstaat heeft het tegenwoordig al zwaarder, om nog maar te zwijgen van het jarenlange lijden in de concentratiekampen. En voor zover ik weet, is daar nog nooit iemand na drie dagen weer uit de dood opgestaan met slechts gaten in handen en voeten. Maar ik geloof niet dat het filmmaker Mel Gibson daarom te doen was.