Hij is vijf jaar oud maar kan nog best mee, deze column van vijf jaar geleden (de film is op paaszaterdag te zien op tv):
Toeschouwers die ter plekke dood neervallen; neonazi's die na afloop huilend van berouw naar het politiebureau rennen; extatische bekeringsverhalen en heftige demonstraties buiten de bioscoopzalen. De wereldwijde ophef rond The Passion of the Christ, maakt nieuwsgierig. Dus ik hollend naar de bioscoop. Ik was zestien jaar toen het geloof mij definitief ontviel. God bestaat, concludeerde ik destijds, maar alleen in de gedachten van mensen. Het duurde even, maar uiteindelijk werd mijn leven er een stuk aangenamer op.
De interesse in geloofszaken ben ik echter nooit verloren. En ik ben een blijmoedig mens en sta open voor alles. Dat viel dus tegen. Twee uur lang heb ik verveeld toegekeken. Het eerste uur vanwege de saaiheid van de film (dat krijg je als je de scènes en teksten al letterlijk van buiten kent); het tweede uur vanwege de al snel afstompende orgie van bloed en geweld. En het vermeende antisemitisme van de film dan? Ja hallo, dan zijn de bijbel en Bachs Matthäus Passion ook antisemitisch.
Door de volledige concentratie op het fysieke lijden van Jezus in The Passion, dringt zich - als je een beetje door de bloedspetters heenkijkt - wel nadrukkelijk de vraag op wat één dag extreem lijden nu eigenlijk zo bijzonder maakt? Een beetje politiek gevangene in een schurkenstaat heeft het tegenwoordig al zwaarder, om nog maar te zwijgen van het jarenlange lijden in de concentratiekampen. En voor zover ik weet, is daar nog nooit iemand na drie dagen weer uit de dood opgestaan met slechts gaten in handen en voeten. Maar ik geloof niet dat het filmmaker Mel Gibson daarom te doen was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten