23 december 2009

Top 10 van 2009

Zoals de trouwe Mopperlog-lezer weet, ben ik het doorgaans geheel oneens met de lijstjes met favoriete boeken en cd's die elk jaar verschijnen. Ook dit jaar zijn weer de verkeerde cd's aangeprezen, met als dieptepunt toch wel de hoge positie die Anne Soldaat overal inneemt met In another life. Zoals ik hier al vaker heb gesteld: Jelle Paulusma was het muzikale brein van Daryll-Ann en niet Anne Soldaat (best aardig plaatje hoor, daar niet van, maar mijn lijstje haalt ie niet, ook al was de oogst dit jaar erg mager). Derhalve opnieuw een alternatief lijstje met mijn favoriete popcd's van het afgelopen jaar. Het zijn er slechts vijf, want meer aanraders heb ik niet (in januari volgt mijn top 10 van het eerste decennium van deze eeuw).

1. The Beatles Remastered
Voor het gemak maar even als 1 titel gerekend, want anders zou de hele top 5 uit Beatles-cd's bestaan. Briljant klinkend oppoetswerk, waaruit blijkt dat Lennon & McCartney in de jaren zestig toch echt van het niveau Bach waren.

2. Sam Baker Cotton
Zie en beluister deze post.

3. Awkward I I really should whisper
Prachtige cd (van een Groninger) met bijzondere luisterliedjes.

4. Lily Allen Is's not me, it's you
De lekkerste automuziek van het afgelopen jaar.

5. Ponoka Built to fly
Fijne stem, fijne muziek, fijn bandje. Er wordt in Nederland toch echt heel veel goede muziek gemaakt.

Bonus: Peter Fox Stadtaffe
Op speciaal verzoek van vriendin M., die zich geblesseerd door de zomer sleepte op deze muziek.

22 december 2009

Job schaatst ook

Ik ben dus zo’n idioot die ondanks een weeralarm en waarschuwingen van de politie toch het ijs op gaat. Zondagmiddag glibberden we met zijn zevenen over besneeuwde weggetjes naar het Veluwemeer. Bij het gehucht Noordeinde kon geschaatst worden, hadden we gehoord. We parkeerden de auto’s op de dijk, ploegden door de opgewaaide sneeuw over een weiland naar de rietkraag, en jawel: er waren mensen op het ijs! Niet meer dan vijf, maar er werd geschaatst. De zon brak door, het witte land lichtte op, en na een paar slagen hoorden we het geklapwiek van een viertal zwanen vlak boven ons hoofd. Het was magistraal.
Ik ben niet zo van de onverantwoorde risico’s, maar bij natuurijs vergeet ik dat nog wel eens. Zo stond ik begin jaren negentig een keer op het Paterswoldsemeer toen dat nog echt niet kon. Ik was alleen, het begon al wat te schemeren en het ijs golfde bij elke afzet. Stilstaan was geen optie en vallen al helemaal niet. Heel ver weg zag ik nog zo’n gek over het ijs glijden, maar verblind door de euforie van de eerste streken dacht ik geen moment aan het gevaar. Dat kwam ’s avonds pas, toen niemand geloofde dat ik al geschaatst had.
Zondag was het ook nog levensgevaarlijk op het ijs, las ik op internet. Maar wij stelden onszelf gerust met de wetenschap dat het Veluwemeer op de plek waar wij schaatsten niet dieper is dan een halve meter. Nou ja, behalve dan bij dat ene stuk gitzwart wonderijs, dat we aan het eind van de middag ontdekten. Toen de eerste de gok genomen had, volgde de rest. Je krijgt een merkwaardig soort vertrouwen in elkaar dat nergens op gebaseerd is. Maar ja, er lag ijs en het ijs zong onweerstaanbaar.

(Deze post staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden'.)

16 december 2009

Idioot

Vandaag ben ik definitief toegetreden tot het illustere gezelschap van de fietsidioten. Ik ben op de racefiets gestapt terwijl het vroor, er sneeuw voorspeld werd alsmede een kleine kans op ijzel, en strooizout 's Heren wegen wit deed uitslaan. Het was eigenlijk best lekker. Ik was met vijf lagen warm genoeg gekleed, mijn handen kwamen na bevriezingsverschijnselen vanzelf op temperatuur, en alleen mijn voeten werden kouder en kouder, ondanks de pantykousjes van vriendin M. Alleen moet je dus niet halverwege foto's gaan maken, want dan krijg je het echt koud. Zeker als het zo waait als vandaag. Mijn tellertje gaf dan wel niet meer dan -1 graad Celsius aan, door de stevige wind was de gevoelstemperatuur Siberisch. De Hel van '63 was, vergeleken met het Vechtdal van vanmiddag, een knappend haardvuurtje, zoals u ook aan bijgaande foto kunt zien, gemaakt na een plaspauze op een landweggetje in het Vilsterse veld.
Nu de vorstbarrière is genomen, wordt de vraag of ik mijn voetbalcarrière nog wel moet hervatten weer wat actueler. U moet weten dat ik een potje voetballen met mijn teamgenoten van Gronitas eigenlijk nog leuker vind dan op de racefiets zitten (nou ja, op zijn minst even leuk als bezigheid op een doordeweekse donderdagavaond, tenzij het allemaal te fanatiek wordt). Door problemen met mijn knie is er van voetballen dit jaar nog niet veel gekomen al dacht ik er net weer over om mijn rentree te maken. Door de vorst kan die in ieder geval een maandje worden uitgesteld. En eind januari denk ik waarschijnlijk weer dat ik er misschien maar helemaal mee moet stoppen, want na een week of zes voetballen heb ik doorgaans weer last van mijn knie en dan komt dus de Amstel Gold Race in gevaar.
En zo is er altijd wel wat.

09 december 2009

Fietsen in het donker

Niet doen als je in het donker fietst: 1. lek rijden (gelukkig had ik mijn leegloper in de schemering en was er nog net genoeg licht om een nieuw bandje te steken), 2. schrikken als je eigen schaduw je in rap tempo voorbijkomt bij het passeren van een lantaarnpaal, 3. aan overstekende herten en zwijnen denken als je dertig fietst over een smal paadje door een donker bos (en zeker niet als je een half jaar eerder een hert voor de auto hebt gehad), 4. auto's tegenkomen die groot licht voeren, 5. bijna tegen burgerfietsers aanrijden die zonder licht de wegen tussen Hoonhorst en Wythmen befietsen terwijl je dat dus niet ziet, 6. steeds harder gaan fietsen omdat je niet meer op je tellertje kunt kijken vanwege de duisternis. Wordt vervolgd.

08 december 2009

Klimaattop

Het klimaat dus. Ik weet allang niet meer wat ik ervan moet vinden. Even leek het erop dat de onheilsprofeten het pleit beslecht hadden en kooldioxide definitief vijand nummer 1 van de wereldvrede was. Maar de sceptici zijn weer met een flinke inhaalrace bezig. Afwachten dus wie de komende weken de wedstrijd wint. Kopenhagen uit, altijd lastig. Eerlijk gezegd denk ik dat het resultaat er niet zoveel toe doet als we niet tegelijkertijd bereid zijn om naar onszelf te kijken. En dan bedoel ik niet onze regeringen, de bankiers of de multinationals, maar u en ik. Want hoe groot of klein de invloed van die kooldioxide ook is, met de energiecrisis, de voedselcrisis, de armoede en ondervoeding, de uitputting van landbouwgronden, de afnemende biodiversiteit, de overbevolking en al die andere crises, is het zonneklaar dat het zal moeten beginnen bij onszelf, de grootverbruikers van de aarde.
Zijn we bereid om de bladblazer te laten staan en de hark ter hand te nemen? Zijn we bereid om (veel) minder vlees te eten? Zijn we bereid om ski- en vliegvakanties in te ruilen voor de camping in Limburg? Zijn we bereid om vaker de fiets of het openbaar vervoer te nemen? Zijn we bereid om in de supermarkt verwegproducten als parmaham en Argentijnse biefstukken te laten staan en te kiezen voor lokale varianten? Zijn we bereid om de verwarming thuis een graad lager te zetten? Zijn we bereid om onze oude auto af te rijden in plaats van om de twee jaar een nieuwe te kopen? Zijn we bereid om de nieuwste gadgets te laten voor wat ze zijn? Zijn we bereid om genoegen te nemen met een veel lager welvaartsniveau?
Als ik naar mijn eigen antwoorden kijk, word ik niet erg vrolijk.

(Deze post stond vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden'. Geen fiets en geen mopper, 't is niet anders. Mede geinspireerd door het 'Het goede leven', het nieuwe boek van mijn vriend Reinier Sonneveld. Een uiterst confronterend maar steengoed boek. Op christelijke leest geschoeid (of beter gezegd: op Jezus) en gericht op christenen, maar ook een heel heldere en daarom erg vervelende spiegel voor niet- en andersgelovigen. Lees dat belangrijke boek!)

05 december 2009

Eenzame fietser

Ik ben tegenwoordig vaak de enige racefietser op de weg. Vanmiddag kwam ik zelfs geen mountainbiker tegen. Ik heb ze geteld: drie gewone fietsers (waaronder een heel oude man), vier paardenmeisjes (inclusief paarden), twee wandelaars (in het bos) en verder alleen maar auto's. En zelfs daarvan waren er maar weinig. Toen ik het Rechterense veld naderde vanuit de richting van Heino was het zo stil op de weg dat ik even dacht dat er wat mis was met de wereld.
Misschien ligt het aan mij. 's Zomers, fietsend in het zonnetje met een korte fietsbroek, denk ik altijd: 'Ik kan me niet voorstellen dat ik in het najaar, als er regen dreigt, als het waait, als de lucht loodgrijs is, als het net aan zeven graden is, nog op zaterdagmiddag op de fiets stap.' Blijkbaar denken veel fietsers zo en vergeten ze de gedachte te testen op een grauwe dag als vandaag. Want vanmiddag dacht ik: 'Ik kan me niet voorstellen dat ik dat 's zomers altijd denk.' De loodgrijze luchten hebben hun eigen schoonheid, het maakt de wereld bijna schemerig. Je fiets langs huizen waar het licht brand en dat geeft een merkwaardig soort gezelligheid, zeker als je door een oer-Hollands landschap rijdt als het Vechtdal. Zo van: ha, straks lekker ook onder de schemerlamp, met een boekje op de bank en een glas bokbier binnen handbereik.
Het is ook de eenzaamheid die fietsen in deze tijden zo aantrekkelijk maakt. Ik heb al eens uitgelegd dat ik een eenling ben op de racefiets. En dat gevoel wordt natuurlijk alleen maar sterker als je niemand tegenkomt. Maar raar is het wel, die rust, want je stuit aan het eind van de herfst op heel andere dingen dan 's zomers. Vanmiddag zag ik tijdens een tochtje van 50 kilometer bijvoorbeeld: een dode haas, heel veel paarden in de wei (zonder roodgemijterde Spanjolen overigens), kale, zeer welriekende bomen, een enkele gek geworden koe, mooie stukken boomschors, en heel veel paddenstoelen. Zoals de fel oranje spons hierboven. Ik heb hem niet terug kunnen vinden in mijn paddenstoelengids.

29 november 2009

Over misbruik gesproken

Ik fietste vanmiddag door het Rechterense veld, bij Dalfsen, toen ik even stopte om te pissen. Ik zette mijn fiets tegen een bankje en liep een klein stukje het bos in. Na gedane zaken liep ik terug naar mijn fiets en net op dat moment kwam er een auto voorbij. Ik dacht bij mezelf: stel nu dat er vanmiddag in de bossen bij Hattem, een kilometer of dertig verderop, aan de andere kant van de IJssel, een meisje is verkracht door een racefietser die net als ik een rode jas droeg en een lange zwarte broek aan had, dan is het niet uit te sluiten dat ik binnenkort verdachte ben in een rechtszaak waarin ik beschuldigd word van kindermisbruik, gepleegd op een plek waar ik aantoonbaar niet geweest ben. Want zo werkt het Openbaar Ministerie in Nederland.
Onzin? Vergezocht? Lees het boek Over misbruik gesproken van mijn goede Dagblad-collega Paul Bosman en u zult de komende nachten niet zo gerust meer slapen. Als een getuige je mijlenver van de plaats van delict zogenaamd herkend heeft via een compositietekening waar je in geen eeuwen op lijkt, dan kun je bij het Nederlandse OM zomaar de lul zijn. Ik kende Pauls verhaal al grotendeels. Maar toen ik dit weekeinde het boek las dat hij schreef over het kafkaëske juridische gevecht dat zijn leven twee jaar beheerste, was ik opnieuw verbijsterd. Leugens, bedrog, gedraai, gekonkel en vooral nooit fouten toegeven, ook al is het zonneklaar dat je de ene blunder op de andere hebt gestapeld - zo werkt het Openbaar Ministerie in Groningen blijkbaar. En het OM wordt gedekt tot op het hoogste niveau (de Procureurs-Generaal) dus blijkbaar is liegen, bedriegen, draaien en konkelen normaal bij de OM's in Nederland.
Even kort het verhaal: Paul kreeg in december 2006 door het OM in Groningen het stempel 'pedo' op zijn voorhoofd gedrukt toen hij een oproep kreeg om als verdachte voor te komen in een kindermisbruik-zaak op het Duitse waddeneiland Norderney. Er was geen onderzoek gepleegd door de politie, Paul was nooit gehoord, er was geen bewijsmateriaal en er was geen gelijkenis met de compositietekening die van de dader was gemaakt. Wel waren er twee getuigen die Paul op het moment van het delict gezien en gesproken hadden, kilometers verderop bij een sportwedstrijd. Er was dus wel een perfect alibi. Later, veel later, bleek ook nog dat Paul voor de Duitse justitie nooit verdachte is geweest. Maar omdat de officier van justitie hardnekkig volhardde in een lachwekkende vertaalfout - "Meneer Bosman, ik heb het zinnetje nog eens laten vertalen en 'Er kommt als Tatverdächtiger in Betracht' betekent 'Hij is een verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan'" (blz. 111) - veranderde zijn leven, en dat van zijn gezin, twee jaar in een hel. Voortdurend liep hij op tegen de gepantserde, ontmenselijkte muren van het OM en de arrogantie van de macht.
Ik schaam me dat ik Paul in die periode niet wat vaker gevraagd heb hoe het met hem ging en hoe de zaak er voor stond. Want hoe langer zijn strijd tegen het OM duurde, hoe eenzamer hij zich voelde. Ik realiseer me na lezing van dit boek pas echt hoe razend Paul twee jaar lang is geweest, en hoe wanhopig hij zich gevoeld heeft. En hoe ongelofelijk smerig en schandalig het OM heeft gehandeld door hem zonder enige concrete aanleiding (en dat geeft het OM ook nog gewoon toe!) het stempel 'pedo' op te drukken, middels een onwettige, maar blijkbaar vaker toegepaste, juridische constructie.
Over misbruik gesproken: lees dat boek (het is een klassieke pageturner), huiver en word vooral heel boos. Want morgen kunnen u of ik aan de beurt zijn.

(P.S. Bijgaande foto heb ik met de zelfontspanner gemaakt in het bos waar ik stond te pissen. Als er ergens in Nederland gisteren een meisje is verkracht door een fietsende klootzak met zulke kleding aan, dan vertoon ik dus gelijkenis met de dader. Net zoals Paul, omdat hij Duits met een Nederlands accent sprak, gelijkenis vertoonde met die smeerlap op Norderney. Want dat was de reden waarom de Duitse justitie hem heel even als 'mogelijke verdachte' aanmerkte. 'Er kommt als Tatverdächtiger in Betracht' betekent namelijk niks anders dan dat.)

24 november 2009

Bladblazers

Wie in een tuinrijke omgeving woont, heeft het natuurlijk allang gemerkt: 2009 is het jaar van de Grote Doorbraak van de bladblazer. Voorheen zag je vooral gemeenteambtenaren met deze apparaten in de weer en bleef de ellende beperkt tot parken, plantsoenen en een enkele particuliere tuin. Maar deze herfst zie je ze overal. En je hoort ze. Allemachtig, wat hoor je die krengen! Zaterdag fietste ik in een landelijke omgeving langs een mevrouw die in haar zeer riante tuin oorverdovend aan het blazen, zuigen dan wel hakselen was (ja, die dingen kunnen helaas alles). Onbewust wijk je voor die orkaan van takkeherrie toch wat uit naar links (komt ook door de te ver weggeblazen bladeren die de weg spekglad maken) en het scheelde niet veel of ik werd geschept door een auto die me net op dat moment passeerde. Die had ik dus niet gehoord. Een eerste reden om die apparaten te verbieden: levensgevaarlijk!
Een tweede reden is de verstorende werking van de bladblazer op de natuur. Niet alleen wordt de isolerende en grondvoedende werking van een mooi bladerdek verpest (blad beschermt uw kwetsbare plantjes heel goed tegen de vorst, bladblazende tuinbezitters, en rottend blad verhoogt de grondkwaliteit), maar denk ook eens aan al die vogels, egeltjes en veldmuizen die met een gehoorbeschadiging uw tuin ontvluchten. Of die arme mollen! Niet alleen blind, maar dankzij uw blowjob nu ook nog stokdoof. Maar de belangrijkste reden voor een onmiddellijk verbod is natuurlijk dat die bladblazers milieuvervuilend zijn: ze stinken (de benzinevarianten dan) en verbruiken heel wat meer energie dan de gemiddelde gloeilamp.
En dan nog even dit: wat is er mis met een hark?

(Deze post stond vandaag als column in Dagblad van het Noorden. Met dank aan het eerder postje van mijn vriendin M. De foto is vlakbij de tuin genomen met de bladblazende mevrouw, bij een van die prachtige Saksische boerderijen in de buurt van Hoonhorst.)

22 november 2009

Synchronie

Gisteren had ik het weer eens, op het fietspad langs de Lemelerveldseweg, vlak voor Heino. Ik heb het altijd als ik daar fiets op het stuk weg na de flauwe bocht naar rechts: opeens komen heel sterke herinneringen op aan een fietspad bij het dorp Een in Drenthe. Daar kwam ik vijftien jaar geleden regelmatig, tijdens mijn eerste racefietsperiode, toen ik nog in Groningen woonde en op een Peugeot Champagne Noord-Groningen en Drenthe befietste. Vrijdag had ik het trouwens ook op de Veluwe, bij de rotonde bij landgoed Tongeren. Altijd als ik daar de afslag neem naar Tongeren, komen beelden in me op van een fietstochtje rond het Lago d'Orta, waar vriendin M. en ik vierenhalf jaar geleden op vakantie waren. Het gaat om een bocht van hooguit twintig meter, meer is het niet: maar als ik die bocht langs de bosrand neem, verschijnt steevast een soortgelijke bocht uit Italië voor mijn geestesoog.
Het is een wonderlijk soort synchronie, dat automatisch in je hoofd wordt opgeroepen. Ik ben er nog niet achter waar het door komt. Het is niet alleen het landschap, want bochten langs bosranden heb je overal en betonfietspaden zoals die langs de Lemelerveldseweg ook. Maar de omgeving speelt wel een rol. Ook bij Een fiets je langs een bos in de verte en heb je een bomenrij rechts van de weg en lichte glooiingen in het land. Maar misschien is het ook wel de geur of de stand van de zon (ik heb die synchronie-gevoelens vooral bij zonnig weer). Lopen die wegen bij Een en het Lago d'Orta soms precies parallel, nadat je een correctie hebt toegepast voor de andere ligging ten opzichte van de stand van de zon? Wie het weet, mag het zeggen.

20 november 2009

De Dellen, een hand en een oude vriend

Je fietst het bos uit en voor je doemen de zachte rondingen van De Dellen op in het scherpe licht. Het rode vuur is gedoofd, de eerste storm heeft de herfstkleuren weggeblazen. Wat rest zijn zwarte, kale sprieten. In de gevelde stammen gloeit het nog fel oranje na, als een laatste kramp van hartstochtelijk leven, postuum bewijs van de sapstromen die een zomer lang voor warmte zorgden. En je streelt troostend haar gladde, vochtige huid met liefdevolle omwentelingen. 'Ga maar', zoemen de banden in hun soepele wieling, 'slaap zacht, trek de deken over je heen, eerst de bladeren, dan de regen, en dan de sneeuw'. En als je verder glijdt langs haar gewelfde rug, voel je de Knobbel opkomen in je benen. Een machtige borst, als een kroon op het hoofd van de Dellen. Maar je laat hem rechts liggen en steekt over: je moet door want een oude vriend verwacht bezoek.
Onderweg, op landgoed Tongeren, zie je een hand die grijpt naar het onvatbare. Maar in zijn machteloosheid wordt het grijpen wijzen: zie het blauw en het eerste wolkenwit dat voor de zon kruipt. En je denkt: het wit zal grijs worden en zwart, en regen valt in de duisternis op de vingers en druppelt uit haar starre greep. Zoals alles wat je wilt vastpakken je ontglipt en onherkenbaar verandert. Nee, dan heb je meer aan oude vrienden.
Je fietst een brugje over en daar ligt hij, rustig wachtend. Strak spiegelt hij als begroeting je bewegingen op het asfalt. En je denkt: lang niet gezien en verzint excuses. De wind stond niet goed, mompel je zacht tegen het water links van je. Drie zwanen zwemmen zwijgend naar de rietkraag. Pas als je omkijkt, zie je het antwoord terug in de sluierwolken die voor de zon schuiven. De Vecht trekt 's zomer nu eenmaal meer, probeer je nog. Maar uitvluchten zijn overbodig. De wind blaast je naar huis, over de rechte lijn met zachte bochten. En je denkt: eigenlijk ben ik al thuis.

17 november 2009

Eetbaar of niet?

Wie in deze tijd van het jaar nog paddestoelen in de supermarkt koopt is gek of bang. Overal schieten oesterzwammen de grond uit en eekhoorntjesbrood is beschikbaar in hoeveelheden vergeleken waarmee de wonderbaarlijke vermenigvuldigingen in het niet vallen. En dan heb je nog tal van andere al dan niet eetbare soorten. Want dat is natuurlijk het probleem: welke is eetbaar? Is het gezwel dat uit bovenstaande boom steekt geschikt voor consumptie? Zo ja, dan moet u even naar De Dellen rijden waar ik dit exemplaar vanmiddag aantrof. Er groeiden vier van deze houtige joekels aan deze ene stam, dus dat is zeker een kilo eiwitrijk voedsel als het hier een lekkere paddestoel betreft.
En die dakjes hiernaast? Delicatesse of puur vergif? Te vinden naast het fietspad tussen Epe en Heerde, een stukje bosinwaarts. Ik heb even mijn paddestoelenboekje geraadpleegd en ik vrees dat het bij de exemplaren op bijgaande foto's gaat om een tonderzwam en dennenmoorder. Bij het kopje 'eetbaarheid' staat bij beide soorten vermeld 'ongenietbaar'. Niet giftig derhalve, maar dus ook niet erg smakelijk. De tonderzwam (linksboven) werd volgens mijn gidsje vroeger wel gebruikt om vuur mee te maken, dus als u een open haard heeft dan moet u toch even op de racefiets springen: hij schijnt een 'aangename, fruitige geur' te verspreiden.
En denk nu niet dat ik na elk fietstochtje een bidon vol paddestoelen mee naar huis neem. Ik ben weliswaar niet gek maar wel bang.

15 november 2009

Nattigheid van onder

Een groot nadeel van fietsen in de herfst is de nattigheid. De nattigheid van boven is dankzij de buienradar nog tot aanvaardbare proporties terug te brengen, maar de nattigheid van onder is onontkoombaar. De wegen blijven nat, plassen gaan niet meer weg, modder spat op bij elke omwenteling. Gevolg: na elk tochtje een gore fiets en enorm smerige kleren. Vanmiddag lukte het weer om de nattigheid van boven geheel te ontlopen, maar na een klein rondje van 33 kilometer langs Herfte, Lenthe (helaas met h), Hoonhorst, Dalfsen, Emmen en Wythmen zaten ik en mijn rijwiel onder de modder. Toch maar eens spatborden aanschaffen.

11 november 2009

Georg Elser

Zaterdag stond er een verbijsterend verhaal in deze krant. Het ging over Georg Elser die in 1939, helemaal in zijn eentje, de wereldgeschiedenis bijna een totaal andere wending had gegeven. Maar de bom waarmee de Duitse timmerman Adolf Hitler had willen doden, ging acht minuten te laat af. Hitler had die avond haast en daardoor overleefde hij de aanslag. Acht minuten! Ik kende het verhaal nog niet, maar het zette je automatisch aan het denken: wat als het Elser was gelukt?
Waarschijnlijk zou Duitsland ten onder zijn gegaan aan een interne machtsstrijd en zou de Holocaust nooit hebben plaatsgevonden. De Muur zou nooit gebouwd zijn en misschien zou Stalin van de chaos gebruik hebben gemaakt om Duitsland binnen te vallen, en daarna Nederland. Ik ben benieuwd hoe de communist Albert Schwertman uit Finsterwolde (ook in de krant van zaterdag) dan had teruggekeken. Als een Held van het Nederlandse Volk? Of zou hij rücksichtlos zijn weggezuiverd?
En hoe zouden wij nu terugkijken op Georg Elser? Zouden we in de krant een bijlage hebben besteed aan De Aanslag, in plaats van aan De Muur? Waarschijnlijk niet. Ik denk dat Elser als een soort Volkert van der G. voortgeleefd zou hebben, als een eenzame gek die een omstreden politicus vermoordde. Hitler moest zijn grote gruwelwerk immers nog beginnen. Misschien dat in Israël een straat naar hem vernoemd zou zijn. Alhoewel, ook Israël zou dan waarschijnlijk nooit gesticht zijn.
Als het verhaal van Georg Elser ons iets leert dan is het wel dat het verleden net zo onvoorspelbaar is als de toekomst. We moeten het doen met het heden. Het kan geen kwaad om ons dat eens wat vaker te realiseren.

(Deze post stond gisteren als column in 'Dagblad van het Noorden'. Met fietsen heeft het niks te maken, maar dat geldt ook voor het weer van de laatste dagen.)

04 november 2009

Verslaafd

Het heeft even geduurd voor het besef doordrong, maar vandaag ontdekte ik dat het toch echt zo is: ik ben verslaafd. Ik kan niet meer zonder de racefiets. De hele dag heb ik naar buiten zitten kijken of ik al kon. Maar het regende en regende en regende. Een impulsieve aankoop van de complete, geremasterde Beatles hielp ook al niet (maar wat zijn ze mooi, die afgestofte opnames!). Het bleef knagen en ik werd steeds chagrijniger. Het verlangen naar de fiets drukte alles weg. Ik ben momenteel drie buitengewoon interessante boeken aan het lezen (Karl Barth, De brief aan de Romeinen; Augustinus, De Stad van God; Adrienne Mayor, The First Fossil Hunters), maar ook daar kon ik me niet toe zetten.
Om tien over vier zag ik en streepje blauw in de lucht en besloot ik toch maar te gaan, ook al is het tegenwoordig om vijf uur bijna donker en gaf de buienradar nog steeds overal buien aan. Eenmaal op het zadel veranderde mijn humeur op slag. Ik werd euforisch! Toen ik de Veluwe naderde jubelden hart en benen een loflied op de fiets, ook al was het 8 graden, hing rechtsboven een vervaarlijk donkere wolk en was mijn kont al zeiknat van al het water op de weg. Toen het donker werd (moeders, wees gerust: ik had lichtjes mee), steeg mijn stemming nog steeds. Geweldig, die Veluwe in de schemering! Ik ga goede lampen kopen en een klik-reflector! En zo'n fluorescerend hemd! En dan ga ik 's avonds fietsen! En ook 's nachts! Waarom heb ik dat niet eerder ontdekt, fietsen in het donker?

27 oktober 2009

Herfstvuur

Je fietst door het bos en opeens lijkt de wereld in brand te staan. Even geen naaldbomen meer langs de kant van de weg. En ook het lieflijke, geelgroene bladerdek dat net nog opvallend sappig en vol van leven oplichtte in de scherpe najaarszon is verdwenen. Het is nu alles fel oranje en diep donkerrood boven je en naast je. De zon geeft de bladeren een ongekende intensiteit en de weg verandert in een spoor van as in het brandende bos. Je denkt zelfs even te voelen dat het echt warmer wordt, maar de thermometer op je fietstellertje geeft nog steeds 15 graden aan.
Er lijkt geen einde te komen aan de overweldigende zee van stervend blad, die alle denkbare tinten rood en oranje in zich herbergt. En je denkt: wonderlijk, dat de naderende dood het leven zoveel kleur geeft. Alsof het stokken van de sapstromen een voorheen ongekende passie oproept, en de bomen en het struikgewas pas in hun jaarlijkse doodsstrijd alle registers opentrekken. Maar als je even stopt om het herfstvuur van dichtbij te bekijken, zie je dat de strijd eigenlijk al gestreden is: in de grote bladeren aan de struiken zijn gaten gevallen, het vuur vreet zichzelf van binnenuit op.
Een paar kilometer verderop dooft de vlammenzee langzaam maar zeker uit en verschijnen kleinere bladeren aan de bomen, met zachtere kleuren van verval. Links van de weg zie je plotseling een klein, vergeten maïsveldje, ontkomen aan het hakselgeweld, dat elders kale, zwarte velden heeft gecreëerd met vale kruisen als overblijfsels van het machinaal geknakte leven. Maar het slappe, vaalgele loof oogt futloos, alsof het niet weet hoe het op eigen kracht moet sterven. En je fietst verder en denkt: het einde komt voor alles en iedereen anders.

(Deze half-mislukte, melodramatische post zonder clou staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden'. 't Is niet anders. En de foto geeft ook al niet weer wat ik bedoel. En ja, dat van dat 'machinaal geknakte leven' heeft u al eerder gelezen, maar de 'Dagblad'-lezers nog niet. Zoals mijn oud-collega Ger van Gelder in dergelijke gevallen altijd zei: Dat loopt dan even zo.)

25 oktober 2009

Zuurstokje en ik

Vanmiddag rond 16.15 uur fietsten zuurstokje en ik allebei tussen Wapenveld en Hattem. Alleen maar toch samen: zonder het te weten reed ik een paar minuten voor haar uit. Zij kwam uit Deventer, ik uit Heerde. Maar we zagen allebei het gat in de lucht boven de IJsselcentrale. En we stopten allebei om een foto te maken. U mag kiezen welke u het mooiste vindt.

21 oktober 2009

In Georgië wordt niet gefietst

Vorige week was ik voor mijn werk in Georgië. Prachtig en fascinerend land met een zeer rijke geschiedenis, maar geen land om een fietsvakantie te houden. Men houdt er daar andere rijgewoontes op na, dat is de voornaamste reden. Als je wilt zien hoe je met een bus op een tweebaansweg een vrachtwagen kunt inhalen, terwijl een volop lichtende tegenligger op hetzelfde moment ook wordt ingehaald door een Audi A6, moet je een autootje huren en van Tbilisi naar Kutaisi rijden. Daar wil je als fietser niet ook nog bij (fietspaden? wat zijn dat?), alhoewel ik juist op die weg toch nog twee fietsers zag rijden (Georgiërs, dat wel). In een week tijd geen ongeluk gezien, overigens. Zoals ik al zei: een fascinerend land.
Een andere reden waarom Georgië geen fietsersparadijs is, zijn de wegen. Nu zagen die er niet allemaal zo uit als nevenstaand straatje in het oude centrum van Tbilisi, maar erg veel onderhoud is er niet meer gepleegd sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. De staat van de meeste straten kwam overeen met die van de huizen en die zagen er bijna allemaal zo uit als op de foto linksboven: prachtig mooi, maar grotendeels vervallen. In downtown Tbilisi zijn maar een paar straatjes vers betegeld. Dat is de 250 meter Sionistraat waar de restaurants en café's voor toeristen staan (maar die komen niet meer sinds de oorlog in Zuid-Ossetië) en de kasseienstrook (minstens 20% stijgingspercentage!) naar het Narikalafort (gebouwd in de 4de eeuw na Christus), waarvan het begin helaas onverhard (en nog steiler) is.
Verval levert mooie plaatjes op, dat wel. Veel mooier dan dat aangeharkte landje van ons, waar een weg wordt afgezet als er ook maar een steentje scheef ligt. In Tbilisi gebruiken ze een gat in het asfalt gewoon als vuilnisbak. Een weekje in een land als Georgië leert je dat wij het onszelf wel erg moeilijk maken met al die overbodige regeltjes. Ik vrees dat volgens onze normen zo'n 70% van de huizen in het oude centrum van Tbilisi onbewoonbaar verklaard zou worden. En dat is dus onzin, wijst de Georgische praktijk uit. Improviseren is een gave die wij helaas verleerd lijken te zijn.
Maar wat doet een mens als hij niet kan fietsen? Overleven en mooie kleren aandoen, naar het badhuis gaan met heerlijk stinkende zwavelbaden, op de president schelden die een protserig paleis neerzette op de hoge oever van de Mtkvari met uitzicht op een Disneylandachtig verlichte tv-toren, met je auto door de stad scheuren, bedelen, lekker eten, wijn drinken die al negenduizend jaar in eigen land wordt gemaakt, een kruis slaan (maar wel van rechts naar links) en bidden in een kerk uit de zesde eeuw na Christus, 2500 jaar oude, gouden sieraden opgraven in Vani, of schedels van mensachtigen van twee miljoen jaar oud in Dmanisi, een luipaard bekijken in de woestijnachtige gebieden in het zuidoosten van Georgië, de 5000 meter hoge reuzen van de Kaukasus beklimmen of op zijn minst zelfgebrouwen bier drinken bij de bergbewoners die iedere gast onthalen alsof hij door God gezonden is, een boerderij drijven op een millennia oud tempelcomplex, aan het strand liggen van de Zwarte Zee omdat het eind oktober nog 29 graden is, geïnterviewd worden door de Georgische televisie.
Ik geef toe: het is een leeg leven, maar je moet toch wat zonder racefiets.

18 oktober 2009

Lopers en fietsers

Zeven jaar geleden liep ik voor het laatst de 4 Mijl van Groningen. Mijn tijd was 30 minuten en 49 seconden. Als u een goed geheugen heeft voor nutteloze feitjes herinnert u zich dat misschien nog. Ik schreef destijds namelijk voor deze krant een verhaal over mijn zoveelste mislukte aanval op de dertig-minutenbarrière. Daar stond onder meer in dat ik, net als in de jaren daarvoor, weer eens ongetraind aan de start was verschenen. En dat ik liep op twintig jaar oude loopschoenen, die veerden als een loden deur, maar wel met een heuse haas in een oranje broek die helaas een stuk sneller was dan ik.
Die haas is nu al zeven jaar mijn vriendin en loopt sinds enkele weken weer hard. Maar ook zij deed zondag niet mee. Zij loopt hard om in het voorjaar beter te kunnen fietsen. Ik zelf heb na die 13de oktober 2002 nooit meer hardloopschoenen gedragen. In de week na die 4 Mijl van 2002 bleek mijn knie namelijk behoorlijk naar de kloten, zoals wij wielrenners dat zeggen. Ik heb in de jaren erna nog wel een boek geschreven over een Groningse hardloper die op zondag 22 oktober 1916 een solomarathon liep (deels over dezelfde route als de 4 Mijl) en in zijn eentje net zoveel toeschouwers trok als de 17.500 lopers van zondag samen, maar dat is een ander verhaal. Ik fiets tegenwoordig en, beste 4 Mijl-lopers, dat is veel leuker en gezonder dan hardlopen.
Je komt verder, je gaat harder, je ziet meer en je gewrichten blijven langer heel (als je niet valt). Op de racefiets heb ik nooit last van mijn knie. Sterker nog: als ik een paar weken niet fiets dan begint die zeven jaar oude 4 Mijl-blessure weer op te spelen. Jammer alleen dat die haas van me ook op de racefiets veel te snel voor me is.
(Deze post stond dinsdag als column in 'Dagblad van het Noorden'. De wellicht wat merkwaardige foto is het uitzicht vanuit mijn hotelkamer in Tbilisi, waar ik afgelopen week verbleef: de reden dat deze post wat verlaat is gepubliceerd.)

10 oktober 2009

Droog

Ook op een dag dat er volgens de weersverwachting 90 % kans is op regen en maar 10 % kans op zon, kun je prima een lekker tochtje in de zon maken. Dat bleek vanmiddag. De weg was weliswaar nat en smerig (de hoezen zijn weer uit de kast gehaald), maar ik heb toch 47 kilometer gefietst (met een profwielrenner) zonder een drup te voelen. Ik heb het dit jaar sowieso nog droog gehouden, wat met 5100 kilometers onder de wielen toch eigenlijk wel bijzonder is. Alleen van het weekje in mei in de Alpen kan ik me een buitje herinneren, maar dat stelde weinig voor. Lang leve de buienradar!

07 oktober 2009

Mossels op de dijk

Op de IJsseldijk, even buiten Zwolle, lagen vanmiddag her en der gebroken mosselschelpen op het fietspad. Die had ik daar nog niet eerder gezien. Nu heeft het water nog niet zo hoog gestaan dit jaar en mossels zijn bij mijn weten niet recentelijk tot landdieren geëvolueerd, dus er was iets anders aan de hand. De meeste mosselschelpen waren verlaten door hun bewoners. Dat zou kunnen duiden op een spectaculaire vorm van versnelde evolutie. Maar hoe goed ik ook keek, nergens zag ik opeens weekdieren op pootjes door het gras kruipen. Het vertrek uit de warme, veilige schaal was niet vrijwillig, zo werd me al snel duidelijk. Er vlogen namelijk opmerkelijk veel kraaien rond de IJsseldijk. Ook zag ik twee torenvalken, een buizerd en een blauwe reiger rondscharrelen. Hier was sprake van een ordinaire schranspartij. Het duurde dan ook niet lang of ik zag dertig meter voor me op het fietspad een kraai die een mossel naar binnen schrokte. Klaarblijkelijk hadden de beesten de mossels uit de IJssel gevist (of waarschijnlijker: uit het slib aan de oevers) en vervolgens van grote hoogte op het fietspad kapot laten vallen om het smakelijke maaltje eenvoudig naar binnen te kunnen werken. Wij mensen mogen dan de enige dieren zijn die zelf gereedschappen kunnen maken, kraaien zijn niet te beroerd om gebruik te maken van onze verworvenheden. Het fietspad als moordwapen, dat getuigt alleen van slimheid maar ook van filosofisch inzicht.

29 september 2009

Zakdoekjes


Nou, da’s dus mooi twee dagen te laat. De NS deelt sinds gisteren papieren zakdoekjes uit tegen de Mexicaanse griep, maar bij mij sloeg het noodlot zaterdag al toe. Keelpijn, hoofdpijn, ontstuitbare snotstromen, spierpijn en ga zo maar verder. De definitieve diagnose is nog niet gesteld (koorts heb ik nog niet of nauwelijks), maar het zou zomaar eens zover kunnen zijn. Eindelijk, zou ik bijna zeggen, zowaar een voorspelling die uitkomt. Nu nog een flinke golf Mexicaantjes in mijn naaste omgeving erover heen en je zou al die economie- en klimaatprofeten ook nog bijna gaan geloven. Maar laten we niet te vroeg juichen, want het kan natuurlijk ook een gewoon verkoudheidje zijn (toegegeven: ik heb zaterdag een fietstochtje naar de Holterberg gemaakt met iets te weinig kleren aan en ’s avonds ook nog tot elf uur in de tuin gezeten).
Niet dat die zakdoekjes overigens veel geholpen zouden hebben, maar het gaat om het idee. Papieren zakdoekjes laat je makkelijker slingeren dan die katoenen (21 procent van ons schijnt die nog te gebruiken; ik ken eerlijk gezegd maar één iemand: mijn vader), waarmee de verspreiding van dat virus eindelijk eens goed op gang kan komen. Hoe dan ook: dat half miljoen zakdoekjes is natuurlijk slechts een afleidingsmanoeuvre, net als die zogenaamde zorg van de NS om de Mexicaanse griep. Kijk maar eens naar de bomen: de blaadjes gaan binnenkort vallen en dan weet je het wel weer. Zoals elk jaar wachten ons treinreizigers gladde rails en vertragingen van iets minder dan een half uur (dan hoeft de NS namelijk niks te vergoeden).
Helaas is dat zo’n voorspelling waarvan je wél zeker weet dat hij uit gaat komen.

(Deze post stond vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden'. Zonder die foto, natuurlijk. Voor de niet-Holterbergkenners onder u: de Motieweg is een stukje Alpe d'Huez in Nederland. Zaterdag naderde ik hem via een landweggetje met de toepasselijke naam 'Helhuizerweg'. Merkwaardig genoeg zie je vanaf daar die hele Sallandse Heuvelrug niet liggen, tot je linksaf, de Motieweg op fietst. En zelfs dan lijkt het niet echt omhoog te gaan. Maar na 200 meter gaf mijn tellertje toch echt 6% aan en na 300 meter 9%. Het is een echte heuvel.)

27 september 2009

Herfstbegin


De kastanjes zijn gevallen, de snijmaïs wordt gehakseld en zorgt voor kale, zwarte velden met vale kruisen als overblijfsels van het machinaal geknakte leven.
39 x 17, je benen malen.

De eerste modder bevlekt de weg, kastanjeschillen zorgen voor vrees voor lekke banden en koude handen - je huivert en ritst je jasje dicht.
39 x 17, je benen malen.

Op het land wordt het gras voor de laatste keer gemaaid en gedroogd, en in de bossen wachten, verscholen achter het dof geworden groen, het eerste rood en bruin en geel geduldig op hun kans.
39 x 17, je benen malen.

Paddenstoelen zo groot als kolenschoppen knallen de grond uit en bij de boerderijen die je passeert zijn de honden massaal op kuitenjacht - de tijd voor fietsers is nu toch echt voorbij is, blaffen ze, maar:
39 x 17, je benen malen.

Je fiets begint te piepen als de 5000 kilometer bereikt is, maar in de felle zon van het herfstbegin wil je doorgaan tot het donker wordt - want je weet dat de jacht op die vogel van licht en lucht nooit stopt.
39 x 17, je benen malen.

(Voor de niet-wielrenners onder u: 39 x 17 is mijn favoriete verzet - 39 tandjes voor, op dat grote tandwiel (mijn middelste) en 17 tandjes achter, op die kleine (mijn op vier na kleinste). Bij honderd omwentelingen per minuut, rij ik 29,6 kilometer per uur en meestal maal ik met een trapfrequentie van tussen de negentig en de honderd.)

De Grôte DaikBoekel


Het tactische plan was sluitend en volmaakt. Ik zou M. ongeveer vijf kilometer voor de finish zogenaamd naar voren loodsen. Op het moment dat we op kop van de koers zouden komen, zou de grote favoriete opeens links omhoog de lucht in wijzen en de kreet slaken: 'Kijk, een giraffe!' Gebruikmakend van de algehele verwarring zou ik er vervolgens op zijn Zoetemelks tussenuit piepen, want een splijtende demarrage heeft er helaas nooit in gezeten. En voordat de overige DaikBoekelaars van de schrik zouden zijn bekomen, zou ik triomferend de handen in de lucht kunnen steken voor mijn eerste en enige wieleroverwinning ooit. Maar helaas. Al na vijf kilometer wedstrijd was het voorbij. 'Morgen wordt het ook mooi weer en dan wil ik graag nog even fietsen', schoot door mijn hoofd, toen de koers na 120 kilometer en groupe net was vrijgegeven. 'Forceren zou zonde zijn.' 'Voel ik daar mijn kuit niet?' 'Misschien kan M. het maar beter zelf afmaken.' Drie van zulke gedachtes verder was ik gelost.
De volgende dag bleek die kuit helaas realiteit, waardoor ik in het Vechtdal een paar pauzes in moest lassen. Zoals bij de schaapskooi aan de Bosweg, aan de rand van het Rechterense Veld. Ik zat op een hekje en kauwde op een banaan, met alleen wat vogels om me heen. En ik realiseerde me dat ik nooit een wedstrijd zou winnen omdat die momenten me meer waard zijn dan welke zege ook.
(Voor wie toch benieuwd is naar de uitslag, hier het persbericht dat de directie van De Grôte DaikBoekel uit deed gaan: 'De Grôte Daikboekel is een koers over 141 kilometer voor 24 mannen en één vrouw, en aan het eind wint Marijn de Vries.')

16 september 2009

Luurt


Vorig jaar juni ben ik, meteen nadat ik de eerste versie van mijn boek Hardloper Huizenga - Het verhaal van een vergeten wonderatleet had afgerond, op de racefiets gesprongen en naar het graf van mijn weerbarstige held gefietst (de ondertitel was destijds trouwens nog 'De man die sneller was dan de trein'). Dat fietstochtje naar Ruinerwold was voor mijn gevoel een mooie afronding van het wordingsproces. Daar kwam bij dat het die maandagmiddag prachtig weer was en ik verlangde na drie weken schrijven hevig naar een ritje zonder woorden aan mijn kop.
Deze week, een half jaar nadat Hardloper Huizenga is verschenen, heb ik een boek naar Luurts graf gebracht. De wind waaide uit de goede richting en op het moment dat ik de begraafplaats betrad begon de zon te schijnen. Ik had een exemplaar meegenomen, ingepakt in plastic en met een persoonlijke opdracht voor de kale botten van de legendarische hardloper. Het ligt nu ergens bij de grijze grafsteen van Luurt Huizenga en zijn vrouw Aaltje Huizenga-Tinholt. Dat leek me een mooie afsluiting van mijn Huizenga-jaar, want eerlijk gezegd heb ik er zo ondertussen wel genoeg van. Een bestseller zal het boek niet worden, ondanks alle aandacht die het heeft gekregen. Maar het is goed zo. Ik schrijf deze week nog een verhaal over de vergeten volksheld voor het historische tijdschrift Stad & Lande en dat is het dan.
Op de terugweg kwam ik - in de stralende zon inmiddels - terecht op een stukje van de kunstroute De Wijk - IJhorst. Langs een stroompje, even buiten De Wijk, zat hoog in de lucht een mannetje een boek te lezen. Nu al, dacht ik. Ik groette Luurt en zette met de noordoostenwind in de rug even flink aan, op weg naar nergens.

15 september 2009

Sam Baker


Een jaar geleden vroeg mijn buurman Klaas me of ik zin had om mee te gaan naar een concert in Deventer. Daar zou ene Sam Baker optreden en dat zou heel bijzonder worden, vertelde Klaas. Ik had nog nooit van Sam Baker gehoord. Nou is Klaas een van de beste mondharmonicaspelers van Nederland en zit het doorgaans met zijn muzieksmaak wel snor, dus ik stemde zonder aarzelen toe. Het weekend voordat we naar het Burgerweeshuis zouden gaan, leende Klaas me de cd Mercy, zodat ik me een beetje kon voorbereiden.
Eerlijk gezegd was ik niet meteen onder de indruk. Goede americana, dat zeker; mooie liedjes ook en ijzersterke teksten. Maar die krassende spreekstem van de Texaanse singer-songwriter – ik vroeg me af of ik dat anderhalf uur zou volhouden.
’Wel een bijzondere stem’, zei ik tegen Klaas. ’Geweldig hè’, vond Klaas, dus ik hield me maar wat op de vlakte. Soms moet muziek in je hoofd groeien.
In het Burgerweeshuis betraden drie mannen het podium. Ze stonden op een smoezelig Perzisch tapijtje, met op een tafeltje vlak achter hen vier flesjes bier. In het midden een grijzende vijftiger, met lang, krullend haar en een gitaar. Dat was Sam Baker. Toen hij begon te zingen was het onvoorstelbaar hartverscheurend mooi. Tussendoor vertelde hij over de bomaanslag van Lichtend Pad, in een trein in Peru, waardoor zijn linkerhand verminkt was, waardoor hij doof werd aan één oor en een hersenbeschadiging opliep die zijn spraakvermogen aantastte.
Het was een van de meest indrukwekkende optredens die ik ooit heb bijgewoond. De breekbaarheid van een mensenleven omgezet in muziek. Morgenavond staat Sam Baker in De Oosterpoort in Groningen. Klaas en ik zijn present.
(Dit niet-fiets blogje staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden')

07 september 2009

Dood


Om nog even bij Prediker te blijven: "Niet meer dan de dieren zijn ze, want mensen en dieren treft hetzelfde lot. Zoals een dier sterft, zo sterft ook een mens; ze delen dezelfde adem. Dat is hun beider lot." Het lot van deze egel, die ik zondag zag liggen op de IJsseldijk bij Welsum, kan ook de fietsende mens treffen. Vandaag werd ik daar weer eens mee geconfronteerd op een landweggetje, vlakbij Windesheim. Een gedegenereerde randdebiel kwam me daar in zijn Volvo met ongeveer 120 kilometer per uur tegemoet razen en meende op de hooguit zes meter brede weg zelfs nog even gas bij te moeten geven vlak voor hij me passeerde. Het gebeurde te snel en ik was te verbijsterd om zijn kenteken te noteren, want anders had u dat van me gekregen. En daarbij mijn zegen om de koplampen, alsmede de spiegels, met grof geweld aan gruzelementen te slaan als u de auto ergens zou aantreffen. Maar helaas. Ik meende de achterlijke trekeend achter het stuur - nee, het was geen allochtoon en ook geen jongere; het was een wat oudere, grijze man - zelfs even te zien lachen toen hij me voorbijreed, maar dat kan suggestie zijn geweest. "Niemand heeft macht over de dag waarop hij sterft, geen mens ontvlucht het slagveld van de dood", zegt Prediker. Maar dan toch liever niet op de bumper van zo'n Geert Wilders-stemmende polder-Basjibozoek.
Mijn favoriete dode dieren zijn slangen (natuurlijk). De zomervakantie is niet compleet zonder dode slang onder de wielen. Die op de foto hiernaast is mijn mooiste tot nu toe: een beest van anderhalve meter lang (wie de soort herkent mag het zeggen) op een weg in Piemonte. Ook in Nederland kom ik ze wel eens tegen: twee weken geleden bij Gortel op de Veluwe een kleine ringslang en vorig jaar op de oude Zuiderzeedijk even boven Blokzijl een adder.
De dood fietst mee bij elke tocht die je maakt. Daar kun je moeilijk over gaan doen of bang van worden (en thuis blijven), maar je kunt het ook gewoon aanvaarden. Het leven op de racefiets is te mooi om lang bij de dood stil te staan. Om nog een laatste keer Prediker aan te halen: "Het bestaan is leeg en vluchtig en je zwoegt en zwoegt onder de zon, dus geniet op elke dag. Het is het loon dat God je heeft gegeven."

Gereformeerde luchten


Het zal de dag wel geweest zijn (zondag), en die merkwaardige naam op de kaart (Tempelberg, vlak voor Elshof), en die film die ik vrijdagavond zag (De uitverkorene), en die boerderij met voor alle ramen alleen maar sanseveria’s. Maar het was vooral het licht: dreigende wolkenmassa’s legden een oudtestamentisch blauwsluier over het oer-Hollandse landschap tussen Liederholthuis en Middel. Ik fiets daar om wind-technische redenen bijna nooit, dus ik was extra opmerkzaam; dat zal ook meegespeeld hebben. Ik zag in zondagsrust gehulde landerijen, uitgestrekt en platgedrukt door het machtige, grauwe hemelgeweld. Hier hebben bergen geen schijn van kans en zijn kerken de enige opwaartse tendensen die geduld worden. En ik dacht: gereformeerde luchten.
Heel af en toe brak de zon magistraal door als een kortstondige openbaring van hoop op het uitverkorenschap. En ik zag mezelf in alle nietigheid voortrazen over de smalle wegen, tussen de wateren en het strenge, vruchtbare land. Niks anders om me heen dan lucht en leegte. Waarom doe ik dit eigenlijk, vroeg ik me af, terwijl ik het antwoord al wist: ijdelheid en het najagen van wind.

31 augustus 2009

Viva Drenthe!


We stonden bij Witteveen en zagen het peloton voorbijflitsen in de scherpe bocht aan de voet van de Monte Relus. We waren te laat, de kopgroep was al gepasseerd en na tien seconden was de Vuelta alweer voorbij. Ik herkende nog net Karsten Kroon en mijn vriendin had zowaar Tom Boonen op de foto staan. We stapten op onze racefietsen en bedwongen in de chaos van vertrekkend publiek zelf de platste heuvel op aarde: ruim een kilometer klimmen met een gemiddeld stijgingspercentage van 0 % en pieken tot zeker 0,1 %. We groetten Relus, links van de weg, en liepen bovenop de col vast in de feestvierende massa van Turba Blanca. We draaiden om, daalden af en bedachten pas later dat we een stukje van het bruine plakband dat de top markeerde als souvenir mee hadden moeten nemen.
We fietsten door Wezuperbrug en zagen fenomenale, oer-Nederlandse wolkenpartijen en een verlaten zondagmiddagland waar de Vuelta een verre droom leek. Maar bij Odoorn vonden we de Ronde van Spanje terug, uren voordat het peloton voorbij zou komen. We reden naar boven en belandden in de Boswachterij Exloo op een helse, kilometerslange kasseienstrook die helaas niet in het parkoers was opgenomen. Met geklutste organen bogen we af naar Ees, waar we aangemoedigd door de honderden wachtende toeschouwers, het korte strookje kinderkopjes opfietsten dat wel in Drents Spanje lag. Aan het eind stond een auto van AG 2R tussen de bomen, in afwachting van onheil.
We reden door Exloo en werden op de Hoofdstraat massaal toegejuicht vanaf de terrassen. En we jakkerden door, voor het peloton uit, richting Emmen en we dachten: Viva Drenthe!
(Deze post staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden'.)

26 augustus 2009

Bramen


Fietsen appelleert aan onze oerinstincten - ik heb het al vaker geconstateerd. Vandaag roerde de jager/verzamelaar in mij zich. Toen ik over De Dellen reed, kreeg ik ineens een onbedwingbare drang om bramen te plukken. Hup, water uit het bidon, struiken zoeken en plukken maar. Het kostte me twee uur, maar toen was een bidon van 800 ml gevuld. Rode handen, krassen op de enkels, m'n gemiddelde snelheid ver onder de 25, maar de oogst was binnen. Thuis bleek de bramenmassa enigszins ingezakt, maar het was toch nog 500 gram. Zachtjes garen in eigen sap, een halve kilo suiker erbij, aan de kook brengen en - hopla! - twee potten bramenjam klaar. En dat alles uiteraard nog steeds in fietskledij.

25 augustus 2009

Piesporter Berg


Over de Mosel gesproken: ik heb mijn belofte van lang geleden nog niet ingelost. De Monte Beigua en de Mont Ventoux zijn afdoende behandeld, maar de Piesporter Berg nog niet. Dat klimmetje heb ik in de tweede week van juli een paar keer gedaan. Hij is mooi: nadat je in het dorp Piesport de brug over de Mosel bent gepasseerd, schiet ie meteen de lucht in. Vier kilometer en vijf klassieke haarspeldbochten verder ben je boven. Gemiddeld stijgingspercentage: 6,3 %, en hij loopt mooi. Boven wachten prachtige vergezichten over de Hunsrück, dat wonderlijke, uitgestrekte Heimat-land van hoogvlaktes, smalle landweggetjes en uitgestrekte bossen aan de andere kant van de rivier. Een oeroud gebergte dat iets dreigends heeft, alsof er vergeten krachten huizen uit lang vervlogen tijden.
Veel zwaarder dan de Piesporter Berg waren trouwens de klimmetjes in ons vakantieoord Neumagen: de Nuhkopf en de Kapelstrasse. Beide slechts iets meer dan een kilometer klimmen, maar wel tegen gemiddeld 10 %. En wat erger was: met pieken tot (ver) boven de 20 %. Vooral de Kapelstrasse verdient roem. Na een klein afdalinkje halverwege, fiets je opeens tussen de wijnranken tegen een muur van asfalt aan, waarbij je goed voorover op je fiets moet blijven zitten omdat anders je voorwiel los van de grond komt. Na zo'n klim lach je om de Keutenberg.

22 augustus 2009

Fietsen met M.


Vandaag voor het eerst sinds De Val weer eens met mijn lieve vriendin M., de topsportster, gefietst. Nou ja, afgezien van die tochtjes langs de Mosel in de vakantie dan. Maar die tellen eigenlijk niet mee, want toen reed M. met een arm in een mitella, op een fiets met terugtraprem. Ze vroeg in Duitsland zelfs een paar keer, licht chagrijnig, of ik niet zo hard wilde fietsen. Dat bestaat natuurlijk niet in de echte wereld.
Maar goed, vandaag gingen we via De Dellen naar Elburg en vandaar langs het randje van de Noordoostpolder naar Kampen. Op dat randje had ik nog nooit gefietst. Het bleek zowaar een mooi fietspad te zijn met veel bos en nog redelijk wat afwisseling. Dat was niet in overeenstemming met mijn beeld van de polder tot nu toe: lange rechte wegen met eeuwige wind tegen. "Wat fiets je hard", zei M. op een gegeven moment. "We rijden gemiddeld 29 per uur!" Het was me zelf ook al opgevallen. Ik rij dit jaar weer wat harder dan vorig jaar. Dat zal wel door al die bergen en kilometers komen.
Elk jaar ga ik gemiddeld een kilometer per uur harder. Als die progressie zich voortzet, word ik op mijn 62ste toch nog wereldkampioen bij de profs.

19 augustus 2009

4000 kilometer


Op 25 januari zat ik voor het eerst in 2009 op de racefiets. Het was steenkoud en ik maakte de fout om meteen 70 kilometer te gaan fietsen. Ik herinner me dat ik op de terugweg langs het Apeldoornse kanaal mijn voeten bijna niet meer voelde. Vandaag rondde ik de kaap van 4000 kilometer tijdens een prachtige tocht van 126 kilometer van Zwolle, naar Wezep, via Oldebroek naar Elburg, langs het Veluwemeer naar Harderwijk, via Heerden, Leuvenem, Garderen, Elspeet, Vierhouten en Gortel de Veluwe over en vervolgens door naar de IJssel via Emst, Nijbroek en Welsum. Bij Veessen met het pontje naar Wijhe en vervolgens terug naar Zwolle. Ja, je leert je land wel kennen als je op de racefiets zit.
In Garderen was de 4000 bereikt (een persoonlijk fietskilometerrecord) en ik staarde in het water bij het kasteel om even stil te staan bij het heuglijke feit. Alhoewel, wat bezielt een mens om zoveel op de fiets te zitten? Okee, het kan erger: J. reed vorig jaar in twee maanden 8000 kilometer, maar hij had een duidelijk doel. Wat is mijn doel? Is het ondertussen geen verslaving aan het worden? Of een obsessie? Afgelopen zondag was het mooi weer en ik voelde me bijna schuldig dat ik niet ging fietsen, terwijl ik de twee dagen ervoor twee keer 80 kilometer had gefietst. Idioot.

Column DvhN: Griep

Het is zo langzamerhand wel te hopen dat die Mexicaanse griep ook daadwerkelijk flink gaat toeslaan. Zo niet, dan krijgen we volgend jaar ongetwijfeld ook nog een parlementair onderzoek naar de honderden miljoenen die in de farmaceutische industrie zijn gepompt onder het mom van voorzorgsmaatregelen. Ik word zo langzamerhand een beetje moe van die griep (nee, geen zorgen: nog geen koorts of spierpijn). Vooralsnog is het niet meer dan een zomerhype. Maar wat niet is kan nog komen, natuurlijk. Dat is doorgaans het probleem met de toekomst; die laat zich nu eenmaal niet voorspellen. Dat blijkt niet alleen uit de steeds veranderende inschattingen rond de risico’s van de Mexicaanse griep. De wekelijks wisselende voorspellingen over wat de economische crisis ons brengen moge, vormen momenteel de meest lichtende voorbeelden van de onzinnigheid van het koffiedik kijken.
Verbazingwekkend genoeg blijven we al die profetieën steeds maar weer uiterst serieus nemen, ook al blijken een week later de feiten toch weer net even anders te liggen. Volgens mij komt dat omdat we tegenwoordig, in onze hoogontwikkelde westerse wereld, niet meer willen accepteren dat we niet overal grip op hebben. Terwijl we in vroeger tijden ons lot in handen legden van de voorzienigheid – al dan niet met een hoofdletter – is nu de maakbaarheidsgedachte de dominante levenshouding. We denken alles te kunnen rationaliseren, oplossen en voorspellen, of het nu om de griep, de economie of het klimaat gaat. Ook al blijkt dat keer op keer een illusie en stuiten we steeds weer op onze beperktheid.
Misschien was het idee van de V/voorzienigheid toch zo gek nog niet. Het is in elk geval een stuk goedkoper en bespaart ons een hoop onzin.

16 augustus 2009

Dreuge boonties


Het is weer de tijd van de kalebassen. Een grote voor 1,50 of drie kleintjes voor een euro. Langs de wegen verschijnen de eerste rekjes met de oogst van particuliere kwekers. Het is ook de tijd van het manshoge snijmaïs. Het landschap verandert er door en niet louter ten goede. Want door die maïs gaat alles op elkaar lijken. Gisteren fietste ik met storm in de rug door het Vechtdal, bij Dalfsen omhoog naar Pieperij, vandaar naar Nieuw Moscou, en daarna verder omhoog naar Sleen. Landschappelijk passeer je dan heel verschillende streken maar door de eeuwige maïsvelden is de aarde overal bedekt met dezelfde groene gloed.
Bij aankomst in Sleen merkte ik dat het ook weer tijd is voor dreuge boonties. Althans: de boontjes worden weer gepunt aan draadjes geregen om op zolder te drogen. Zodat we in december weer aan de dreuge boonties kunnen, met grote stukken vet spek en sappige dikke worst. De maïs is dan allang tot veevoer vermalen, maar voor fietstochtjes van Zwolle naar Sleen is het dan helaas te koud. En zo is er altijd wel wat.

11 augustus 2009

Nederland


Nederland is het meest Nederlandse stukje Nederland. Ik was er zondagmiddag voor het eerst in mijn leven. De maximumsnelheid is er dertig kilometer per uur en je mag er niet parkeren, zag ik toen ik op de racefiets Nederland binnenreed. Verder kan ik u melden dat er een kunstenaar in Nederland woont, er is een rietdekkersbedrijf, er staan een paar prachtige oude boerderijen en er woont iemand die erg van hortensia’s houdt. Ook staat er binnen de grenzen van Nederland een ooievaarsnest. De vermoedelijke bewoner daarvan zag ik net buiten Nederland in een weiland naar voedsel zoeken.
In Nederland en omgeving is erg veel water, waarin momenteel de lelies welig tieren. Er zijn ook erg veel bruggen, die zondag om de haverklap openstonden. De pleziervaart is in Nederland namelijk heel populair, zoals overigens ook het wandelen en fietsen. Gevoetbald wordt er op zondagmiddag gelukkig niet zodat er een weldadige rust heerste tijdens mijn korte bezoek. Het was wel donker in Nederland, door de dreigende luchten waaruit heel af en toe een enkele druppel viel. Het kon de pulletjes in het slootje naast de rietschoven niet deren, net zomin als de jonge katjes die even verderop over een erf dartelden.
Nederland - u komt er door bij Nijeveen richting De Weerribben te gaan - is een bijzonder oord. Het is het enige buurtschap in Nederland met oranje letters op de plaatsnaamborden. En taalkundig gezien voorziet Nederland de meervoudsvorm in onze koninkrijksnaam van een logische basis. Zonder Nederland geen Nederlanden.
(Deze post stond vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden')

05 augustus 2009

De Heuvel van Hankate


Even voorbij Hankate, in de richting van Hellendoorn, doemt links van de weg een mysterieuze heuvel op. Momenteel is hij begroeid met maïs, maar 's winters ligt hij dreigend zwart een heuvel te wezen. Elke keer als ik er langs fiets verbaas ik me weer over die heuvel en vraag ik me af welke verhalen er in de volksmond de ronde doen over deze puist in het landschap. Ik vermoed dat er op de top ooit heksen zijn verbrand en het zou me erg tegenvallen als er niet eens iemand vermoord is of anders toch op zijn minst verkracht. De vrouwen van Hankate, Elen en het buurtschap Rhaan fietsen altijd zonder omkijken hard door want die eeuwenoude duivelsheuvel brengt bij sommige mannen onbedwingbare oerdriften naar boven... Nou ja, zoiets dus. Vanmiddag ben ik er gestopt om een foto van die duivelsheuvel te maken. Er graasde een koe op het weilandje voor de klim en door het maïs liep een pad naar de top (toegegeven, de hoogte komt er niet echt uit op de foto). Op de kaart zag ik dat het niet de Heuvel van Hankate of de Duivelsheuvel heet maar de Rhaanderesch. Hij is 19,5 meter hoog. Ik vind Rhaan maar een rare naam.

En nu iets heel anders

De Mopperlog-lezers (waren het er nou vier of vijf?) zijn gewend om hier ook de columns die ik voor Dagblad van het Noorden schrijf terug te vinden. En die gaan niet altijd over fietsen, zoals deze, die onder het kopje 'Tomtom' gisteren in de krant stond:
"Grote afwezige bij de opsomming van vakantie- ergernissen, zaterdag in deze krant, was natuurlijk de Tomtom. Lange tijd heb ik dit helleapparaat uit de auto weten te weren, maar begin dit jaar kwam het navigatiemonster op uitdrukkelijk verzoek van mijn vriendin dan toch aan boord. Helaas bracht een Vlaams sprekende dame ons inderdaad een paar keer op de plek van bestemming, zodat ik vergat wegenkaarten mee te nemen toen we begin juli op vakantie gingen. Dat hebben we geweten.
Het begon al in Duitsland toen het apparaat ons 88,7 kilometer voor de plaats van bestemming de Autobahn af wilde hebben terwijl ik toch bijna zeker wist dat onze eerste pleisterplaats náást de snelweg lag. Maar goed, zo’n ding zal het wel beter weten, denk je dan en dus tuften wij vele kilometers over smalle weggetjes door de Vulkaaneiffel met de ene wegopbreking na de andere. Toen we later doorreisden naar Italië stond er een file voor de Gotthardtunnel dus dachten we: we gaan gewoon de pas over. Helaas dacht Tomtom – wie heeft trouwens die belachelijke naam verzonnen? – daar anders over. Die liet ons afbuigen naar de Furkapas en stuurde ons vervolgens naar de autotrein onder de berg door, in de richting van een enorm drukke, bochtige tweebaansweg in het Rhônedal, waarbij we om de vijf kilometer door een dorpje kwamen waar je maar vijftig mocht.
Dat we daarna ook nog ónder de Simplonpas door moesten, verbaasde me allang niet meer. Ik had mijn luidruchtige woordenwisselingen met de Vlaamse dame allang gestaakt, volledig murwgeslagen. Wat we later in Italië nog meemaakten met Tomtom zal ik u besparen. Maar het is een wonder dat we nog leven."

03 augustus 2009

De wijde blik


Hoe opener het landschap, hoe wijder de blik. Dat viel me zaterdag weer eens op toen ik een tochtje van 100 kilometer maakte over de Veluwe en langs de IJssel. Op de heenweg, door en langs de bossen, was ik ook in mijn hoofd vooral met fietsen bezig, maar toen ik bij Emst de Veluwe verliet en richting Terwolde fietste, dacht ik vooral na over God. Het kan ook de cadans zijn geweest die de geest verruimde, maar ik denk dat het meer met de open luchten en de weidsheid van het landschap te maken had.
Dat van God zal ik uitleggen. Ik lees momenteel (al een paar maanden trouwens, het is taaie kost) De brief aan de Romeinen van Karl Barth, een van de bekendste theologische werken van de vorige eeuw. Een van de stellingen van Barth is dat God principieel onkenbaar is en radicaal anders. Ons voorstellingsvermogen schiet volledig tekort als het over God gaat. Barths Godsbeeld spreekt me erg aan. Het impliceert namelijk dat wij niks zinnigs kunnen zeggen over God en dat ook de benaming 'God' eigenlijk een zwaktebod is. God breekt hooguit in in ons leven, waardoor we een glimp op kunnen vangen van Hem (of is God Het?, of allebei en geen van beide? God als persoon zien, is ook weer zo'n inkapselende antropomorfisering van het/de Onzegbare, net als al die hoofdletters trouwens).
Geloof jij dan in het bestaan van God, zou u zich nu kunnen afvragen? Nou, ik geloof vooral in de beperktheid van de mens en kan heel slecht tegen mensen die denken de waarheid in pacht te hebben (of die waarheid nu religieus dan wel wetenschappelijk beargumenteerd wordt). Eén van de belangrijkste lessen van de evolutietheorie is volgens mij namelijk de principiële beperktheid van het dier mens. Wij denken wel alles te weten en dat we de wereld naar onze hand hebben gezet en de natuur bijna overal in cultuur hebben gebracht, maar vertel dat maar eens aan de vlieg die u 's nachts uit uw slaap houdt. Hij lacht u vierkant uit (tenminste, als hij een mens zou zijn). Ik wil maar zeggen: insecten zijn in evolutionair opzicht een oneindig meer succesvolle soort dan de mens en zij zullen ons ruimschoots overleven. En ze zijn niet de enige.
Maar wat ik bedoel is dit: er is oneindig veel dat ons begrip te boven gaat. Leven, dood, het begin, de eeuwigheid, de ervaringswereld van de mug, en die ontelbaar veel miljoenen '...'-en waar we niet eens een naam voor hebben omdat we hun bestaan niet waarnemen - we weten er niks van en die zo veelgeprezen Ratio van ons (die overigens ook maar een afgeleide van ons gevoel is, maar die ons toevallig de laatste eeuwen zoveel evolutionaire voordeeltjes heeft opgeleverd dat we hem als God zelve zijn gaan beschouwen) kan ons daar ook niet bij helpen. En voor al dat onzegbare is God nog niet eens zo'n gekke benaming. En laat ik het maar gewoon toegeven: waar ik er lange tijd van overtuigd was dat dit leven en deze wereld vooral een toevallig product van blinde evolutie waren, ben ik daar nu niet zo zeker meer van. De gedachte dat er een sturend 'Iets' is, komt me tegenwoordig toch iets waarschijnlijker voor, al denk ik dus wel dat dat Iets zich radicaal aan ons begripsvermogen onttrekt en we er dus niks zinnigs over kunnen zeggen.
Dat schoot door mijn hoofd in het weidse IJsselland. Maar ik dacht daarnaast natuurlijk ook aan mijn gemiddelde snelheid. Die lag zaterdag namelijk op 28,9 km per uur, wat ongekend hoog is voor mijn doen. Dat is dan de invloed van die Mont Ventoux weer. Enfin, tot zover.

30 juli 2009

Waarom?


Waarom fietst een weldenkend mens de Mont Ventoux op? Die vraag stelde een documentairemaker vorige week toen wij boven aankwamen bij het weerstation. Veel antwoorden kreeg hij niet. Is het de midlifecrisis? Extreme bewijsdrang? Een reiken naar de hemel? Of zijn we gewoon allemaal gek? Volgens mijn medefietsers B. en W. is er in ieder geval niks mythisch aan. Ik denk dat ze ongelijk hebben. Tegen een berg op fietsen is volgens mij juist één van de meest zuivere vormen van het klassieke heldenverhaal in het leven van de moderne, Westerse mens. Zoals ik hier al eens eerder heb opgemerkt appelleert fietsen (net als op vakantie gaan) volgens mij aan een oerdrang die in elk mens zit en die de evolutie van onze soort tot een succesverhaal heeft gemaakt (dat we ook aan ons succes ten onder gaan is weer een ander verhaal): de drang naar nieuwe horizonten en het verleggen van grenzen. Dezelfde drang die onze voorouders tienduizenden jaren geleden Afrika deed verlaten, onze gemeenschappelijke oermythe. Die mythe gaat over het veroveren van nieuwe leefgebieden, maar ook over ontdekkingsreizen naar onze ziel. Analoog aan de held in het klassieke epos, die veranderd is als hij na zijn omzwervingen weer thuiskomt. Of, om het bijbels te formuleren: "Hij doet ons dwalen opdat wij weten wat het betekent om thuis te komen." Toegegeven, dat gefiets is een armzalig alternatief voor een echte zoektocht, maar je moet toch wat als je alles al hebt.

29 juli 2009

Tijd en ruimte in de bergen


De Mont Ventoux dus. Met mijn tijd van 1 uur 47 minuten en 45 seconden was ik mijn medefietsers/-columnisten W. en B. respectievelijk ruim 5 minuten en 1 uur en 12 minuten te snel af (W. verzwijgt op zijn site natuurlijk niet voor niets mijn tijd). Een glorieuze overwinning van Dagblad van het Noorden op NRC en de Volkskrant derhalve. Maar wat me meer verbaasde was wat zo'n berg doet met je gevoel van tijd en ruimte. Je ziet het doel van je tocht al liggen als je op de fiets stapt en dat fietst heel anders dan zo'n ritje naar Kampen. Terwijl de top heel dichtbij lijkt en je ervaring van ruimte dus sterk vernauwt, tikt de tijd op zo'n klim veel langzamer. Een tochtje van twee uur over de Veluwe ervaar je alsof het in een scheet en een zucht voorbij is. Maar die zeven kwartier omhoog duurden maar en duurden maar, terwijl de klim me toch echt enorm meeviel en het eigenlijk wel makkelijk ging.
De beklimming van de Monte Beigua in Italië, die ik twee weken geleden in 1 uur en 20 minuten opfietste, leek veel langer te duren. Daar wist ik niet waar de top lag. In de hitte ploeterde ik 14 kilometer, bocht na bocht, door een dicht bos over slechte wegen met afwisselend grind, gaten, steenslag en plakkend nieuw asfalt, met sterk wisselende stijgingspercentages (nu eens 7 procent, dan 14 en dan weer 10). Pas in de laatste kilometer zag ik de top liggen, waar je vanaf 1249 meter hoogte over de Middelandse zee uitkijkt. Als je het eindpunt niet ziet, stroomt de tijd nog stroperiger.
In de bergen klinkt de ruimte in en strekt de tijd zich uit. Raar eigenlijk.

28 juli 2009

Als de Mont Ventoux in Kampen lag


Stel dat. Dan zou de startstreep niet na een rotonde in Bedoin liggen maar op de Nieuwe Markt in Zwolle, ter hoogte van café De Hetebrij. Dan voelde je de klim echt in de benen slaan als je net de IJsseldijk was opgereden en aan de overkant het kerkje van Zalk zag naderen. Dan zou je even later bij de badende Schotse hooglanders Het Bos in rijden waar het echt steil werd en je langzaam maar zeker je ritme vond. Dan zou het oude kerkje van Wilsum Chalet Reynard zijn geweest, waar je vleugels kreeg en opeens 14, 15 km per uur op je teller had staan. Dan zou het monument voor Tom Simpson midden op de IJsselbrug hebben gestaan, daar waar nu een bankje een rustplaats biedt aan vermoeide wandelaars. Dan zou het na de brug 11 procent omhoog gaan naar het weerstation, waar je bijna vastliep in een file van auto's en trage fietsers en je noodgedwongen de laatste bocht binnendoor moest nemen. En dan zou de top van de Mont Ventoux een van de vele kerken zijn, waar je na 1 uur, 47 minuten en 45 seconden zou aankomen.
Geen slechte tijd voor een zoektocht naar God en de eeuwigheid.

04 juli 2009

Drie weken vakantie


Na een laatste, mislukte toer door het Vechtdal met zwaar zuchtende koeien, snel oprijzende maïsvelden, krijsende jonge ooievaars en een surrealistisch belicht bos vertrekken we morgen naar Neumagen. Hectoliters Riesling en biologische, Piemontse lekkernijen zullen een dreigende voorhoofdsholte-ontsteking en een vooralsnog matige conditie moeten ombuigen naar een glanzende vorm voor de beklimming van de Winderige Berg. Over ruim drie weken leest u hier en hier, deo volente, de resultaten. Auf wiedersehen! Ciao! Aju!

02 juli 2009

Hooglanders in de IJssel


De snotstromen zijn tot stilstand gekomen. Hoog tijd voor een trainingsritje om de conditie te testen, want er wachten de komende tijd de nodige klimmen. Volgende week oefenen op de Piesporter Berg, een week later iets meer uitdaging op de Monte Beigua om tot slot over drie weken de Mont Ventoux in twee uur op te kunnen fietsen.
Het prachtige rondje Zwolle-Kampen-Zwolle over de IJsseldijk leidde tot drie observaties: 1. niks is met de macht (26,5 km per uur gemiddeld is normaal), 2. mannen die ziek zijn stellen zich aan (zie 1.), 2. waarom zou je eigenlijk op vakantie gaan (veel mooiere beelden dan de Hooglanders in de IJssel bij Zalk zullen we in Duitsland, Italië en Frankrijk niet aantreffen). Morgen nog even een groter rondje en we reizen zondag met een gerust hart af naar de Mosel.

30 juni 2009

Juni


Het voordeel van een licht onwelbevinden (de opgezette klieren, de spierpijn en het snot zijn nog steeds niet weg) is dat je opeens zeeën van tijd hebt om te lezen. Fietsen is ook niet alles, zo blijkt maar weer. Vandaag vierde ik vakantie in eigen tuin met Juni van Gerbrand Bakker. De roman is massaal afgekraakt door de critici (op een enkele uitzondering na) maar mijn lieve vriendin M. was er erg over te spreken. Bovendien heb ik ooit Bakkers debuutroman Boven is het stil gerecenseerd voor Dagblad van het Noorden. Dat vond ik destijds een fantastisch boek en ik was dan ook erg benieuwd naar Juni. Welnu, ik ben inmiddels halverwege en kan niet anders dan concluderen dat Juni ook een roman is waarvoor het lastig superlatieven vinden is. Mijn gewaardeerde collega Joep had dat ook al geconstateerd in die ene positieve recensie die over Juni is geschreven.
Boven is het stil noemde ik in maart 2006 'een stilistisch wondertje', met onder meer als motivatie: "De beschrijvingen zijn onopgesmukt en de dialogen kort en kaal. Beschouwingen over het leven of poëtische stijlbloempjes vind je niet in Boven is het stil. Wel zinnen als: "Moeder was een ongehoord lelijke vrouw." Of: "Ik poep twee keer per dag. De eerste keer vlak na het melken, de tweede keer na de koffie." (...) Het knappe van deze roman is dat het onder de onbewogen, kale oppervlakte borrelt en kookt van emoties en onuitgesproken verlangens, die echter nergens hardop worden uitgesproken. Het komt ook nergens tot een uitbarsting, hetgeen de suggestieve kracht alleen maar vergroot. Daardoor is het ondanks alle soberheid toch een buitengewoon ontroerend boek geworden waarin, onuitgesproken, heel veel levenswijsheid en poëzie wordt opgeroepen."
Voor Juni geldt precies hetzelfde, maar dan nog net iets subtieler en weergalozer. Ik denk dat ik er inmiddels ook achter ben waarom de grachtengordelrecensenten daar anders over denken. In Juni wordt gesproken en gedacht zoals 60 procent van de Nederlanders praat en denkt, namelijk dat deel van de bevolking dat op het platteland of in een dorp woont of is opgegroeid. En ik vrees dat de hedendaagse grachtengordelmens (meer specifiek de ondersoort grachtengordelrecensent) zich daar geen voorstelling meer van kan maken. Die heeft zich verschanst in zijn stadse veste, waar - zo blijkt uit al die elkaar na kakelende een- of tweesterrenrecensies - het provincialisme al enger en enger wordt. Triest.

28 juni 2009

Ziek

Prachtig fietsweer (lekker zweterig), vier weken vakantie en zeeën van vrije tijd. De Vecht roept, de Lemelerberg schreeuwt om aandacht en dat bankje op de dijk even buiten Veessen vraagt zich af waar ik blijf. Helaas. Ik zit thuis en niet op mijn fiets. Spierpijn, opgezette klieren, hoofdpijn, wagonladingen snot in de keel. Lekker is dat.

24 juni 2009

Off-day


Soms wil het niet. En heel soms wil het helemaal niet. Pap in de benen, tegenwind, zijwind, pijn in de kuiten. Vandaag was zo'n dag. Prachtig weer, maar het ging niet. Naar Dalfsen geweest, naar Ommen, naar Vilsteren, langs de Vecht. Zelfs met wind mee kwam ik nauwelijks boven de 25 km per uur. Ik had eigenlijk ook helemaal geen zin. En als je dan ook nog een scootmobiel inhaalt en er gedachten opkomen als 'Zo zal ik over 35 jaar ook wel over de wegen razen', dan krijg je dus als eindresultaat: 63 km met een gemiddelde van 23,5. En nergens een trein te bekennen.

23 juni 2009

Toverrijst


Zolang die columns in Dagblad van het Noorden over eten gaan, misstaan ze niet zo op dit blog. Maar of toverrijst nu zulk goed wielervoedsel is... Dit is in ieder geval voorlopig de laatste column die hier te lezen zal zijn, want vanaf volgende week ben ik vier weken vrij van de krant. Maar wees gerust, de 'Job fietst'-bijdragen gaan nog twee weken door, want door 'omstandigheden' (zie Marijn fietst) zijn we nog lang niet op weg naar vakantieoorden.