Ik ben tegenwoordig vaak de enige racefietser op de weg. Vanmiddag kwam ik zelfs geen mountainbiker tegen. Ik heb ze geteld: drie gewone fietsers (waaronder een heel oude man), vier paardenmeisjes (inclusief paarden), twee wandelaars (in het bos) en verder alleen maar auto's. En zelfs daarvan waren er maar weinig. Toen ik het Rechterense veld naderde vanuit de richting van Heino was het zo stil op de weg dat ik even dacht dat er wat mis was met de wereld.
Misschien ligt het aan mij. 's Zomers, fietsend in het zonnetje met een korte fietsbroek, denk ik altijd: 'Ik kan me niet voorstellen dat ik in het najaar, als er regen dreigt, als het waait, als de lucht loodgrijs is, als het net aan zeven graden is, nog op zaterdagmiddag op de fiets stap.' Blijkbaar denken veel fietsers zo en vergeten ze de gedachte te testen op een grauwe dag als vandaag. Want vanmiddag dacht ik: 'Ik kan me niet voorstellen dat ik dat 's zomers altijd denk.' De loodgrijze luchten hebben hun eigen schoonheid, het maakt de wereld bijna schemerig. Je fiets langs huizen waar het licht brand en dat geeft een merkwaardig soort gezelligheid, zeker als je door een oer-Hollands landschap rijdt als het Vechtdal. Zo van: ha, straks lekker ook onder de schemerlamp, met een boekje op de bank en een glas bokbier binnen handbereik.
Het is ook de eenzaamheid die fietsen in deze tijden zo aantrekkelijk maakt. Ik heb al eens uitgelegd dat ik een eenling ben op de racefiets. En dat gevoel wordt natuurlijk alleen maar sterker als je niemand tegenkomt. Maar raar is het wel, die rust, want je stuit aan het eind van de herfst op heel andere dingen dan 's zomers. Vanmiddag zag ik tijdens een tochtje van 50 kilometer bijvoorbeeld: een dode haas, heel veel paarden in de wei (zonder roodgemijterde Spanjolen overigens), kale, zeer welriekende bomen, een enkele gek geworden koe, mooie stukken boomschors, en heel veel paddenstoelen. Zoals de fel oranje spons hierboven. Ik heb hem niet terug kunnen vinden in mijn paddenstoelengids.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten