Afgelopen vrijdag was ik weer eens bij een optreden van De Kift, de enige popgroep in Nederland die rijkssubsidie ontvangt. Het is een schande. Oké, terwijl het Nederlands Kamerkoor, Reinbert de Leeuws Asko/Schönberg Ensemble en Ton Koopman en zijn Amsterdams Barokorkest flink moeten inleveren, krijgt De Kift de komende jaren bijna vijf keer zoveel geld als de afgelopen jaren. Dat is heel mooi, maar als je het afzet tegen het bedrag dat naar klassieke muziek gaat, dan komt het geweeklaag van voornoemde gezelschappen – ondersteund door politiek zwaarwichtige vriendjes, maar gelukkig genegeerd door de minister Plasterk – al snel over als gezeur in de marge. Maar goed, De Kift krijgt dus wel geld en dat is een zegen voor de mensheid.
Ik heb vorige week het NNO, Laurie Anderson, Lou Reed en Lambchop zien optreden, en hoewel Kurt Wagners schitterende fluisterzang ook een zegen voor het oor was, viel alles in het niet bij de literaire fanfarepunk van De Kift. Prachtige teksten (bewerkingen van werken uit de wereldliteratuur), geweldige podiumact (live altijd spetterend), en een uniek geluid (waaronder dit keer ook een kartonnen doos vol lege conservenblikjes in de slagwerksectie). Vernieuwende muziek, die in cd-vorm ook nog eens in heuse kunstwerkjes wordt verpakt.
Misschien moeten De Leeuw, Koopman en hun politieke vriendjes een keertje naar De Kift gaan en uit volle borst meezingen met de nieuwste De Kift-klassieker Heisa-ho, op een tekst van Shakespeare: "Laat klacht en zuchten overslaan tot heisa-ho-joechei!" Kunnen ze de zaken weer eens in perspectief zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten