Het leek me vandaag een mooie dag om terug te keren naar het Drontermeer. Daar was ik sinds de laatste ijstijd niet meer geweest. Het was de lokroep van de zeearend die in mijn hoofd weerklonk. Maar helaas, de vliegende deur liet zich niet zien.
Ik zag wel:
laagvliegende zwaluwen op vliegenjacht, die vlak voor me over de weg scheerden;
het schaduwspel van zon en wolken;
mussen die tegen de wind in bidden en plots toesloegen in het weiland;
een luid kievitende kievit die vijftig meter met me op vloog om me weg te leiden bij haar nest;
hevig trillende kangoeroes achter een hek bij Zuideinde;
een jonge buizerd, traag zwevend op een van zijn eerste vluchten;
niet eerder befietste wegen in een schitterend stukje Oud-Hollands Nederland, tussen Oosterwolde en Elburg;
een wanhopig krijsende grutto op een paaltje in de Eektermerk die opvloog, terugkwam en me om hulp leek te vragen, maar ik wist niet waarbij;
lege, rechte, verlaten wegen in de zon;
koeien die neerkeken op wielrenners vanaf de dijk bij Noordeinde;
een gigantische maar veel te oude zadelzwam op een knotwilg in Zalk;
jonge maïs die maar niet wil groeien, gelukkig;
pas gemaaid grasland dat rook naar vroeger;
een veldleeuwerik die een vrolijk Pinksterlied aanhief;
en elektriciteitsmasten die verdwenen in de verte van de wijkende horizon.
Het was een prachtige dag, vol stilte, wolken, lucht en leegte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten