Een jaar geleden was ik een paar dagen in India. In Delhi en Agra, om precies te zijn. Het was erg mistig en 12 graden, de koudste januaridagen sinds mensenheugenis aldaar. De Indiërs droegen vele lagen kleding, mutsen, sjalen en leden verschrikkelijk onder de kou. In de straten van Delhi, waar arme sloebers langs de kant van de weg onder tentzijl sliepen bij zelfgestookte vuurtjes, waren zelfs mensen overleden door de koude, meldde The Times of India. Let wel: we hebben het hier over +12 graden Celsius. Ook kou is relatief; het is maar wat je gewend bent.
Ik moest vandaag weer aan India denken, toen ik door de mist schaatste op de Beulakerwijde, die ik in eerste instantie niet eens als meer herkende. Het was erg mistig, net als toen, in India. Het beeld van dat land dat ik sinds vorig jaar in mijn hoofd meedraag, klopt van geen kant, zo ervoer ik weer eens. Niet alleen veel te beperkt, maar ook domweg veel te mistig en veel te koud. Maar daarnaast dacht ik, zoals wel vaker deze weken op het ijs: wat zouden de mensen in Agra en Delhi denken van al die Nederlanders die massaal het ijs op gaan om uren lang te schaatsen in de kou en de mist?
Vanuit hun perspectief bezien, zijn wij waarschijnlijk volslagen idioten. Gezegende, buitengewoon verwende dwazen, die de tijd, de middelen en de energie hebben om de kou te trotseren en die niet dag in dag uit hoeven te ploeteren om te overleven. De uitdagingen die normale mensen, zoals zij, dagelijks moeten aangaan om hun kinderen en zichzelf van voedsel en een leefbaar leven te voorzien, zoeken wij in verspillende schaats- of fietstochtjes zonder enige urgentie. En dat blazen we dan ook nog bij voorkeur op tot mythische prestaties, terwijl het niks meer is dan aangenaam vermaak dat hooguit leidt tot stramme spieren en een algeheel gevoel van rozigheid.
Maar afgezien daarvan: het was weer prachtig vandaag!
(Naast tweeëneenhalf rondje Dwarsgracht Natuur Tocht, ben ik ook de weg nog even overgestoken naar de Belterwijde voor de Belterwiedetocht. Ruim tachtig kilometer geschaatst vandaag, waarvan de laatste vijftien kilometer met enorme last van mijn rug. Het betere lijden, zeg maar. Gelukkig is de Noorder Rondritten nog ver weg...)
30 december 2010
29 december 2010
24 december 2010
21 december 2010
Blokzijler Merentocht
"Mooi ijs?"
"Prachtig! Strak zwart. En bijna geen wind."
"Maar je moet wel oppassen voor de scheuren."
"Nou! D'r zitten beste scheuren in!"
"Ik heb steeds vlak voor me gekeken, want er gingen er flink onderuit, vooral bij de stempelposten."
"Oh?"
"Komen ze daar aanzeilen, zien ze de scheuren niet. Een oude man voor me moest naar de ehbo."
"Ernstig?"
"Neuh. Hij kon weer verder."
"Hoeveel kilometer is het rondje nou?"
"Twintig, zeggen ze."
"Maar het is precies hetzelfde rondje als in februari! En toen was het vijftien."
"Ik weet het niet. Ik heb niet op tijd gereden."
"Ik doe driekwartier over een rondje. En ik schaats meestal 23, 24 per uur."
"Dan is het dus 18 kilometer, ongeveer."
"Ik ben al oud en rij mijn eigen tempo. Als je aanhaakt bij een te snel groepje, rij je je over de kop."
"Sprinten kan niet, maar voor honderd kilometer draai ik mijn hand niet om."
"Ja, ik ben ook een diesel."
"Wat een plaatje, niet?"
"Prachtig mooi! Maar het is wel koud."
"Ja, als het niet koud is dan heb je geen ijs."
"En er staat bijna geen wind."
"Nu maar wachten op de Tocht, hè?"
"Het mag wel weer een keer."
"Ik heb hem tien keer gereden, van mij hoeft het niet."
"Eerst maar eens de Noorderrondritten. Ik heb een startbewijs voor de 150."
"Dat is me te ver, vanuit Noord-Holland."
"Is dit niet ver dan?"
"Uurtje, over de dijk."
"Ben je niet eens komen schaatsen dan?"
"Morgen zijn er vier toertochten!"
"Waar dan?"
"Weet ik niet. Ik kreeg net een sms'je."
"Ik hoop bij Belt-Schutsloot."
"Nou, misschien zie ik je daar weer."
20 december 2010
De stilte van de winter
Ik zat langs de kant van een bospad op de sneeuwhopen die in de dagen ervoor waren opgeworpen. Op de oude sporen was alweer 20 centimeter verse sneeuw gevallen. Mijn voetstappen waren de eerste in dit bos aan de andere kant van het skigebied van Altastenberg, in het Sauerland. Om me heen stonden overal dennenstammen met sneeuw aan hun bast gehecht aan de kant van waar de wind kwam. Het was windstil. En het was geluidstil. De vogels hadden het bos verlaten. Een keer hoorde ik in de verte was het gekras van een kraai, maar verder niks. Het was zo stil dat ik het bloed in mijn oren hoorde stromen. Door de witte lucht boven de bomen was ook lichtstil: behalve de dennenbast was alles wit. De stilte, de witte wereld en de stammen - het was een wonderlijke, bijna bovennatuurlijke ervaring. Alsof deze wereld niet echt was en tegelijk echter dan echt. De stilte van de winter is een trip.
15 december 2010
Verblind door het licht
Drontermeer, vanmiddag rond een uur of twee, tussen Noordeinde en Elburg. Ja, het kon nog, al waren er maar vijf mensen op het ijs. Twee van hen hadden gisteren ook geschaatst. "Twee nachten -5 en je kunt hier het ijs op", zei de een. "Gisteren zag ik hier een zeearend", zei de ander. En voort ging het weer, richting Elburg. Het was de vierde schaatsdag, en ik werd verblind door het licht.
08 december 2010
De lokroep van het ijs
Eigenlijk moest ik vandaag Erasmus' Lof der Zotheid uitlezen. Waarom doet hier even niet terzake, maar het kwam er niet van: de lokroep van het ijs was te groot. Wat wel weer toepasselijk was, want ook die valt natuurlijk onder de dwaasheden waar Erasmus begin zestiende eeuw de loftrompet over stak. Ik vermoedde dat er nog wel geschaatst kon worden op het Drontermeer, maar eenmaal in Noordeinde aangekomen was er niemand te zien. Als een volleerde zot ging ik toch het ijs op en het was fantastisch! De sneeuw was weg en het ijs was veel beter dan vorige week. Stroken spiegelglad, hard zwart ijs, afgewisseld met richels sneeuwijs, ribbelijs en opgevroren, kristallijne bovenlaagjes (zie foto). Onderweg kwam ik drie mensen tegen: een man, die later een natte enkel haalde door tussen het riet door het ijs te zakken, en twee vrouwen van een jaar of viijftig die doodgemoedereerd helemaal richting Kampen waren geweest. 'Daar moet je over ijsschotsen, dus het is niet helemaal vertrouwd', vertelden ze, alvorens keuvelend terug naar Elburg te schaatsen. Daar, op een ijsbaantje, waren meer mensen aan het schaatsen op een schitterende, zwarte vlakte. Toen ik terug ging naar Noordeinde kwam ik de man weer tegen die door het ijs was gezakt. Rustig draaide hij zijn rondjes, alsof hij geen natte voet en natte jas had. Bij mijn opstapplaats was ik nog steeds de enige. Dankbaar prees ik de Zotheid die me naar het ijs had gedreven.
(PS De zwaan was verdwenen. Die is dus bij iemand in de pan beland.)
(PS De zwaan was verdwenen. Die is dus bij iemand in de pan beland.)
03 december 2010
Gefrituurd wellicht?
Gefrituurde zwanenpoot, zou dat lekker zijn? Of gebakken zwanenvleugels uit de oven? Zwanenleverpaté? Zwanensoep met veren? Zwanenfilet? Gevulde zwanennek? Lauwwarme zwanenborst met een gefruit uitje en vers geplukt eekhoorntjesbrood? Uitgebakken zwanentong? Een zacht gegaard zwanenhart met reepjes zwanenlever?
Zwanenleed
Even verderop is een wak waar veren uitsteken. Daar vroor ze vast. Een sleepspoor slingert zich een paar meter over het ijs van het Drontermeer, ergens tussen Noordeinde en Elburg. Aan het eind ervan ligt de moegestreden zwaan. Haar nek heeft ze sierlijk neergevlijd op de zachte sneeuw. De vleugels geknakt, het leven gebroken. Hoe smaakt zwaan eigenlijk?
Ja, er kan weer geschaatst worden!
Ja, er kan weer geschaatst worden!
01 december 2010
Op zoek naar ijs
Waar is het misgegaan? Want ergens klopt er iets natuurlijk heel erg niet: bij een gevoelstemperatuur van -23,4 graden Celsius op zoek gaan naar een stukje ijs om te schaatsen. Die is krankzinnig geworden, hoorde ik de vlieg denken, die de schuur in vluchtte toen ik mijn mountainbike van de haak tilde. Over mijn schaatspak had ik mijn winterwielerbroek aangetrokken en over mijn winterwielerjack mijn ski-jas; over mijn fietshandschoenen droeg ik leren handschoenen en met twee mutsen op mijn hoofd was ik er klaar voor (alleen had ik natuurlijk ook nog extra zomerschoenhoezen onder mijn winterhoezen moeten doen). Maar goed, koud kreeg ik het toch met windkracht zes tegen. Op naar natuurgebied Tichelgaten, tussen Herxen en Windesheim, want daar, zo tipte mede-schaatsgek X., zou wel eens geschaatst kunnen worden. Het Drontermeer, waar maandag - voor de sneeuw - al iemand schaatsend was gesignaleerd, was de moeite niet waard, sms'te hij.
Onderweg kwamen de vragen. Waar komt dat belachelijke verlangen om met dit weer te gaan schaatsen vandaan? Waarom dertig kilometer kou lijden om heel misschien een paar honderd meter op twee ijzers je leven te kunnen wagen op volstrekt onbetrouwbaar ijs? Welke oerdrift doet zich hier gelden, diep verborgen onder en ernstig geperverteerd door onze culturele beschavingslaagjes? Wat is de 'biologische waarde' van dit geploeter over beijsde wegen? (Ik lees momenteel de nieuwe Damasio, vandaar). Ik vermoed dat het met het jachtinstinct te maken heeft. En een terugverlangen naar de echte natuurbeleving, die sinds de opkomst van de landbouw langzaam maar zeker verloren is gegaan. Hoe dan ook, eenmaal aangekomen bij Tichelgaten bleek het water natuurlijk nog maar deels dicht te liggen en begon het met sneeuw bedekte ijs na enkele voorzichtige stappen dermate fragiel te kraken, dat ik snel weer de kant op vluchtte. "Ik hol je d'r niet uut", zei een lokale passant, die me vanuit een auto hoofschuddend gadesloeg. "Veels te kold."
Eenmaal tot bezinning gekomen, fietste ik door de kou terug naar huis. Ik hield me warm met het vooruitzicht lekker op de bank verder te kunnen lezen in Het zelf wordt zich bewust van Antonio Damasio, over de evolutie van het bewustzijn. Misschien dat hij kan verklaren waarom ik dit soort belachelijke tochtjes onderneem.
Onderweg kwamen de vragen. Waar komt dat belachelijke verlangen om met dit weer te gaan schaatsen vandaan? Waarom dertig kilometer kou lijden om heel misschien een paar honderd meter op twee ijzers je leven te kunnen wagen op volstrekt onbetrouwbaar ijs? Welke oerdrift doet zich hier gelden, diep verborgen onder en ernstig geperverteerd door onze culturele beschavingslaagjes? Wat is de 'biologische waarde' van dit geploeter over beijsde wegen? (Ik lees momenteel de nieuwe Damasio, vandaar). Ik vermoed dat het met het jachtinstinct te maken heeft. En een terugverlangen naar de echte natuurbeleving, die sinds de opkomst van de landbouw langzaam maar zeker verloren is gegaan. Hoe dan ook, eenmaal aangekomen bij Tichelgaten bleek het water natuurlijk nog maar deels dicht te liggen en begon het met sneeuw bedekte ijs na enkele voorzichtige stappen dermate fragiel te kraken, dat ik snel weer de kant op vluchtte. "Ik hol je d'r niet uut", zei een lokale passant, die me vanuit een auto hoofschuddend gadesloeg. "Veels te kold."
Eenmaal tot bezinning gekomen, fietste ik door de kou terug naar huis. Ik hield me warm met het vooruitzicht lekker op de bank verder te kunnen lezen in Het zelf wordt zich bewust van Antonio Damasio, over de evolutie van het bewustzijn. Misschien dat hij kan verklaren waarom ik dit soort belachelijke tochtjes onderneem.
Abonneren op:
Posts (Atom)