Hij lag in het Kanaal Almelo-De Haandrik, midden op het ijs. Een dode haas. Zijn achterwerk was half weggevreten. Of misschien was er een schaatser over hem gevallen, toen hij nog helemaal onder de sneeuw lag. Gefileerde hazenbilletjes door het ijzer van een Noor.
Ik vermoed dat hij voor de sneeuwval, afgelopen weekend, is vastgevroren. Zijn achterpoten waren namelijk vastgeklonken in het ijs. En om hem heen lag zeker een centimeter sneeuw op het kanaal. Daar vries je niet aan vast. Maar hoe komt een haas midden in een kanaal? Is hij van de ene wal op het ijs gesprongen en gleed hij steeds uit op het gladde ijs toen hij aan de andere kant weer op de wal wilde springen? Hij lag op het stuk tussen Vriezenveen en Daarlerveen waar de wal vrij hoog is. Wat een wrede dood. Het vroor hier afgelopen weekeinde vijftien graden en dan sta je daar dus als haas: midden op een spiegelgladde vloer. Steeds weer onderuit gaan tot je je uiteindelijk uitgeput neerlegt op het ijs, wachtend op het bitter koude einde.
Het kan natuurlijk ook zijn dat een roofvogel hem te pakken had genomen. De hap bleek echter te vet voor het beest (een buizerd? een wouw?) zodat hij hem van grote hoogte moest laten vallen. Maar dan moet de gulzigaard na een paar hapjes uit de billen van de haas zijn buik dus al vol hebben gehad. Onwaarschijnlijk. Ik ga voor het eerste scenario.
Er kon dus toch nog geschaatst worden vandaag. Een zoektochtje op internet wees uit dat ik kon kiezen tussen het Kanaal Almelo-De Haandrik (fraaie naam trouwens), het Schildmeer en het Damsterdiep tussen Groningen en Appingedam. Vanwege de afstand en de voorspelde ijzel en sneeuw toch maar voor het kanaal gekozen. Bij twee bruggen moest gekluund worden, maar dan had je wel een stuk van ruim 10 kilometer. Met redelijk ijs.
Vooral het stuk tussen Vriezenveen en Aadorp was prachtig. Er lag nog een centimetertje sneeuw op het ijs, maar daaronder was het spiegelglad. Op andere stukken was veel sneeuwijs dat in de loop van de middag steeds brosser werd. Fondantijs heet dat tegenwoordig en er is niks vervelender dan dat. Steeds weer met een ruk overeind komen om een val voorover te voorkomen. Maar wat dondert het: ik heb een paar uurtjes geschaatst, in totaal een kilometer of vijftig. Waarmee mijn schaatskilometers dit jaar vooralsnog gelijke tred houden met mijn fietskilometers. Nu graag nog even de Noorderrondritten (ik heb al sinds de invoering van het iesbewies een startplek op de 150 km, tevergeefs tot nu toe) en dan mag het wel weer twintig graden worden.
27 januari 2010
20 januari 2010
De eerste kilometers
Het nieuwe fietsjaar is begonnen! Zaterdag de eerste 35 kilometer tussen de wegdooiende sneeuwvelden en vandaag 50 kilometer door het Vechtdal, dat na de regen van de laatste dagen alweer bijna sneeuwvrij was. Zaterdag 1 graad en snijdende wind, vandaag 3 graden en iets minder wind. Met het zonnetje erbij was het bijna aangenaam te noemen, ware het niet dat mijn voeten dus niet warm worden. Ik heb inmiddels bijna alles geprobeerd: van pantykousjes tot skisokken.
18 januari 2010
Zeikerds
Ik weet niet hoe het u vergaat, maar mij kunnen al die verhalen over zongebrek, blauwe maandagen, geitenruimen, de Irak-commissie, gemiste medailles en de gevaren van asbest eventjes niet meer zoveel schelen. Een stelletje zeikerds, dat zijn we, zoals deze krant zaterdag terecht schreef. "Als de realiteit om de hoek komt kijken, kunnen we daar niet mee uit de voeten", zei hoogleraar James Kennedy in een fraai verhaal in de weekendbijlage. Wij Nederlanders willen alles onder controle hebben en als er ook maar iets afwijkends gebeurt, start ons gezeur. Zoals twee weken geleden bijvoorbeeld, toen ik op deze plek eindeloos doorzanikte over een file in Oostenrijk.
"We zijn ons hoge niveau van welvaart en voorzieningen zo vanzelfsprekend gaan vinden, dat het ongezond is geworden", stelde dominee Bram Grandia. Ik denk dat hij helemaal gelijk heeft. In de 200.000 jaar dat de moderne mens op aarde rondloopt, is er nog nooit een generatie geweest die het zo goed heeft gehad als wij nu in West-Europa. En ondertussen klagen we maar door over sneeuwoverlast, vertraagde treinen, files (inderdaad), vaccinaties en stroomstoringen. Maar ik vrees dat onze zeikmentaliteit nog wel wat verder gaat dan dat soort trivialiteiten.
Want we zijn ook nog eens een stelletje ongelofelijk egoïstische zeikerds. In Haïti zijn vorige week misschien wel 200.000 mensen omgekomen, maar wij maken ons vooral zorgen om de twintig tot dertig Nederlanders die toevallig op het eiland waren. Hun lot vinden we blijkbaar belangrijker dan dat van al die tienduizenden anderen. We zijn tot op het bot verziekt.
(Deze post staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden'. De man op het plaatje is een inwoner van Agra, in India. Hij is geen zeikerd, vermoedelijk. Maar er moet toch een plaatje bij en mijn bezoek aan India lag mede ten grondslag aan deze post/column. In tegenstelling tot ons hebben veel mensen in India namelijk wel gegronde redenen tot klagen dan wel zeiken.)
"We zijn ons hoge niveau van welvaart en voorzieningen zo vanzelfsprekend gaan vinden, dat het ongezond is geworden", stelde dominee Bram Grandia. Ik denk dat hij helemaal gelijk heeft. In de 200.000 jaar dat de moderne mens op aarde rondloopt, is er nog nooit een generatie geweest die het zo goed heeft gehad als wij nu in West-Europa. En ondertussen klagen we maar door over sneeuwoverlast, vertraagde treinen, files (inderdaad), vaccinaties en stroomstoringen. Maar ik vrees dat onze zeikmentaliteit nog wel wat verder gaat dan dat soort trivialiteiten.
Want we zijn ook nog eens een stelletje ongelofelijk egoïstische zeikerds. In Haïti zijn vorige week misschien wel 200.000 mensen omgekomen, maar wij maken ons vooral zorgen om de twintig tot dertig Nederlanders die toevallig op het eiland waren. Hun lot vinden we blijkbaar belangrijker dan dat van al die tienduizenden anderen. We zijn tot op het bot verziekt.
(Deze post staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden'. De man op het plaatje is een inwoner van Agra, in India. Hij is geen zeikerd, vermoedelijk. Maar er moet toch een plaatje bij en mijn bezoek aan India lag mede ten grondslag aan deze post/column. In tegenstelling tot ons hebben veel mensen in India namelijk wel gegronde redenen tot klagen dan wel zeiken.)
16 januari 2010
Nogmaals India
15 januari 2010
13 januari 2010
Veluwemeertocht
Morgen is ie pas, maar vandaag heb ik alvast een paar rondjes verkend: de Veluwemeertocht. Bij Elburg is een rondje van zo'n zes kilometer uitgezet. Het ijs was erbarmelijk, met opgevroren sneeuw, dichtgesneeuwde voetsporen en een erg brosse bovenlaag op sommige stukken. Doorlopend oppassen dus. Maar er werd druk geschaafd, geschoven en geborsteld voor de wedstrijd. De wind was vandaag snijdend, maar de zon was prachtig.
Zo'n rondje van zes kilometer heb je na vijf keer wel gezien, dus het was een kort tochtje vandaag. Het was pas mijn tweede natuurijservaring van het jaar. En dat blijft prachtig. Want op de ijsbaan vind je geen warmetenenijs.
Zo'n rondje van zes kilometer heb je na vijf keer wel gezien, dus het was een kort tochtje vandaag. Het was pas mijn tweede natuurijservaring van het jaar. En dat blijft prachtig. Want op de ijsbaan vind je geen warmetenenijs.
12 januari 2010
Fietsen in India
Dat heb ik dus niet gedaan, tijdens mijn bliksembezoek aan India. Nou ja, India: een dag Delhi en twee dagen Agra, waarvan tien uur in de bus. Maar dan zie je dus wel heel erg veel fietsers. Zoals die man met die dozen. Ook mooi, je mag in India gewoon op de snelweg fietsen. En door rood. Alles mag, maar je bent wel vogelvrij, zoals alle weggebruikers uitgezonderd loslopende koeien, ezels en waterbuffels.
Op de doorgaande weg van Delhi naar Agra zagen wij: een oude man op een tractor die doodgemoedereerd aan spookrijden deed en niemand die er vreemd van opkeek, een olifant die vlak na ons van links de weg op kwam, fietsers, bromfietsers, tuktuks, veel bont beschilderde vrachtwagens (allemaal minimaal vijftig jaar oud), de befaamde 'killer busses' (het openbaar vervoer vindt plaats met volledig doorgeroeste bussen die nauwelijks nog kunnen remmen en daardoor bij veel ongelukken betrokken zijn), een kudde waterbuffels, een karavaan dromedarissen, heel veel rondzwervende koeien, een familie met kleine kinderen op een motor maar zonder helm, en duizenden, duizenden andere mensen.
Langs de kant van de weg waren veel fietsenmakers actief. En bandenplakkers (zelfs een scheur van twintig centimeter wordt nog gerepareerd; als je geen geld hebt, ben je automatisch veel milieubewuster), wielenverkopers, eettentjes, handelaars, en zo kan ik tot in het oneindige blijven opsommen. Het waren te veel indrukken in te weinig tijd, te veel mensen, te veel kleuren, te veel geluiden (met de claxon als belangrijkste communicatiemiddel), te grote contrasten (uitzinnige rijkdom in de paleizen en hotels van Delhi tot de families die langs de weg slapen onder een stukje zeildoek met een vuurtje van afval als verwarming, of mensen die gewikkeld in niks meer dan een doek lagen te creperen).
We zagen natuurlijk ook de monumenten waarvoor we waren gekomen (de Taj Mahal, het Rode Fort in Agra met zijn vele resusaapjes, en nog zo wat). En sjaals en mutsen, want het was koud. Delhi kende de koudste dag in zeven jaar met 12 graden Celsius en dichte mist. Nog nooit meegemaakt: na de landing op het vliegveld van Delhi was het zicht zo slecht dat zelfs de voorrijwagen van de luchthaven verdwaalde op weg naar de gate, waardoor we uiteindelijk 3,5 uur in het vliegtuig moesten wachten voor we eindelijk voet op Indiase bodem konden zetten. De mist was hardnekkig. Alleen de eerste en de derde dag kwam de zon er 's middags even door, waardoor de wereld er nog kleurrijker uitzag.
Maar goed, dat zijn geen problemen als je ziet in wat voor omstandigheden de armen zich daar staande moeten houden. Dan hebben de dieren het makkelijker, want die worden tenminste nog gevoed, zoals de koe hiernaast in de straat die leidt naar de Taj Mahal. Alle tijd om even rustig om zich heen te kijken, wachtend op de stoep. Fascinerend land.
Op de doorgaande weg van Delhi naar Agra zagen wij: een oude man op een tractor die doodgemoedereerd aan spookrijden deed en niemand die er vreemd van opkeek, een olifant die vlak na ons van links de weg op kwam, fietsers, bromfietsers, tuktuks, veel bont beschilderde vrachtwagens (allemaal minimaal vijftig jaar oud), de befaamde 'killer busses' (het openbaar vervoer vindt plaats met volledig doorgeroeste bussen die nauwelijks nog kunnen remmen en daardoor bij veel ongelukken betrokken zijn), een kudde waterbuffels, een karavaan dromedarissen, heel veel rondzwervende koeien, een familie met kleine kinderen op een motor maar zonder helm, en duizenden, duizenden andere mensen.
Langs de kant van de weg waren veel fietsenmakers actief. En bandenplakkers (zelfs een scheur van twintig centimeter wordt nog gerepareerd; als je geen geld hebt, ben je automatisch veel milieubewuster), wielenverkopers, eettentjes, handelaars, en zo kan ik tot in het oneindige blijven opsommen. Het waren te veel indrukken in te weinig tijd, te veel mensen, te veel kleuren, te veel geluiden (met de claxon als belangrijkste communicatiemiddel), te grote contrasten (uitzinnige rijkdom in de paleizen en hotels van Delhi tot de families die langs de weg slapen onder een stukje zeildoek met een vuurtje van afval als verwarming, of mensen die gewikkeld in niks meer dan een doek lagen te creperen).
We zagen natuurlijk ook de monumenten waarvoor we waren gekomen (de Taj Mahal, het Rode Fort in Agra met zijn vele resusaapjes, en nog zo wat). En sjaals en mutsen, want het was koud. Delhi kende de koudste dag in zeven jaar met 12 graden Celsius en dichte mist. Nog nooit meegemaakt: na de landing op het vliegveld van Delhi was het zicht zo slecht dat zelfs de voorrijwagen van de luchthaven verdwaalde op weg naar de gate, waardoor we uiteindelijk 3,5 uur in het vliegtuig moesten wachten voor we eindelijk voet op Indiase bodem konden zetten. De mist was hardnekkig. Alleen de eerste en de derde dag kwam de zon er 's middags even door, waardoor de wereld er nog kleurrijker uitzag.
Maar goed, dat zijn geen problemen als je ziet in wat voor omstandigheden de armen zich daar staande moeten houden. Dan hebben de dieren het makkelijker, want die worden tenminste nog gevoed, zoals de koe hiernaast in de straat die leidt naar de Taj Mahal. Alle tijd om even rustig om zich heen te kijken, wachtend op de stoep. Fascinerend land.
05 januari 2010
File
Rechts loopt voor de tweede keer dezelfde vrouw voorbij: pet met klep op het hoofd, handen in de jaszakken, stevige tred, de granieten blik strak vooruit. Ze wandelt stug door, langs de onafzienbare rij auto's die zich door het dal slingert. Hoe lang staan we nu al stil? Je besef van tijd en ruimte verdwijnt langzaam als je de hele dag in de file staat. In de laatste vier uur hebben we dertig kilometer afgelegd. Motor starten, lichten aan, stukje rijden, motor uit, lichten uit, tien minuten stilstaan, enzovoorts. Links besneeuwde bergen, rechts besneeuwde bergen, achter ons auto's, voor ons auto's.
We zijn op de terugweg van onze skivakantie in het oostelijke puntje van Zwitserland. De route voert door Oostenrijk. En daar moet je dus niet zijn op de eerste zaterdag van het nieuwe jaar. Het wordt koud in de auto. Buiten rennen twee meisjes voorbij. 'Oh the glory when you ran outside', zingt Sufjan Stevens. Nergens politie te zien, geen idee wat er aan de hand is, want aan verkeersinformatie doet men niet in dit deel van Oostenrijk. Daar komt de vrouw met de granieten blik weer langszij. Na elke bocht wordt de hoop op verlossing opnieuw de grond in geboord. Hoe kan dit in vredesnaam, vragen we ons af?
Machteloze woede maakt langzaam maar zeker plaats voor berusting. We krijgen een zetje van de Duitse auto achter ons. Sorry, mompelt de bestuurder verdwaasd. Dit is traditie, vertelt een van de schaarse landgenoten in de file ons uiteindelijk. Duitsers gaan altijd allemaal tegelijk op zaterdag naar huis na hun skivakantie. Sonntag Ruhetag. Waarom weten wij dat niet?
Na zeveneneenhalf uur zijn we de file uit. Nooit meer Oostenrijk.
(Deze post staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden').
We zijn op de terugweg van onze skivakantie in het oostelijke puntje van Zwitserland. De route voert door Oostenrijk. En daar moet je dus niet zijn op de eerste zaterdag van het nieuwe jaar. Het wordt koud in de auto. Buiten rennen twee meisjes voorbij. 'Oh the glory when you ran outside', zingt Sufjan Stevens. Nergens politie te zien, geen idee wat er aan de hand is, want aan verkeersinformatie doet men niet in dit deel van Oostenrijk. Daar komt de vrouw met de granieten blik weer langszij. Na elke bocht wordt de hoop op verlossing opnieuw de grond in geboord. Hoe kan dit in vredesnaam, vragen we ons af?
Machteloze woede maakt langzaam maar zeker plaats voor berusting. We krijgen een zetje van de Duitse auto achter ons. Sorry, mompelt de bestuurder verdwaasd. Dit is traditie, vertelt een van de schaarse landgenoten in de file ons uiteindelijk. Duitsers gaan altijd allemaal tegelijk op zaterdag naar huis na hun skivakantie. Sonntag Ruhetag. Waarom weten wij dat niet?
Na zeveneneenhalf uur zijn we de file uit. Nooit meer Oostenrijk.
(Deze post staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden').
Abonneren op:
Posts (Atom)