Rechts loopt voor de tweede keer dezelfde vrouw voorbij: pet met klep op het hoofd, handen in de jaszakken, stevige tred, de granieten blik strak vooruit. Ze wandelt stug door, langs de onafzienbare rij auto's die zich door het dal slingert. Hoe lang staan we nu al stil? Je besef van tijd en ruimte verdwijnt langzaam als je de hele dag in de file staat. In de laatste vier uur hebben we dertig kilometer afgelegd. Motor starten, lichten aan, stukje rijden, motor uit, lichten uit, tien minuten stilstaan, enzovoorts. Links besneeuwde bergen, rechts besneeuwde bergen, achter ons auto's, voor ons auto's.
We zijn op de terugweg van onze skivakantie in het oostelijke puntje van Zwitserland. De route voert door Oostenrijk. En daar moet je dus niet zijn op de eerste zaterdag van het nieuwe jaar. Het wordt koud in de auto. Buiten rennen twee meisjes voorbij. 'Oh the glory when you ran outside', zingt Sufjan Stevens. Nergens politie te zien, geen idee wat er aan de hand is, want aan verkeersinformatie doet men niet in dit deel van Oostenrijk. Daar komt de vrouw met de granieten blik weer langszij. Na elke bocht wordt de hoop op verlossing opnieuw de grond in geboord. Hoe kan dit in vredesnaam, vragen we ons af?
Machteloze woede maakt langzaam maar zeker plaats voor berusting. We krijgen een zetje van de Duitse auto achter ons. Sorry, mompelt de bestuurder verdwaasd. Dit is traditie, vertelt een van de schaarse landgenoten in de file ons uiteindelijk. Duitsers gaan altijd allemaal tegelijk op zaterdag naar huis na hun skivakantie. Sonntag Ruhetag. Waarom weten wij dat niet?
Na zeveneneenhalf uur zijn we de file uit. Nooit meer Oostenrijk.
(Deze post staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden').
Geen opmerkingen:
Een reactie posten