08 juli 2012

Fietsen met Higgs

Higgs-deeltjes vergezelden me vrijdag (waarschijnlijk) op mijn fietstocht. Ik voelde ze (waarschijnlijk) in de regendruppels op mijn gezicht, bij Eikelhof. Ze zaten (waarschijnlijk) op de modder die aan mijn banden kleefde bij Boerhaar. Ze hielden (waarschijnlijk) mijn lichaam bijeen en ook mijn fiets, terwijl ik Broekland naderde. Ze maakten (waarschijnlijk) ook de weg die in Middel onder mijn wielen doorschoot mogelijk en (waarschijnlijk) eveneens de wind die in mijn gezicht blies, vlak voor Heino. Ook de zonnestralen, de paddenstoelen in het bos, de vogels in de lucht en de bloemen langs de weg waren er (waarschijnlijk) dankzij de Higgs-deeltjes. Net als de limonade in mijn bidons, de pijn in mijn armen en de gedachten in mijn hoofd.
Het bestaan van het elementaire deeltje dat materie massa geeft is dus (waarschijnlijk) aangetoond. Zonder het Higgs-deeltje zouden volgens de standaardtheorie alle andere deeltjes met de snelheid van het licht kriskras door elkaar vliegen en is de vorming van materie niet mogelijk.
Nu wil ik het belang van de theoretische fysica niet onderschatten, maar ik heb zo'n vermoeden dat we ook zonder de ontdekking van het Higgs-deeltje gewoon zouden kunnen blijven fietsen. We hebben het als mensen immers al zo'n twee miljoen jaar zonder Higgs gedaan. En een aardig tijdje daarvoor was er ook al heel wat andere materie gevormd.
In de media is het '(waarschijnlijk)' allang geschrapt, terwijl de natuurkundigen zich alweer achter het hoofd krabben: zijn er niet meerdere soorten Higgs-deeltjes? Is het standaardmodel niet te simpel? Het wachten is op een aanpassing, waarna we weer op zoek kunnen naar het volgende deeltje dat de puzzel compleet maakt.
Toen ik langs Windesheim fietste, waar de vlierbes (waarschijnlijk) mede dankzij het Higgs-deeltje uitbundig bloeide, moest ik aan wetenschapsfilosoof Karl Popper denken. Want is het niet een beetje een rare manier van wetenschap bedrijven? Volgens de deeltjestheorie waar we nu met zijn allen in geloven moet er een bepaald soort deeltje bestaan, dus bouwen we een installatie van een paar miljard waarmee dat deeltje wellicht is aan te tonen. We treffen het (waarschijnlijk) aan. Hoera! Theorie bewezen. Alhoewel. Etcetera.

Vroeger, in de goede oude tijd, nam een wetenschapper iets waar, probeerde dat te verklaren met een theorie en deed vervolgens experimenten om te kijken of de theorie wel klopte. Volgens Popper moest je experimenten verzinnen die de theorie juist zouden kunnen 'falsificeren'. Als dat niet lukte had je een sterke theorie.
Popper, dacht ik terwijl ik Zwolle naderde, zou zich in zijn graf omdraaien als hij de deeltjesfysici bezig zou zien, die de omgekeerde weg bewandelen: eerst een theorie opstellen en vervolgens experimenten verzinnen die waarnemingen zouden kunnen opleveren die de theorie ondersteunen. 'Kwakzalverij', zou hij getergd uitroepen, vrees ik.
Maar de theoretische natuurkunde van vandaag de dag is misschien wel te ingewikkeld geworden voor Popperiaanse wetenschapsbeoefening. Het is (vrees ik) een soort van religie aan het worden, met de Grote Fysici als hogepriesters. Daarbij moeten steeds grotere bokkensprongen genomen worden om de verschijnselen in een theoretisch kader te kunnen dwingen. Sommige wetenschappers hebben het geloof in de Theorie van Alles inmiddels opgegeven, maar de meeste fysici zijn zover nog niet. Nederigheid is een gave die niet iedereen gegeven is.
Misschien dat de vondst van het graviton - nog zo'n heilige graal uit de deeltjesfysica - de Grote Fysici ooit nog eens met beide benen op de grond zet. Maar ik vermoed dat ze altijd blijven zweven, ver boven ons gewone stervelingen, op zoek naar nieuwe vergezichten.
En misschien is dat maar goed ook.

Geen opmerkingen: