En je draait je om en fietst verder. De Blümlisalp laat zich vandaag niet zien. Het is een klim van niks tot nu toe. Alleen de eerste kilometers tot Scharnachtal stond er 7 of 8 procent op je hoogtemetertje. Je passeert het schoolplein, waar je voor het eerst verliefd was en je ziet dat er goddank weinig is veranderd sinds die zomer, lang geleden. Genoeg nu, denk je, en je schudt je jeugdherinneringen van je af en concentreert je op de Griesalp, samen met de Niesen je eigen, persoonlijke mythische berg. Na Kiental duurt het nog lang voordat de echte klim eindelijk begint. Maar als het zover is ontdek je tot je grote genoegen dat de laatste twee kilometer van je jeugdberg inderdaad de zwaarste klim vormen die je ooit deed: 14 procent gemiddeld, met pieken tot 28 procent. Het slaat niet eens in de benen, merk je tot je verbazing. En als je eindelijk boven bent, hijg je nauwelijks. De pijn zit onder je longen. Harder fietsen dan 7 kilometer per uur lukt niet.
Dat blijkt te kloppen. Meteen na de Kanderbrücke in Reichenbach zie je de weg omhoog lopen. Na een paar honderd meter is ook deze weg Gebührenpflichtig en je weet: ook nu weinig auto's op de weg. Even later miauwen twee buizerds vlak boven je hoofd, zodat je toch je zonnebril maar weer opzet uit angst voor een aanval. Ook de Niesen blijkt loodzwaar, merk je als je precentagetellertje na vier kilometer klimmen tegen 8,5 procent, opeens niet meer onder de 10 komt. Maar de alpenweides vergoeden veel en als je naar de overkant kijkt, kun je op sommige stukken het Huis zien liggen, als een nietig geel stipje aan de horizon. En je realiseert je dat die boom daar, net onder het Huis, een appelboom is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten