03 augustus 2009

De wijde blik


Hoe opener het landschap, hoe wijder de blik. Dat viel me zaterdag weer eens op toen ik een tochtje van 100 kilometer maakte over de Veluwe en langs de IJssel. Op de heenweg, door en langs de bossen, was ik ook in mijn hoofd vooral met fietsen bezig, maar toen ik bij Emst de Veluwe verliet en richting Terwolde fietste, dacht ik vooral na over God. Het kan ook de cadans zijn geweest die de geest verruimde, maar ik denk dat het meer met de open luchten en de weidsheid van het landschap te maken had.
Dat van God zal ik uitleggen. Ik lees momenteel (al een paar maanden trouwens, het is taaie kost) De brief aan de Romeinen van Karl Barth, een van de bekendste theologische werken van de vorige eeuw. Een van de stellingen van Barth is dat God principieel onkenbaar is en radicaal anders. Ons voorstellingsvermogen schiet volledig tekort als het over God gaat. Barths Godsbeeld spreekt me erg aan. Het impliceert namelijk dat wij niks zinnigs kunnen zeggen over God en dat ook de benaming 'God' eigenlijk een zwaktebod is. God breekt hooguit in in ons leven, waardoor we een glimp op kunnen vangen van Hem (of is God Het?, of allebei en geen van beide? God als persoon zien, is ook weer zo'n inkapselende antropomorfisering van het/de Onzegbare, net als al die hoofdletters trouwens).
Geloof jij dan in het bestaan van God, zou u zich nu kunnen afvragen? Nou, ik geloof vooral in de beperktheid van de mens en kan heel slecht tegen mensen die denken de waarheid in pacht te hebben (of die waarheid nu religieus dan wel wetenschappelijk beargumenteerd wordt). Eén van de belangrijkste lessen van de evolutietheorie is volgens mij namelijk de principiële beperktheid van het dier mens. Wij denken wel alles te weten en dat we de wereld naar onze hand hebben gezet en de natuur bijna overal in cultuur hebben gebracht, maar vertel dat maar eens aan de vlieg die u 's nachts uit uw slaap houdt. Hij lacht u vierkant uit (tenminste, als hij een mens zou zijn). Ik wil maar zeggen: insecten zijn in evolutionair opzicht een oneindig meer succesvolle soort dan de mens en zij zullen ons ruimschoots overleven. En ze zijn niet de enige.
Maar wat ik bedoel is dit: er is oneindig veel dat ons begrip te boven gaat. Leven, dood, het begin, de eeuwigheid, de ervaringswereld van de mug, en die ontelbaar veel miljoenen '...'-en waar we niet eens een naam voor hebben omdat we hun bestaan niet waarnemen - we weten er niks van en die zo veelgeprezen Ratio van ons (die overigens ook maar een afgeleide van ons gevoel is, maar die ons toevallig de laatste eeuwen zoveel evolutionaire voordeeltjes heeft opgeleverd dat we hem als God zelve zijn gaan beschouwen) kan ons daar ook niet bij helpen. En voor al dat onzegbare is God nog niet eens zo'n gekke benaming. En laat ik het maar gewoon toegeven: waar ik er lange tijd van overtuigd was dat dit leven en deze wereld vooral een toevallig product van blinde evolutie waren, ben ik daar nu niet zo zeker meer van. De gedachte dat er een sturend 'Iets' is, komt me tegenwoordig toch iets waarschijnlijker voor, al denk ik dus wel dat dat Iets zich radicaal aan ons begripsvermogen onttrekt en we er dus niks zinnigs over kunnen zeggen.
Dat schoot door mijn hoofd in het weidse IJsselland. Maar ik dacht daarnaast natuurlijk ook aan mijn gemiddelde snelheid. Die lag zaterdag namelijk op 28,9 km per uur, wat ongekend hoog is voor mijn doen. Dat is dan de invloed van die Mont Ventoux weer. Enfin, tot zover.

1 opmerking:

Reinier zei

Beste Job,



Ik ben het volledig met je eens. Althans, in de zin dat ik het volledig met iemand eens bent die zegt: ‘Pinguïns hebben een snavel.’ Geen speld tussen te krijgen. Maar een pinguïn is meer dan een snavel.



Ik denk echter dat je niet radicaal genoeg bent en nog van alles projecteert op het Onzegbare. Als het Onzegbare echt zo onzegbaar is, kun jij bijvoorbeeld niet bepalen of het al of niet persoonlijk is. Is het kinderlijk een gezicht te projecteren in het Onzegbare? Inderdaad hebben kinderen de neiging blokjes hout persoonlijke kenmerken toe te schrijven, zoals gevoelens. Maar nog kleinere kinderen hebben de omgekeerde neiging: zij kunnen zonder enig meeleven een sprinkhaan een poot uittrekken of een zusje meppen. Zij ont-persoonlijken en ‘verdingen’ alles.



Ook je ‘inkapselende antopomorfisering’ vind ik een terechte kritiek. Dat zie ik veel gebeuren en een God inkapselen is behalve ondoenlijk ook absurd. De vraag is alleen: Sta je het God toe als hij/zij/het zichzelf inkapselt in mensen-vorm? Mag het Onzegbare zich persoonlijk uiten? Het zijn niet de geringsten die dat God verbieden, zoals vele respectabele Joodse en filosofische tradities, maar ik vind dat niet bij voorbaat duidelijk.



Afijn, dit dacht ik bij je prettig leesbare en diepzinnige tekst.



Mzzl