Eén van mijn collega’s op de redactie van deze onvolprezen krant (u mag zelf raden wie) verwisselt vaker van auto dan van onderbroek. Hij is pas 34 jaar, maar heeft al 128 auto’s versleten. Ik heb niks met auto’s. Zo lang het ding rijdt, een beetje comfortabel zit en niet te vaak problemen oplevert, ben ik tevreden. Zo komt het dat ik inmiddels al acht jaar in een Renault Laguna rij, mijn tweede auto ooit. Ik kocht hem toen hij al 110.000 kilometer had gereden.
Na een paar maanden ontdekte ik stukjes glas in de stoelzitting, littekens van een moeilijke jeugd. Inmiddels staan er bijna 280.000 kilometer op de teller. Dat schijnt vrij bijzonder te zijn voor een auto met een benzinemotor. Mijn Laguna en ik hebben samen heel Nederland gezien, we raasden over de Duitse Autobahn en overleefden smalle autosnelwegen in Italië; hij bracht mij over vele bergpassen, startte zonder aarzeling bij -22 graden Celsius en weigerde in al die jaren slechts één keer dienst door een klein ongemakje (terwijl de Laguna bij de Wegenwacht toch bekend staat als een notoir probleemgeval). De laatste jaren heeft mijn trouwe vierwieler zelfs spontaan enkele kwaaltjes zelf opgelost. Een lek in het koelsysteem was vorig jaar opeens weer dicht en een raar geluid bij de uitlaat verdween op even wonderbaarlijk wijze.
Ik heb helemaal niks met auto’s, maar de band met mijn Laguna wordt steeds sterker naarmate het afscheid dichterbij komt. Vanmorgen bracht ik hem naar de garage voor misschien wel zijn laatste bandenwissel. Bij het afscheid gaf ik hem een bemoedigend klopje op het dashbord. Sterkte jongen, zet hem op.
28 april 2009
14 april 2009
Column DvhN: God als gat
"God is het gat in onze kennis", zei de Groningse filosoof Coen Simon zaterdag in deze krant. Ik vond het een mooie uitspraak om in het paasweekeinde wat op te herkauwen. Met Pasen herdenken we immers de opstanding van Jezus, de mensgeworden God (dit even voor degenen onder u die dat niet weten; u schijnt met velen te zijn; tenminste, dat beweerde deze krant vrijdag). Veel christenen beschouwen de opstanding als een vaststaande, historische waarheid. Als kennis dus. Zoals EO-coryfee Andries Knevel, die zaterdag in de Volkskrant bijna een pagina de ruimte kreeg om die visie met rationele argumenten kracht bij te zetten.
Voortbordurend op Simon zou je Jezus ook kunnen zien als het mensgeworden gat in onze kennis. Jezus’ leven, zijn lijden, zijn sterven en zijn opstanding, zoals beschreven in de evangeliën, worden dan (bijvoorbeeld) een metaforische openbaring van onbegrijpelijke, alomvattende liefde en onbaatzuchtigheid, die ons voorstellingsvermogen te boven gaat. En dat is weer een fijne inspiratiebron voor meditatie, gedachtenexperimenten, je eigen ethische handelen of desnoods een mystieke ervaring. Enfin, het houdt je van de straat.
Ik combineerde het herkauwen op Simons uitspraak met het lezen van De Bijbel van Karen Armstrong. Daarin laat de Britse godsdiensthistorica zien op welke uiteenlopende wijzen de bijbel in de loop der eeuwen geïnterpreteerd is. Het is een zeer verhelderend boek, waaruit onder meer blijkt dat Simons ’God als gat’-gedachte een veel langere traditie kent dan de rationalistische benadering van de bijbel die Knevel en de zijnen (onder wie de creationisten) voorstaan. Die is namelijk nog geen 150 jaar oud.
Voortbordurend op Simon zou je Jezus ook kunnen zien als het mensgeworden gat in onze kennis. Jezus’ leven, zijn lijden, zijn sterven en zijn opstanding, zoals beschreven in de evangeliën, worden dan (bijvoorbeeld) een metaforische openbaring van onbegrijpelijke, alomvattende liefde en onbaatzuchtigheid, die ons voorstellingsvermogen te boven gaat. En dat is weer een fijne inspiratiebron voor meditatie, gedachtenexperimenten, je eigen ethische handelen of desnoods een mystieke ervaring. Enfin, het houdt je van de straat.
Ik combineerde het herkauwen op Simons uitspraak met het lezen van De Bijbel van Karen Armstrong. Daarin laat de Britse godsdiensthistorica zien op welke uiteenlopende wijzen de bijbel in de loop der eeuwen geïnterpreteerd is. Het is een zeer verhelderend boek, waaruit onder meer blijkt dat Simons ’God als gat’-gedachte een veel langere traditie kent dan de rationalistische benadering van de bijbel die Knevel en de zijnen (onder wie de creationisten) voorstaan. Die is namelijk nog geen 150 jaar oud.
10 april 2009
Column DvhN (oud maar weer actueel): The Passion of the Christ
Hij is vijf jaar oud maar kan nog best mee, deze column van vijf jaar geleden (de film is op paaszaterdag te zien op tv):
Toeschouwers die ter plekke dood neervallen; neonazi's die na afloop huilend van berouw naar het politiebureau rennen; extatische bekeringsverhalen en heftige demonstraties buiten de bioscoopzalen. De wereldwijde ophef rond The Passion of the Christ, maakt nieuwsgierig. Dus ik hollend naar de bioscoop. Ik was zestien jaar toen het geloof mij definitief ontviel. God bestaat, concludeerde ik destijds, maar alleen in de gedachten van mensen. Het duurde even, maar uiteindelijk werd mijn leven er een stuk aangenamer op.
De interesse in geloofszaken ben ik echter nooit verloren. En ik ben een blijmoedig mens en sta open voor alles. Dat viel dus tegen. Twee uur lang heb ik verveeld toegekeken. Het eerste uur vanwege de saaiheid van de film (dat krijg je als je de scènes en teksten al letterlijk van buiten kent); het tweede uur vanwege de al snel afstompende orgie van bloed en geweld. En het vermeende antisemitisme van de film dan? Ja hallo, dan zijn de bijbel en Bachs Matthäus Passion ook antisemitisch.
Door de volledige concentratie op het fysieke lijden van Jezus in The Passion, dringt zich - als je een beetje door de bloedspetters heenkijkt - wel nadrukkelijk de vraag op wat één dag extreem lijden nu eigenlijk zo bijzonder maakt? Een beetje politiek gevangene in een schurkenstaat heeft het tegenwoordig al zwaarder, om nog maar te zwijgen van het jarenlange lijden in de concentratiekampen. En voor zover ik weet, is daar nog nooit iemand na drie dagen weer uit de dood opgestaan met slechts gaten in handen en voeten. Maar ik geloof niet dat het filmmaker Mel Gibson daarom te doen was.
Toeschouwers die ter plekke dood neervallen; neonazi's die na afloop huilend van berouw naar het politiebureau rennen; extatische bekeringsverhalen en heftige demonstraties buiten de bioscoopzalen. De wereldwijde ophef rond The Passion of the Christ, maakt nieuwsgierig. Dus ik hollend naar de bioscoop. Ik was zestien jaar toen het geloof mij definitief ontviel. God bestaat, concludeerde ik destijds, maar alleen in de gedachten van mensen. Het duurde even, maar uiteindelijk werd mijn leven er een stuk aangenamer op.
De interesse in geloofszaken ben ik echter nooit verloren. En ik ben een blijmoedig mens en sta open voor alles. Dat viel dus tegen. Twee uur lang heb ik verveeld toegekeken. Het eerste uur vanwege de saaiheid van de film (dat krijg je als je de scènes en teksten al letterlijk van buiten kent); het tweede uur vanwege de al snel afstompende orgie van bloed en geweld. En het vermeende antisemitisme van de film dan? Ja hallo, dan zijn de bijbel en Bachs Matthäus Passion ook antisemitisch.
Door de volledige concentratie op het fysieke lijden van Jezus in The Passion, dringt zich - als je een beetje door de bloedspetters heenkijkt - wel nadrukkelijk de vraag op wat één dag extreem lijden nu eigenlijk zo bijzonder maakt? Een beetje politiek gevangene in een schurkenstaat heeft het tegenwoordig al zwaarder, om nog maar te zwijgen van het jarenlange lijden in de concentratiekampen. En voor zover ik weet, is daar nog nooit iemand na drie dagen weer uit de dood opgestaan met slechts gaten in handen en voeten. Maar ik geloof niet dat het filmmaker Mel Gibson daarom te doen was.
Abonneren op:
Posts (Atom)