Maandag is F. Springer overleden. Toen ik het nieuws vanmiddag hoorde moest ik denken aan vroeger. Ik was ontroerd. Voor mij is F. Springer de grootste Nederlandse schrijver van zijn generatie. Maar op de tv is meer aandacht voor Joe Frazier. Daarom op deze plek dan maar onderstaand verhaal, dat ik schreef voor Dagblad van het Noorden, naar aanleiding van Springers laatste roman. Rust zacht, oude vriend.
Schepper van voorbije werelden
"Ik was bang dat we elkaar ontgroeid waren, F. Springer en ik. Onze relatie begon eind jaren zeventig, toen ik op de middelbare school verplicht de verhalenbundel Zaken Overzee moest lezen. Voor de meeste van mijn klasgenoten was Springer niet meer dan een passant, en misschien waren we als pubers ook wat te jong voor de weemoed, de milde ironie en het verlangen naar verloren paradijzen en voorbije werelden waar Springers boeken van doordrenkt zijn. Maar bij mij zat de nostalgie er blijkbaar al vroeg in. Ik vermoed dat ik een van de eerste middelbare scholieren was met vier boeken van F. Springer op zijn leeslijst Nederlands.
Jarenlang was vooral het oude werk van de diplomaat/schrijver me dierbaar. Of beter: decennialang. Want na Sterremeer, het wat tegenvallende Boekenweekgeschenk van 1990, werd onze band iets minder hecht. Elke keer als er in de jaren die volgden een nieuwe Springer verscheen, hoopte ik op de magie van meesterwerken als Quissama en Bougainville. Maar vaak volgde lichte teleurstelling. Niet dat ze slecht waren, boeken als Bandoeng-Bandung of Kandy, zeker niet. Maar het was mijn Springer niet meer. Ik heb me vaak afgevraagd waar dat aan lag en ik vermoed dat Springer me wat te serieus was geworden, het persoonlijke overstemde de ironie. En dus herlas ik zijn oudere werk om onze relatie te bestendigen. Gelukkig is er nu Quadriga – Een eindspel, de jaren geleden al aangekondigde Berlijnse roman, die door een ernstige ziekte vertraging opliep.
Springer (echte naam: Carel Jan Schneider) groeide op in Nederlands Indië. In zijn literaire werk keert hij terug naar plekken uit zijn jeugd en de landen waar hij als diplomaat werkzaam was. Zijn romans en verhalen spelen zich doorgaans af in verre oorden, zoals Nieuw-Guinea, New York, Bangladesh, Angola en Teheran, en slechts zelden in Nederland. In Quadriga is Oost-Berlijn, waar Springer van 1986 tot 1989 ambassadeur was, de plaats van handeling. De roman, genoemd naar het vierspan op de Brandenburger Tor, vertelt het verhaal van journalist en weduwnaar Robert Somers die in de jaren voor de Wende in Oost-Berlijn verliefd wordt op Monika Rittner, de gids die hem tijdens zijn bezoekjes aan de DDR begeleidt. Tien jaar later keert Somers terug naar Berlijn, in de hoop de laatste liefde uit zijn leven terug te vinden maar tegelijkertijd bang dat zijn zoektocht slaagt.
In een superieure stijl – korte zinnetjes met veel tussenvoegingen, licht-ironisch, energiek: typisch Springer dus – doet Somers verslag van zijn eerste reizen naar de DDR en zijn latere zoektocht naar Monika. Zijn relaas is luchtig (soms iets te), bij vlagen hilarisch, maar tegelijkertijd ook bijna pijnlijk intiem. De spanning tussen enerzijds het grimmige leven in de DDR – Springer weet uitstekend de sfeer van een film als Das Leben der Anderen op te roepen – en anderzijds het oude-jongens-krentenbroodwereldje van buitenstaanders als Somers, de wat louche historicus Behrman met zijn goede contacten in de communistische partij en de olijke Raaf (de Nederlandse ambassadeur in Oost-Berlijn), is schrijnend.
Terwijl Somers uitgebreid over zijn verliefdheid neuzelt, heeft zijn gids wel wat anders aan haar hoofd. ’Frau Monika’ (getrouwd met een hooggeplaatste ’Genosse’) zit volledig verstrikt in het web van de dictatuur, waar in elke bloemenvaas een microfoontje kan zitten (‘Feind hört mit!’) en iedereen een verklikker of Stasi-medewerker kan zijn, inclusief zijzelf trouwens. Voor haar is de journalist uit Nederland hooguit een affaire van een nacht of een schim van een verliefdheid. Als de Nederlandse sterverslaggever in november 1989 zijn journalistieke werk veronachtzaamt en zelfs de val van de Muur laat schieten door zijn obsessie voor zijn mooie gids, probeert Monika Rittner zich wanhopig het vege lijf te redden in een wereld waar alle zekerheden wegvallen.
Het is razend knap hoe Springer de historische gebeurtenissen vermengt met de persoonlijke beslommeringen van zijn personages en de verschillende stemmen in de roman tot een eenheid weet te smeden. De combinatie van melancholie en onderhuidse ironie, waar Springer het patent op heeft, komt tot volle glorie in Somers’ verslag van zijn zoektocht naar Monika, ruim tien jaar na de Wende. En natuurlijk gaat het in Quadriga ook weer over de betrouwbaarheid van herinneringen, een bekend Springer-thema.
Het verhaal eindigt met een briljante zin, waarvan ik de inhoud niet zal verraden omwille van de plot. In een paar woorden weet Springer Robert Somers’ herinnering aan een liefde, die misschien wel helemaal geen liefde was, tegelijkertijd samen te ballen en uiteen te laten spatten. Het zoveelste al dan niet denkbeeldige paradijs is vervluchtigd en opgegaan in de werkelijkheid van alledag. Voor mij is het de mooiste zin die ik de laatste jaren gelezen heb.
Springer is nu 78 jaar oud. Een eindspel luidt de ondertitel van Quadriga en dat is op meerdere manieren op te vatten. De roman speelt zich af in de tijd dat het communistische regime in de DDR zijn laatste zetten doet. Het is ook de weerslag van een laatste, grote liefde. Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het ook het eindspel is van een oeuvre. Een waardig eindspel van een schrijver, die mij – ondanks enkele minder aansprekende werken – dierbaarder is dan de Grote Drie samen. Een schepper van voorbije werelden die, hoewel ongekend, door zijn boeken een persoonlijke vriend is geworden. Ik blijf de komende jaren hopen op een laatste zet."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten