25 juli 2011
Raar
Ook tijdens mijn fietstochtjes in Zwitserland kwam ik veel dode dieren tegen. Langs de kant van de weg lagen: een piepklein, nog blind muisje, een felgroene sprinkhaan, een vers aangereden marter, div. insecten, et cetera. Maar het meest bijzondere schepsel was toch wel deze forel. Hij lag langs de kant van de drukke weg rond de Zürichsee, in het plaatsje Stäfa. Raar.
16 juli 2011
Fietser/verzamelaar
Dan ben je weer eens op jacht op de racefiets en zie je ze opeens vanuit je ooghoek staan, rechts voor je, langs het zandpad: cantharellen, de eerste van het seizoen. Op een plek waar je ze gewoon legaal kunt plukken. Je leegt je bidon en vult hem met het eigele goud. Eenmaal thuis blijkt het een ons te zijn, genoeg voor een eenvoudig doch voedzaam maal. Even verderop ontwaar je in de brandende zon een weelderig braambos vol zwarte vruchten. Ook gewoon langs de kant van de weg, en weer stop je en nu leeg je je andere bidon die je tot de rand toe vult. En even later rij je, een pond bramen rijker, met rode handen naar huis. En je voelt dat de jager/verzamelaar in je innig tevreden is, ook al weet je best dat je voor een euro op de markt veel betere bramen kunt krijgen. Maar je weet ook: zelf gekocht is fundamenteel anders dan zelf geplukt.
02 juli 2011
De bergen van vroeger
Dan sta je daar weer, in Scharnachtal, uitkijkend op de Niesen, onderweg naar de Griesalp. Vlak onder de top zie je het Niesenbaantje in de eerste tunnel verdwijnen. En je hoort het ruisen van de Kander in het dal beneden dat zich vermengt met het lawaai van het verkeer. Vlak onder je, in de bocht, ligt het Huis. Het is in 1898 gebouwd, zie je nu, 35 jaar later, voor het eerst. Net als alle voorgaande keren dat je er langs kwam is er geen mens te bekennen. Gelukkig maar. Nu zou zo maar het raam op de bovenste verdieping open kunnen gaan, waar je tante Cora haar kamer had. 'Doe je wel voorzichtig, lieve jongen!' Ach, Scharnachtal...
En je draait je om en fietst verder. De Blümlisalp laat zich vandaag niet zien. Het is een klim van niks tot nu toe. Alleen de eerste kilometers tot Scharnachtal stond er 7 of 8 procent op je hoogtemetertje. Je passeert het schoolplein, waar je voor het eerst verliefd was en je ziet dat er goddank weinig is veranderd sinds die zomer, lang geleden. Genoeg nu, denk je, en je schudt je jeugdherinneringen van je af en concentreert je op de Griesalp, samen met de Niesen je eigen, persoonlijke mythische berg. Na Kiental duurt het nog lang voordat de echte klim eindelijk begint. Maar als het zover is ontdek je tot je grote genoegen dat de laatste twee kilometer van je jeugdberg inderdaad de zwaarste klim vormen die je ooit deed: 14 procent gemiddeld, met pieken tot 28 procent. Het slaat niet eens in de benen, merk je tot je verbazing. En als je eindelijk boven bent, hijg je nauwelijks. De pijn zit onder je longen. Harder fietsen dan 7 kilometer per uur lukt niet.
Terug in het dal besluit je om dan ook maar de Niesen op te fietsen, die andere berg van vroeger. Vanuit het Huis zag je altijd die ene bocht in de weg, waar die uit de rotsen was gehouwen. En op de kaart had je gezien dat die tot halverwege de Niesen verhard zou zijn.
Dat blijkt te kloppen. Meteen na de Kanderbrücke in Reichenbach zie je de weg omhoog lopen. Na een paar honderd meter is ook deze weg Gebührenpflichtig en je weet: ook nu weinig auto's op de weg. Even later miauwen twee buizerds vlak boven je hoofd, zodat je toch je zonnebril maar weer opzet uit angst voor een aanval. Ook de Niesen blijkt loodzwaar, merk je als je precentagetellertje na vier kilometer klimmen tegen 8,5 procent, opeens niet meer onder de 10 komt. Maar de alpenweides vergoeden veel en als je naar de overkant kijkt, kun je op sommige stukken het Huis zien liggen, als een nietig geel stipje aan de horizon. En je realiseert je dat die boom daar, net onder het Huis, een appelboom is.
En je draait je om en fietst verder. De Blümlisalp laat zich vandaag niet zien. Het is een klim van niks tot nu toe. Alleen de eerste kilometers tot Scharnachtal stond er 7 of 8 procent op je hoogtemetertje. Je passeert het schoolplein, waar je voor het eerst verliefd was en je ziet dat er goddank weinig is veranderd sinds die zomer, lang geleden. Genoeg nu, denk je, en je schudt je jeugdherinneringen van je af en concentreert je op de Griesalp, samen met de Niesen je eigen, persoonlijke mythische berg. Na Kiental duurt het nog lang voordat de echte klim eindelijk begint. Maar als het zover is ontdek je tot je grote genoegen dat de laatste twee kilometer van je jeugdberg inderdaad de zwaarste klim vormen die je ooit deed: 14 procent gemiddeld, met pieken tot 28 procent. Het slaat niet eens in de benen, merk je tot je verbazing. En als je eindelijk boven bent, hijg je nauwelijks. De pijn zit onder je longen. Harder fietsen dan 7 kilometer per uur lukt niet.
Terug in het dal besluit je om dan ook maar de Niesen op te fietsen, die andere berg van vroeger. Vanuit het Huis zag je altijd die ene bocht in de weg, waar die uit de rotsen was gehouwen. En op de kaart had je gezien dat die tot halverwege de Niesen verhard zou zijn.
Dat blijkt te kloppen. Meteen na de Kanderbrücke in Reichenbach zie je de weg omhoog lopen. Na een paar honderd meter is ook deze weg Gebührenpflichtig en je weet: ook nu weinig auto's op de weg. Even later miauwen twee buizerds vlak boven je hoofd, zodat je toch je zonnebril maar weer opzet uit angst voor een aanval. Ook de Niesen blijkt loodzwaar, merk je als je precentagetellertje na vier kilometer klimmen tegen 8,5 procent, opeens niet meer onder de 10 komt. Maar de alpenweides vergoeden veel en als je naar de overkant kijkt, kun je op sommige stukken het Huis zien liggen, als een nietig geel stipje aan de horizon. En je realiseert je dat die boom daar, net onder het Huis, een appelboom is.
Abonneren op:
Posts (Atom)