23 maart 2012

Boze geesten

Ondanks het mooie weer was het woensdag een dag voor boze geesten. Ik kwam er drie tegen tijdens mijn eerste voorjaarsrit.

1. "Daar heb je weer zo'n bosvernieler", zei een oude mevrouw in Boswachterij Staphorst tegen me.
Ze stond een paar meter verderop. Ik had haar niks gevraagd.
Terwijl ik op mijn kaart keek, kwam er een mountainbiker aangefietst. Hij reed keurig op het fietspad dat ik nu juist wilde vermijden: zand en steentjes, niet geschikt voor racefietsers.
"Ze maken alles kapot. Maar je moet ze eens horen als er een hond losloopt in het bos!"
De oude vrouw draaide zich mismoedig om. Ik zag geen hond, maar vermoedde dat er een blafapparaat ergens onaangelijnd tussen de bomen rondzwierf.
"Sommige mensen zijn bang voor honden, mevrouw", zei ik tegen haar.
 "Als je je hond los laat lopen krijg je meteen een boete. Ze zouden die bosvernielers eens een bekeuring moeten geven!"
Ze klonk verongelijkt.
"Die meneer op zijn mountainbike reed keurig over het fietspad, mevrouw."
"Puur toeval", zei ze. "Bosvernielers zijn het."
Ze werd steeds kwader. Ik vouwde mijn kaart op en stapte op mijn racefiets.
"Een prettige middag nog mevrouw", zei ik toen ik haar passeerde. Ze keek me aan met een argwanende blik in haar ogen en zei niks terug.

2. Ik was voor de zoveelste keer vandaag verdwaald. Vlak daarvoor was ik nog vloekend en tierend Meppel binnen gefietst, toen mijn telefoon ging.
"Job, met G. Stoor ik?"
"Nee hoor", zei ik. Ik had weer eens een verkeerde afslag genomen en was in westelijke richting afgedwaald, terwijl ik naar het Zuiden moest, naar IJhorst.
G. had nieuws waar ik nog chagrijniger van werd. Met de pest in het lijf fietste ik door De Wijk en IJhorst. Ik was moe en had geen zin meer, maar het was nog zeker dertig kilometer naar Zwolle.
Toen ik bij de boze mevrouw wegfietste, vroeg ik me af waarom ik zelf eigenlijk zo boos was geweest, even daarvoor. Waarom maken we het onszelf soms zo moeilijk? Het was mooi weer en vijf kilometer extra op de racefiets is geen straf als je van huis bent vertrokken voor een ritje van tachtig kilometer. 'Als je niet moe wilt worden, moet je niet gaan fietsen', hield ik mezelf voor. Met de boosheid verdween ook de vermoeidheid. Dat de wind was gedraaid, en net als op de heenweg schuin in de rug waaide, hielp ook.

3. Ik had het graf van mijn hardloper bezocht, in Ruinerwold. Volgende week gaat het toneelstuk in première, dat Jan Veldman van mijn boek maakte. Reden genoeg om weer eens bij hem langs te gaan.
"Hoe is het, ouwe", vroeg ik, terwijl ik op het bankje zat, vlak naast de kist met botten.
Geen antwoord natuurlijk. Ook boze geesten zwijgen als ze dood zijn. Bijna veertig jaar is Luurt Huizenga al niet meer onder ons. Rondom hem liggen genoeg Drenten begraven die minder lang op aarde hebben rond gelopen. Het zal wel inbeelding zijn geweest, maar ik meende nog steeds de boosheid te kunnen voelen die zijn leven zo heeft verzuurd.
Nochtans was het was fijn mijmeren aan het graf, terwijl de vogels het voorjaar toezongen. Het was warm in de zon en mijn benen voelden vol aan. Na een half uur waren we uitgepraat.
"Nou, ouwe, het ga je goed." Met de fiets aan de hand verliet ik het kerkhof om even later een verkeerde afslag te nemen.

(Mooi boek trouwens, Boze geesten, geschreven door de meest boze geest uit de Russische literatuur. Heel actueel ook, in deze tijd waarin boosheid onze natuurlijke levenshouding lijkt te worden.)

13 maart 2012

Namen

Haerst.
Genne, Holten, Streukel, Zuideindigerslag.
Zwartewaterklooster.
De Velde, Veldiger buitenland, Kievitsnest.
Nadorsterlanden, Boven Jutjesriet.
Genne-Overwaters, Zuidelijk Jutjesriet.
Frankhuis.

Nee, de zon scheen niet.