29 september 2009

Zakdoekjes


Nou, da’s dus mooi twee dagen te laat. De NS deelt sinds gisteren papieren zakdoekjes uit tegen de Mexicaanse griep, maar bij mij sloeg het noodlot zaterdag al toe. Keelpijn, hoofdpijn, ontstuitbare snotstromen, spierpijn en ga zo maar verder. De definitieve diagnose is nog niet gesteld (koorts heb ik nog niet of nauwelijks), maar het zou zomaar eens zover kunnen zijn. Eindelijk, zou ik bijna zeggen, zowaar een voorspelling die uitkomt. Nu nog een flinke golf Mexicaantjes in mijn naaste omgeving erover heen en je zou al die economie- en klimaatprofeten ook nog bijna gaan geloven. Maar laten we niet te vroeg juichen, want het kan natuurlijk ook een gewoon verkoudheidje zijn (toegegeven: ik heb zaterdag een fietstochtje naar de Holterberg gemaakt met iets te weinig kleren aan en ’s avonds ook nog tot elf uur in de tuin gezeten).
Niet dat die zakdoekjes overigens veel geholpen zouden hebben, maar het gaat om het idee. Papieren zakdoekjes laat je makkelijker slingeren dan die katoenen (21 procent van ons schijnt die nog te gebruiken; ik ken eerlijk gezegd maar één iemand: mijn vader), waarmee de verspreiding van dat virus eindelijk eens goed op gang kan komen. Hoe dan ook: dat half miljoen zakdoekjes is natuurlijk slechts een afleidingsmanoeuvre, net als die zogenaamde zorg van de NS om de Mexicaanse griep. Kijk maar eens naar de bomen: de blaadjes gaan binnenkort vallen en dan weet je het wel weer. Zoals elk jaar wachten ons treinreizigers gladde rails en vertragingen van iets minder dan een half uur (dan hoeft de NS namelijk niks te vergoeden).
Helaas is dat zo’n voorspelling waarvan je wél zeker weet dat hij uit gaat komen.

(Deze post stond vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden'. Zonder die foto, natuurlijk. Voor de niet-Holterbergkenners onder u: de Motieweg is een stukje Alpe d'Huez in Nederland. Zaterdag naderde ik hem via een landweggetje met de toepasselijke naam 'Helhuizerweg'. Merkwaardig genoeg zie je vanaf daar die hele Sallandse Heuvelrug niet liggen, tot je linksaf, de Motieweg op fietst. En zelfs dan lijkt het niet echt omhoog te gaan. Maar na 200 meter gaf mijn tellertje toch echt 6% aan en na 300 meter 9%. Het is een echte heuvel.)

27 september 2009

Herfstbegin


De kastanjes zijn gevallen, de snijmaïs wordt gehakseld en zorgt voor kale, zwarte velden met vale kruisen als overblijfsels van het machinaal geknakte leven.
39 x 17, je benen malen.

De eerste modder bevlekt de weg, kastanjeschillen zorgen voor vrees voor lekke banden en koude handen - je huivert en ritst je jasje dicht.
39 x 17, je benen malen.

Op het land wordt het gras voor de laatste keer gemaaid en gedroogd, en in de bossen wachten, verscholen achter het dof geworden groen, het eerste rood en bruin en geel geduldig op hun kans.
39 x 17, je benen malen.

Paddenstoelen zo groot als kolenschoppen knallen de grond uit en bij de boerderijen die je passeert zijn de honden massaal op kuitenjacht - de tijd voor fietsers is nu toch echt voorbij is, blaffen ze, maar:
39 x 17, je benen malen.

Je fiets begint te piepen als de 5000 kilometer bereikt is, maar in de felle zon van het herfstbegin wil je doorgaan tot het donker wordt - want je weet dat de jacht op die vogel van licht en lucht nooit stopt.
39 x 17, je benen malen.

(Voor de niet-wielrenners onder u: 39 x 17 is mijn favoriete verzet - 39 tandjes voor, op dat grote tandwiel (mijn middelste) en 17 tandjes achter, op die kleine (mijn op vier na kleinste). Bij honderd omwentelingen per minuut, rij ik 29,6 kilometer per uur en meestal maal ik met een trapfrequentie van tussen de negentig en de honderd.)

De Grôte DaikBoekel


Het tactische plan was sluitend en volmaakt. Ik zou M. ongeveer vijf kilometer voor de finish zogenaamd naar voren loodsen. Op het moment dat we op kop van de koers zouden komen, zou de grote favoriete opeens links omhoog de lucht in wijzen en de kreet slaken: 'Kijk, een giraffe!' Gebruikmakend van de algehele verwarring zou ik er vervolgens op zijn Zoetemelks tussenuit piepen, want een splijtende demarrage heeft er helaas nooit in gezeten. En voordat de overige DaikBoekelaars van de schrik zouden zijn bekomen, zou ik triomferend de handen in de lucht kunnen steken voor mijn eerste en enige wieleroverwinning ooit. Maar helaas. Al na vijf kilometer wedstrijd was het voorbij. 'Morgen wordt het ook mooi weer en dan wil ik graag nog even fietsen', schoot door mijn hoofd, toen de koers na 120 kilometer en groupe net was vrijgegeven. 'Forceren zou zonde zijn.' 'Voel ik daar mijn kuit niet?' 'Misschien kan M. het maar beter zelf afmaken.' Drie van zulke gedachtes verder was ik gelost.
De volgende dag bleek die kuit helaas realiteit, waardoor ik in het Vechtdal een paar pauzes in moest lassen. Zoals bij de schaapskooi aan de Bosweg, aan de rand van het Rechterense Veld. Ik zat op een hekje en kauwde op een banaan, met alleen wat vogels om me heen. En ik realiseerde me dat ik nooit een wedstrijd zou winnen omdat die momenten me meer waard zijn dan welke zege ook.
(Voor wie toch benieuwd is naar de uitslag, hier het persbericht dat de directie van De Grôte DaikBoekel uit deed gaan: 'De Grôte Daikboekel is een koers over 141 kilometer voor 24 mannen en één vrouw, en aan het eind wint Marijn de Vries.')

16 september 2009

Luurt


Vorig jaar juni ben ik, meteen nadat ik de eerste versie van mijn boek Hardloper Huizenga - Het verhaal van een vergeten wonderatleet had afgerond, op de racefiets gesprongen en naar het graf van mijn weerbarstige held gefietst (de ondertitel was destijds trouwens nog 'De man die sneller was dan de trein'). Dat fietstochtje naar Ruinerwold was voor mijn gevoel een mooie afronding van het wordingsproces. Daar kwam bij dat het die maandagmiddag prachtig weer was en ik verlangde na drie weken schrijven hevig naar een ritje zonder woorden aan mijn kop.
Deze week, een half jaar nadat Hardloper Huizenga is verschenen, heb ik een boek naar Luurts graf gebracht. De wind waaide uit de goede richting en op het moment dat ik de begraafplaats betrad begon de zon te schijnen. Ik had een exemplaar meegenomen, ingepakt in plastic en met een persoonlijke opdracht voor de kale botten van de legendarische hardloper. Het ligt nu ergens bij de grijze grafsteen van Luurt Huizenga en zijn vrouw Aaltje Huizenga-Tinholt. Dat leek me een mooie afsluiting van mijn Huizenga-jaar, want eerlijk gezegd heb ik er zo ondertussen wel genoeg van. Een bestseller zal het boek niet worden, ondanks alle aandacht die het heeft gekregen. Maar het is goed zo. Ik schrijf deze week nog een verhaal over de vergeten volksheld voor het historische tijdschrift Stad & Lande en dat is het dan.
Op de terugweg kwam ik - in de stralende zon inmiddels - terecht op een stukje van de kunstroute De Wijk - IJhorst. Langs een stroompje, even buiten De Wijk, zat hoog in de lucht een mannetje een boek te lezen. Nu al, dacht ik. Ik groette Luurt en zette met de noordoostenwind in de rug even flink aan, op weg naar nergens.

15 september 2009

Sam Baker


Een jaar geleden vroeg mijn buurman Klaas me of ik zin had om mee te gaan naar een concert in Deventer. Daar zou ene Sam Baker optreden en dat zou heel bijzonder worden, vertelde Klaas. Ik had nog nooit van Sam Baker gehoord. Nou is Klaas een van de beste mondharmonicaspelers van Nederland en zit het doorgaans met zijn muzieksmaak wel snor, dus ik stemde zonder aarzelen toe. Het weekend voordat we naar het Burgerweeshuis zouden gaan, leende Klaas me de cd Mercy, zodat ik me een beetje kon voorbereiden.
Eerlijk gezegd was ik niet meteen onder de indruk. Goede americana, dat zeker; mooie liedjes ook en ijzersterke teksten. Maar die krassende spreekstem van de Texaanse singer-songwriter – ik vroeg me af of ik dat anderhalf uur zou volhouden.
’Wel een bijzondere stem’, zei ik tegen Klaas. ’Geweldig hè’, vond Klaas, dus ik hield me maar wat op de vlakte. Soms moet muziek in je hoofd groeien.
In het Burgerweeshuis betraden drie mannen het podium. Ze stonden op een smoezelig Perzisch tapijtje, met op een tafeltje vlak achter hen vier flesjes bier. In het midden een grijzende vijftiger, met lang, krullend haar en een gitaar. Dat was Sam Baker. Toen hij begon te zingen was het onvoorstelbaar hartverscheurend mooi. Tussendoor vertelde hij over de bomaanslag van Lichtend Pad, in een trein in Peru, waardoor zijn linkerhand verminkt was, waardoor hij doof werd aan één oor en een hersenbeschadiging opliep die zijn spraakvermogen aantastte.
Het was een van de meest indrukwekkende optredens die ik ooit heb bijgewoond. De breekbaarheid van een mensenleven omgezet in muziek. Morgenavond staat Sam Baker in De Oosterpoort in Groningen. Klaas en ik zijn present.
(Dit niet-fiets blogje staat vandaag als column in 'Dagblad van het Noorden')

07 september 2009

Dood


Om nog even bij Prediker te blijven: "Niet meer dan de dieren zijn ze, want mensen en dieren treft hetzelfde lot. Zoals een dier sterft, zo sterft ook een mens; ze delen dezelfde adem. Dat is hun beider lot." Het lot van deze egel, die ik zondag zag liggen op de IJsseldijk bij Welsum, kan ook de fietsende mens treffen. Vandaag werd ik daar weer eens mee geconfronteerd op een landweggetje, vlakbij Windesheim. Een gedegenereerde randdebiel kwam me daar in zijn Volvo met ongeveer 120 kilometer per uur tegemoet razen en meende op de hooguit zes meter brede weg zelfs nog even gas bij te moeten geven vlak voor hij me passeerde. Het gebeurde te snel en ik was te verbijsterd om zijn kenteken te noteren, want anders had u dat van me gekregen. En daarbij mijn zegen om de koplampen, alsmede de spiegels, met grof geweld aan gruzelementen te slaan als u de auto ergens zou aantreffen. Maar helaas. Ik meende de achterlijke trekeend achter het stuur - nee, het was geen allochtoon en ook geen jongere; het was een wat oudere, grijze man - zelfs even te zien lachen toen hij me voorbijreed, maar dat kan suggestie zijn geweest. "Niemand heeft macht over de dag waarop hij sterft, geen mens ontvlucht het slagveld van de dood", zegt Prediker. Maar dan toch liever niet op de bumper van zo'n Geert Wilders-stemmende polder-Basjibozoek.
Mijn favoriete dode dieren zijn slangen (natuurlijk). De zomervakantie is niet compleet zonder dode slang onder de wielen. Die op de foto hiernaast is mijn mooiste tot nu toe: een beest van anderhalve meter lang (wie de soort herkent mag het zeggen) op een weg in Piemonte. Ook in Nederland kom ik ze wel eens tegen: twee weken geleden bij Gortel op de Veluwe een kleine ringslang en vorig jaar op de oude Zuiderzeedijk even boven Blokzijl een adder.
De dood fietst mee bij elke tocht die je maakt. Daar kun je moeilijk over gaan doen of bang van worden (en thuis blijven), maar je kunt het ook gewoon aanvaarden. Het leven op de racefiets is te mooi om lang bij de dood stil te staan. Om nog een laatste keer Prediker aan te halen: "Het bestaan is leeg en vluchtig en je zwoegt en zwoegt onder de zon, dus geniet op elke dag. Het is het loon dat God je heeft gegeven."

Gereformeerde luchten


Het zal de dag wel geweest zijn (zondag), en die merkwaardige naam op de kaart (Tempelberg, vlak voor Elshof), en die film die ik vrijdagavond zag (De uitverkorene), en die boerderij met voor alle ramen alleen maar sanseveria’s. Maar het was vooral het licht: dreigende wolkenmassa’s legden een oudtestamentisch blauwsluier over het oer-Hollandse landschap tussen Liederholthuis en Middel. Ik fiets daar om wind-technische redenen bijna nooit, dus ik was extra opmerkzaam; dat zal ook meegespeeld hebben. Ik zag in zondagsrust gehulde landerijen, uitgestrekt en platgedrukt door het machtige, grauwe hemelgeweld. Hier hebben bergen geen schijn van kans en zijn kerken de enige opwaartse tendensen die geduld worden. En ik dacht: gereformeerde luchten.
Heel af en toe brak de zon magistraal door als een kortstondige openbaring van hoop op het uitverkorenschap. En ik zag mezelf in alle nietigheid voortrazen over de smalle wegen, tussen de wateren en het strenge, vruchtbare land. Niks anders om me heen dan lucht en leegte. Waarom doe ik dit eigenlijk, vroeg ik me af, terwijl ik het antwoord al wist: ijdelheid en het najagen van wind.